vrijdag, september 21, 2018

Levs harem...

Lieke Stelling laat in de Volkskrant van 21-09-2018 weten dat het ILFU de of een feministische plank mis slaat.

Laat ik even vooropstellen dat ik op basis van de ILFU-propaganda niet de indruk had gekregen dat het een feministisch festival betreft. Wel noteert het ILFU het volgende over een onderdeel van het festival, namelijk de Anna Karenina Marathon, onder de kop Samenwerking met UN Women:
Voor de marathon werkt het ILFU samen met de Nederlandse tak van UN Women, de vrouwenrechtenorganisatie van de Verenigde Naties. Als Unesco City of Literature zet Utrecht zich in om met haar literaire activiteiten de Global Goals van de Verenigde Naties te behalen. Dit zijn zeventien concrete doelen die in 2030 moeten zijn bereikt. Met de Anna Karenina Marathon wordt aandacht gevraagd voor Global Goal 5: het versterken van de positie van vrouwen en meisjes.
Ik zie hier geen harde kern-feminisme in, eerlijk gezegd. Met de Anna Karenina Marathon wordt aandacht gevraagd voor een van de zeventien doelen van de VN, dat wel. Ik vrees dat Stelling haar feministische maatlat langs een verkeerde plank heeft gelegd.

Helemaal probleemloos is de keuze voor deze roman evenwel misschien niet, zoals ook Michaël Stoker, directeur van het ILFU, zich realiseert:
Er valt veel over Tolstoj en de vrouwen zeggen, maar met Anna Karenina schiep hij een van de eerste vrouwelijke romanpersonages die haar persoonlijke geluk boven sociale conventies stelde. 
Deze keuze is Stelling misschien in het verkeerde keelgat geschoten. Uit het slot van haar brief is af te leiden dat er voor een roman van een vrouw had moeten worden gekozen.

Hoewel ze de formulering van haar protest vooraf laat gaan door een quasi-sympathiebetuiging ('Dat klinkt sympathiek') is ze vlak daarvoor retorisch al uit de bocht gevlogen, door te stellen dat het ILFU 'duizend vrouwen gerekruteerd' heeft.

Quod non. Er bestaat geen voorleesdienstplicht. De vrouwen zijn uitgenodigd, hun is gevraagd om mee te doen aan de marathon, op vrijwillige basis en zonder bezoldiging. Zonder uniform. Iedereen een bladzij, in een taal naar wens. Gedurende twaalf dagen. Dat is nog eens andere koek dan een avondje met de drieduizend versregels van 'Lees Mei'.

Vervolgens zegt Stelling, naar het lijkt heel ruimhartig, dat er 'niets mis' is met de identiteiten (of archetypen, dat wordt niet geheel duidelijk uit haar ingezonden brief) 'an sich', die te verbinden zijn met het romanpersonage Anna Karenina: 'minnares, echtgenote en moeder'.

Hemeltje lief: in een roman komt een personage voor dat minnares is; daar is niets mis mee; echtgenote, idem; moeder, dito. En Donald Duck is een eend, ook niets mis mee? Nee: dat is een tekstueel of narratief gegeven. Daar heeft een lezeres/lezer niet het kwaliteitsstempel van de literatuurwetenschapper voor nodig.

Wel is er volgens Stellig iets mis met de dwingende manier waarop die identiteiten of archetypen eeuwenlang gehanteerd zijn. Moet ik hieruit afleiden dat volgens Stelling Tolstoj zo'n dwingeland is? Ze schrijft het niet (misschien dat deze laat-negentiende-eeuwse, realistische auteur in de geest van zijn tijd de maatschappelijke rollen en processen reproduceert, ja, maar al na een paar bladzijden gehoord te hebben, bleek het me moeilijk de ironische distantie in Tolstojs descripties te negeren).

Er is nog iets anders mis, althans: pijnlijk. 'Pijnlijk aan de oproep van het festival [namelijk om vrijwillig een pagina te komen voorlezen] is het feit [!] dat hedendaagse vrouwen hierin [niet in de oproep, maar in hun deelname aan de marathon, denk ik dat Stelling bedoelt] alleen betekenis hebben als doorgeefluik en gezichtsloze massa.'

Zoals die tweeduizend drummers op het strand van Scheveningen alleen betekenis hadden als hersenloos doorgeefluik en gezichtsloze massa? Of al die boeren die vrouwen zoeken? Nee: al deze duizend vrouwen staan individueel op het podium en lezen elk op hun eigen manier voor, in tal van verschillende talen. En ze doen dat met verve en plezier, en als je in het publiek zit, kan je ook nog met ze van gedachten wisselen en bovendien luisteren naar de persoonlijke achtergronden die in interviewtjes op de voorgrond komen.

Maar Stelling weet precies hoe het in elkaar zit: 'De bedoeling is dat deze vrouwen als een soort harem ingezet worden ter meerdere eer en glorie van een mannelijke auteur, die als geen ander wist wat er omging in de hoofden van vrouwen uit zijn tijd en dat "messcherp" verbeeldde.'

Dit is een geheel uit het luchtledige getrokken en op niets stoelende belachelijke opmerking die op geen enkele manier ook maar iets met de praktijk van de Anna Karenina Marathon te maken heeft, voor zover als ik die vanaf de start tot op heden heb ervaren, een opmerking die hooguit getuigt van een lichtelijk paranoïde werkelijkheidservaring. Zonder een spoor van kennis van feiten zet Stelling de duizend voorlezeressen weg als anonieme, onkundige, willoze, opgehokte echtgenotes en concubines van een   kritiekloos te dienen en te bewonderen mohammedaanse man, of iets dergelijks.

Ik vind dit beeld nogal denigrerend. Of laat ik liever zeggen wat ik echt vind: ik vind dit botte beeld heel erg denigrerend. Net als een andere opmerking: 'Ze [vrouwen] mogen [van het ILFU] voorlezen. Als moeders.' Denigrerend en stereotyperend: alleen moeders lezen kennelijk voor... Wie is hier de traditionele sekse- of genderrollen reproducerende, vanuit een ivoren toren turende dwingeland?

Stelling, bereid tot wederdienst, suggereert aan het eind van haar brief: ' Zullen we [ze suggereert dat ze heeft meegeholpen aan de organisatie van de Marathon, lijkt het, met dat 'we'] de volgende keer een mannenmarathon met Virginia Woolf doen?'

Lijkt me leuk. Ga er maar aan staan, zet het maar op poten. Woolfs zinnen lijken me net als die van Tolstoj niet de eenvoudigste om voor te lezen, haar realisme is net zo schrijnend.

Ook leuk is dat juist Woolf één van de genen was die 'Tolstojs stijl en messcherpe observaties van mens en maatschappij' bewonderden, als ik de website van het ILFU mag geloven. Of Tolstoj 'als geen ander' wist, zoals Stelling beweert, wat er in de hoofden van vrouwen omging, is een heel ander paar mouwen, en lijkt me van minder belang voor deze literaire en taalrijke manifestatie; wel dat hij een vrouwelijk personage beschrijft dat haar persoonlijke geluk boven de toenmalige sociale conventies stelde.

Dat Anna Karenina niet gelukkig werd, vindt Stelling 'een deprimerende boodschap'. Moet een feilloos langs de messcherpe feministische maatlat passende roman dan een blij einde hebben? Weer wat geleerd. Dat belooft wat voor die Virginia Woolf Marathon...

maandag, september 10, 2018

De dood van het gedicht?

In de NRC van maandag 10 september 2018 vraagt iemand, die klaarblijkelijk getergd is, zich (maar doordat zijn vraag in de landelijke avondkrant is afgedrukt, vraagt hij in principe ook heel Nederland) af waarom een gedicht van Ester Naomi Perquin, vigerend de Dichter des Vaderlands,  'gedicht' mag heten. Dat gedicht stond afgedrukt in de NRC.

De vraagsteller lijkt overigens minder een vraagsteller dan een retorische-vraagsteller want het antwoord lijkt in zijn vraag besloten. De gewraakte tekst van Perquin wordt, zo legt hij uit, niet gekenmerkt door metrum, niet door [eind]rijm, niet door binnenrijm, niet door structuur, niet door wat ook maar dat de tekst op een echt gedicht zou doen lijken. Perquin is evenwel geen poëzievernieuwer, want de ingezonden-briefschrijver suggereert op dat een dergelijke vraag 'tegenwoordig' vaak in hem opwelt.

Vroeger waren gedichten gedichter, kennelijk. Toen waren ze nog voorzien van metrum, eindrijm, binnenrijm, structuur en meer wat des gedichts is. Vroeger zou een gedicht als dat van Perquin eerder een 'korte "column"' hebben geheten, denkt, retorisch, de vraagsteller. Misschien omdat je vroeger naast columns ook lange en korte columns kon onderscheiden. En inderdaad: voor een column zou het betreffende gedicht 'Methode' van Perquin opmerkelijk kort zijn. Maar toch, er wordt in fraaie taal een gedachte in ontwikkeld. Heel columnesk.

De presentatiewijze evenwel, het kernachtige en betekenisrijke spel met de paradox, de meer geïmpliceerde dan geëxpliciteerde betekenis van de tekst, de al dan niet gespiegelde herhaling van woordgroepen, de fasering van de tekst door witregels in eenheden die door hun gelijkvormigheid goeddeels best wel op strofen lijken, meer in het bijzonder op typische Perquin-strofes, met slinkende regellengte, dat alles maakt de tekst toch echt ook tot een gedicht. Denk ik.

In de tweede regel van de tweede strofe zegt Perquin iets over echte vragen: 'Men aarzelt, stelt vragen.' Twee zinnen in één, zonder voegwoord ertussen, waardoor de eerste zin hetzelfde kan zeggen als de tweede, en andersom. En zie (hoor!): de klankherhaling van men-stelt, aar-vra en zelt/gen. Wat een rijmpatroon in vier metrisch geordende lettergrepen (tweemaal een amfibrachys). En wat een prachtige vertraging  is dat samengestelde zinnetje na die lange zin ervoor die over twee regels is uitgesmeerd. Wat een ritme.

Alleen daar al zie je dat dit niet zomaar betogend proza is, maar vooral weloverwogen en welluidende en veelzeggende poëzie.