vrijdag, februari 15, 2019

Barbaricco

In een vermetele bui, en als de lente weer Tollensachtig lijkt door te breken zoals de tandjes van m'n kleinkind, werp ik me op een essay (Frans voor: probeersel) in De groene geschreven door iemand van wie ik al eens een boek las, ook al een essay, (en daarnaast las ik een roman van de man, maar die was mijns inziens nog niet eens een probeersel in dat genre te noemen), en met 'werpen op' bedoel ik dan: welbewust beginnen aan, en als het niet in een keer lukt, dan nog maar een keer, en daarna een derde...

... en dan loop ik nog steeds stuk op een frase als deze:
Kunnen we zeggen, als we denken aan de crisis van 2007- 2009, dat dit werkelijk is gebeurd?
Ik weet het niet met zekerheid, maar wel zeker is dat het zo is gevoeld door de mensen.
Het antwoord op de vraag in de eerste zin, ongeacht de ervoor geleverde gegevens, is bijna per definitie: "Neen, dat kunnen wij niet zeggen", of beter: "Wij kunnen het wel zeggen, maar wij weten niet of het dan ook waar is." Dat is dus een zin die bestaat uit gebakken lucht. A.k.a. een windei.

Gelukkig is het antwoord op de, kennelijk retorisch bedoelde, vraag ook voor de schrijver zelf: "Nee", althans, dat zou het moeten zijn, maar de 'essayist' zegt: "Ik weet het niet met zekerheid". Dat klinkt mij in de oren als: "Boeit me geen hol: ik denk het lekker keihard toch! En ik schrijf het hier op, en dus moet je het daarmee als gegeven maar doen." Een discussie- annex discoursstructuur die ik meen te herkennen in sommige spectra van de hedendaagse restanten van de parlementaire democratie.

Daarna zegt hij, heel ruimhartig: "maar wel is zeker dat [...]". Er is dus verschil tussen wat de essayist (niet met zekerheid, maar des niet tegenstaande) persoonlijk "weet", en wat objectief wèl "zeker is". Het een is subjectief en onzeker (maar de essayist herhaalt het en maakt het dusdoende al wat zekerder), het ander is objectief ("het is zo dat") en (dus) vaststaand of vastgesteld (door... eh,  nou, door niemand dus, want er wordt nergens naar een bron verwezen). En wat "is" dan zeker? Nou: "zeker is" dat "de mensen" iets voelen.

Nou is de referentie aan "de mensen" een soort satirico-populistische gimmick in dit sloppy proza van de 'essayist', maar het blijft daarmee wel pertinente nonsens dat hij niet iets weet vast te stellen over de crisis van 2007-2009 (waar de kranten van vol hebben gestaan) maar wel over wat "de" mensen voelden, of nog ergerlijker: over wat "is gevoeld door de mensen".

Mijn hemel, waar heeft deze essayistische draaideuressayfraudeur het nog over???

Over zijn binnenkort te verschijnen boek.

Niet alleen boeken zijn handel, ook de reclame voor een boek is handel.


dinsdag, februari 05, 2019

Steen der wijzen

Het lijkt me echt niet makkelijk om van niets (toch nog) iets te maken. Makkelijker, en naar mijn inschatting ook vele malen beter, lijkt het me om van niets helemaal niets te proberen te maken, het absoluut niets te laten, weg te laten, om erover te zwijgen, omdat dat niets er niets toe doet. Klinkt me (neuro-)ecologisch heel efficiënt in de oren. 

Neem de idiotie van de langlijsten, de kortere lijsten, de kortste lijsten en de ultiemste kortstlijsten van literaire en andere prijzen. Je kunt over die zogenaamde dynamiek berichten tot je een ons weegt, of minder, maar niemand heeft er ook maar één zier aan te om weten hoe kort de lijst nu weer is geworden in de duistere binnenkamers van het juryberaad - tenzij de lijstkorters zelf, maar zij hoeven hun notulen, dacht ik, niet uit de krant te distilleren; of de handel, omdat publicitaire aandacht nu eenmaal aandacht is, en die kan door iedere mercantiele geest worden omgezet in een aankoopaanbeveling (zonder dat die aankoop vervolgens zou kunnen leiden tot een grotere kans op een plek op de kortste lijst). Maar als geïnteresseerde krantenlezer ben ik er niet van gediend op de hoogte te worden gehouden van de communicatie tussen symbolische lijkstbeknotters en economische papier- en drukinkthandelaren.

Maar als je je lezers er dan toch iets over wilt zeggen, doe het dan... goed. Wanneer een lijst van genomineerden voor een prijs is ingekort van ik-weet-niet-welk-aantal tot achttien, zou je dat als 'nieuws' kunnen brengen, als je tenminste iets te zeggen hebt over hoe, op welke gronden, langs welke ontwikkelingslijnen, door welke discussies, met welke argumenten en/of slaande ruzies die selectie tot stand is gebracht.

En als je daarover bericht hebt, kan je inderdaad gaan opsommen wie de resterenden, de overblijvers, de die hards zijn. Maar dan komt de krantenkoppenwrijver vragen om een kop boven je vijf-kolomsstuk, en dat wordt dan, onder de debiele, naar het hopelijk onbedoeld mercantiele neigende ondertitel 'boekenprijs': 'Pfeijffer, Van Essen en Middeldorp kanshebbers Librisprijs'.

Die kop klopt van geen kanten, want er zijn nog eens vijfmaal zoveel (summa: vijftien) anderen ook en evengoede kanshebbers Librisprijs. En als je dan geen ruimte hebt om vijftien namen in de vijfkolomskop te wrijven, plaats dan in het stuk zelf niet een foto van een kanshebber die niet in de domme kop genoemd wordt, laat staan met als onderschrift: 'Ook op longlist [...]'. Of, anders: waarom noem je drie mannen in de kop en plaats je de foto van een vrouw in je stuk? Ook haar, Esther Gerritsens, roman 'kwam[...] door de eerste selectie en bereikte[...] de longlist' zoals over de drie gekopte mannen wordt verteld - en hetzelfde geldt voor de romans van Marente de Moor, Bregje Hofstede, Joke van Leeuwen en Marieke Lucas Rijneveld, die in het stuk tenminste nog genoemd worden. Maar wie is de zesde vrouwelijke genomineerde?

Enfin, de heren Pfeijffer, Van Essen en Middendorp komen in de kop, en komen ook in het stuk nog tweemaal ter sprake en wel omdat zij 'in 2018 de beste recensies' kregen. Gek genoeg doet dat er voor deze prijs helemaal niet toe, want het is geen wie-kreeg-de-beste-recensies-prijs, maar een ordinaire, onafhankelijke jury-prijs over het achterliggende selectiemechaniek waarvan we helemaal niks en niemendal te lezen krijgen.