maandag, oktober 09, 2006

EINDELIJK...

... m'n fietslicht gerepareerd. Dat knipperde en knetterde al maanden; ook weer toen ik terugfietste van de NK Poetry Slam; alleen als ik over klinkers reed, of m'n Gazelle na een wheely weer op het asfalt stortte, was er even licht in de duisternis.

Kost veel tijd, zo'n reparatie: dynamo in orde, voldoende contact met de massa; dus moest het wel aan de bedrading liggen. Ouderwets een losse kabel - een soort by pass - naar het achterlicht gemaakt. Niks aan de hand: oogverblindend. Bedrading van de voorlamp ook o.k. Blijkt dat het lampje voor los zat, het glas van het gloeilampje zat los in het koperen schroefdraadschachtje. Ja, kom er maar eens op. Nu weer een strakke bundel door de nacht (en ik hoef niet eens avondcollege te geven).

... een vreselijk slechte, heel dikke roman uitgelezen. Ik mag van Marian Donner niet (meer) iets over (het verhaaltje van) een roman zeggen als ik hem niet uitgelezen heb. Da's wel jammer. Ik was wel tevreden met mijn tien-procentsregeling: als een boek na 10 % van het totaal aantal bladzijden nog niet bevalt, mocht ik het wegleggen. Toegegeven: dat is nog wat anders dan je mening erover geven. Maar nu moest ik dus door tot en met de bittere pagina 432, me voortdurend een weg banend tussen passages als deze:

'Zo had hij links triolen gespeeld in de stijgende lijn en achtsten in de dalende lijn. Met zijn rechterhand had hij het omgekeerde gedaan: achtsten stijgend en triolen dalend. Het gevolg was dat beide handen gelijktijdig eindigden en de samenklank voor een deel bewaard bleef. Hij was nog verder gegaan. Had links septiemen gespeeld, rechts grote sexten. De vermenging van intervallen klonk dissonant, maar de ritmische pulsatie gaf d indruk dat er toch iets werd gespeeld wat bewust en correct was uitgevoerd.'

En passages als deze:

'Hij ging tussen de gespreide benen zitten, stak zijn hand uit en wrong zijn vingers in haar vagina. Ze hijgde, maar gaf niet te kennen dat hij op moest houden. Haar blik was nog glaziger geworden. Hij propte zijn hand volledig naar binnen, zijn pols, zijn onderarm. Koud zweet drupte van haar voorhoofd; ze wist dat ze ging sterven, dat kon niet anders. Even vroeg hij zich af waar hij mee bezig was, besefte vaag dat er nog een weg terug was. Toch duwde hij door. Tot aan zijn elleboog zat hij in haar. Hij grabbelde in het rond, kreeg de wand van haar baarmoeder stevig te pakken en trok zijn arm langzaam terug. Hij scheurde het orgaan uit haar lijf, rukte het uit de vagina. Darmen en andere ingewanden kwamen mee. Overal bloed. Hij bracht de baarmoeder naar zijn mond, beet er stukken uit, kauwde en slikte alles door. In minder dan tien minuten had hij het orgaan naar binnen gewerkt.'

Persoonlijk zit ik, als ik een roman lees over muziekvernieuwing en trotse, bezeten muzikale concurrentie tussen ouders, twee broers en een zus in Hamburg in het midden van de negentiende eeuw, niet te wachten op dit soort aberraties, zeker niet nadat ik al heb mogen lezen over hoe zus broer pijpt, hoe boer zus ontmaagdt, hoe broer door hoerenmadam wordt uitgenodigd haar in haar hol te nemen (niet mijn woordkeus), hoe broer zijn moeder neukt, hoe daarna vader moeder nog ereis neukt maar niet snel bevredigd is: 'Nu duurde het zeker tien minuten. Waarschijnlijk kon hij geen grip vinden in de reeds volgespoten vagina.’ En dan zwijg ik nog over allerlei ander ruk-, duw-, stoot- en spuitwerk, oraal, vaginaal of anaal, het in het gezicht plassen van iemand en diezelfde iemand bij een andere gelegenheid in het gelaat poepen, buikloop of niet. Geloof me: ik verzin dit niet. Het staat allemaal in Een sprong naar de hemel (Van Gennep, Amsterdam 2006).

En ik moet geloven dat zulks nodig is om uit te leggen dat de mens niet erg leuk is en dat de naar het hoogst strevende musici niet genoeg kunnen krijgen van het laagste. Je zou bijna wensen dat Bart van Lierde zelf een kwart mocht ondergaan van wat hij zijn personages anderen laat aandoen. Nog nooit zoiets ranzigs gelezen. Daar heb ik geen verlof voor!

Geen opmerkingen: