woensdag, september 24, 2025

Over opgeven

Vertrouw geen blurb. Een waarheid als een koe, waar ik steeds niet aan denk als ik in wezen al over de kooptwijfel heen ben. Leuk onderwerp, dacht ik, toen ik er iets over las in een vooralsnog betrouwbare bron, namelijk Filosofie Magazine. Ik zeg er ‘vooralsnog’ bij, omdat ik het blad nog niet zo lang lees, maar tot nu toe wel met interesse vooraf en tevredenheid na dien.

Waar gaat het over? Over opgeven, beter nog, omdat het misschien verkeerde associaties kan genereren: over het boek van Adam Phillips met de titel On giving up. (Penguin, z.p., 2024, 160 blz.). Ik las een interview met de schrijver, een psychoanalyticus met een ‘omvangrijk oeuvre’ op zijn naam; hij is ook hoofdredacteur van de Penguin Modern Classics-vertalingen van Sigmund Freud. Het interview intrigeerde me en ook de paginagrote foto van Phillips die eraan voorafgaat viel bij mij zeer in de smaak. Daarbij deed de onzichtbare grensovergang tussen filosofie en psychoanalyse ook een duit in het zakje; die gaf wellicht de doorslag: spoorslags toog ik naar de webwinkel.

En als dan pontificaal op het omslag John Gray wordt geciteerd: ‘The best living essayist writing in English’, dan wordt zelfs post factum mijn koop- en aansluitende leesdrift bepaald niet getemperd maar aangewakkerd.

Ik had kritischer kunnen zijn en beter mijn zout op de aanwezige slakken moeten strooien: Gray noemt Phillips niet The best essayist’. Nee, Phillips zou alleen uitsteken boven het maaiveld van de levende essayisten en, tweede inperking, boven het maaiveld van de in het Engels schrijvende essayisten. Het barst naast hem wellicht van de even goede en betere doch dode essayisten, om nog maar te zwijgen van de levende en dode anders dan Engelstalige essayisten. Het essay is, nota bene, uitgevonden door een inmiddels bijzonder dode, buitendien Franstalige denker. Ik had op mijn hoede moeten zijn.

Onder het citaat van Gray staat er nog een, van John Banville: ‘One of the best prose stylists in the language’. Een flutblurb van jewelste bij nader inzien en als je het mij vraagt omdat Banville niet aangeeft om welke taal het gaat (grapje) en omdat hij het alleen maar heeft over de stijl en niet over de tekstsoort en daardoor niets zegt over de inhoud. Hetzelfde had hij kunnen zeggen over noem maar welke gothic novelist dan ook en ik had mijn digitale pensioen- en AOW-pegeltjes diep in mijn portemonnaie laten gedijen. Wel eerlijk is het van Banville dat hij niet zo overdrijft als Gray; Phillips zou maar ‘een van de beste’ zijn, waarmee hij duidelijk heeft aangegeven dat er volgens hem nog veel meer beste stilisten in de (betreffende) taal zijn.

Een andere alarmbel had af moeten gaan bij het lezen van het eerste van de vier motto’s die voorafgaan aan de eigenlijke tekst; dat eerste motto begint zo: ‘Another way of saying this would be’. Nog voor het boek begonnen is, nog voor er iets gezegd is, wordt er al een andere manier geopperd om hetzelfde te zeggen. Hoe kon ik weten dat Phillips inderdaad ongeveer niets van wat hij heeft te zeggen in één keer in de juiste vorm weet te gieten.

Hoe groot mijn belangstelling voor het onderwerp ook is, hoe warm en kruidig het als een amuse gueule  in het interview ook werd opgediend, na 26% van het boek gelezen te hebben, heb ik de hoop opgegeven om ooit tot het einde ervan te geraken. De stijl van Phillips is onverdraaglijk. Zodra hij aan een zin begonnen is, onderbreekt hij zichzelf door er een betrekkelijk zinledige parenthese in te weven, een flodderige onderbreking van de zin in de vorm van een tussen komma’s, streepjes of haakjes genoteerde oprisping. Inderdaad: drie notatiewijzen voor een en hetzelfde soort zins- en betoogdraadontwrichting.

Een tweede stilistisch manco, dat doorzeurt tot in de betoogtrant, is het onophoudelijke ge-‘or’. Het lijkt in eerste instantie of Phillips zich voorzichtig zoekend en heel genuanceerd probeert uit te drukken, iets wat in een essay best goed kan, al denk ik met angst en vrees terug aan mijn lectuur van Menno ter Braaks oeverloze schuchterheid, die hem noopte tot het tussen aanhalingstekens zetten van ongeveer ieder begrip waar hij gebruik van probeerde te maken. Ook Phillips lijkt maar niet tot stevige uitspraken te durven komen en weigert mij als lezer bij de hand te nemen en vastberaden door de materie te leiden naar de panoramapositie waar hij met mij uit wenst te komen.

Tijdens het lezen van On giving up was ik niet onmiddellijk begonnen met het markeren van stijlkreukels, maar op een gegeven moment merkte ik dat ik mijn hoofd niet bij het betoog kon houden en begon ik te vrezen dat er minder betoog was dan er zijpaden om, langs en onder het betoog heen werden bewandeld. Het duurde niet lang eer ik de regelmaat zag: primo de afleidende oprispingen, secundo de ‘or’-brokjes en ‘and’-klontjes met een herhalings-, om niet te zeggen: stottereffect.

Na 26% las ik de eerste pagina maar eens opnieuw. Hoe welwillend had ik die bij de eerste leesgang kennelijk gelezen. Ik schrok de tweede keer: zo graag wilde ik mijn veronderstelling nou ook weer niet ondersteund zien. Ik citeer de eerste zin van de ‘Prologue’:

When people say, in the ordinary way of things, that they are giving up, they are usually referring to something like smoking, or alcohol, or chocolate, or any of the other anaesthetic pleasures of everyday life; they are not, on the whole, talking about suicide (though people do tend to want to give up only their supposedly self-harming habits).

De stoorzenders zal ik hieronder markeren (helaas ontbreekt het me aan typografische techniek om een analyse weer te geven zoals Richard Lanham doet in Analyzing Prose):

When people say, in the ordinary way of things, that they are giving up, they are usually referring to something like smoking, or alcohol, or chocolate, or any of the other anaesthetic pleasures of everyday life; they are not, on the whole, talking about suicide (though people do tend to want to give up only their supposedly self-harming habits).

Het semantische nut van de parentheses ‘in the ordinary way of things’ en ‘on the whole’ ontgaat me. De zin van de enumeratie ‘smoking’ - ‘alcohol’ - ‘chocolate’ verdwijnt als sneeuw voor de zon van de leuke, overkoepelende formulering die erachteraan komt: ‘anaesthetic pleasures of everyday life’. Bovendien lijkt me ‘tobacco’ - ‘alcohol’ - ‘chocolate’ met drie stofnamen een betere enumeratie van wat samengenomen ‘pleasures’ heten. Als, tot slot, de laatste parenthese als een zinvolle aanvulling op of nuancering van de eraan voorafgaande deelzin bedoeld is, begrijp ik niet waarom die nuance of aanvulling door de haakjes is weggemoffeld uit de hoofdzin.

Wat, zo vraag ik mij af, verandert er aan het gezegde, als het in de volgende vorm wordt gegoten:

When people say that they are giving up, they are usually referring to the anaesthetic pleasures of everyday life; they are not talking about suicide.

Het antwoord lijkt me: er staat hetzelfde, maar dan duidelijker en steviger, misschien ook uitdagender.

Maar goed, kennelijk wil Phillips wat hij te zeggen heeft op zijn eigen manier zeggen. Waarom geef ik me daar niet aan over? Ik kan me er niet aan overgeven omdat de stijl van Phillips mij in de weg zit, omdat hij al schrijvende draalt, draait, struikelt en zevert.

Een eind verder in het boek, in paragraaf III van het hoofdstuk ‘On Giving Up’, het eerste hoofdstuk na de ‘Prologue’, staat op pagina 90 van de 558 pagina’s die het boek telt op mijn e-lezer, deze zin:

And so the reason Freud proposes something that is by his own admission ‘theoretical’ – neither verifiable nor falsifiable empirically – and that had no obvious biological validity (how could there, in Darwins terms, be an instinct to not survive?), is, I think, that he needs to find a way of addressing or acknowledging or talking about modern human experience, the wish to give up.

Hoewel het door de opening ‘And so’ duidelijk is dat Phillips hier een conclusie formuleert die hij trekt uit het voorafgaande, stopt hij er toch weer sporen in van dat nog vers in het geheugen liggende voorafgaande, maar ook een nieuwe overweging die eigenlijk behoort tot het aan de conclusie voorafgaande. Hij gaat, als Slijmering in Max Havelaar, zo ontzettend moeizaam vooruit, doordat hij steeds treutelpasjes op de plaats maakt of zelfs achteruitstruikelt terwijl ik als nieuwsgierige lezer vooral verder wil. Waarom zou ik anders een essay lezen?

De toegepaste stijltechnieken in het hierboven staande citaat zijn achtereenvolgend:

- parenthese met streepjes,
- parenthese met haakjes, met daar weer in een
- parenthese met komma’s,
- oprisping tussen komma’s, plus
- enumeratie met ge-‘or’, en als klap op de vuurpijl
- explicatie bij een onnodig omslachtige formulering.

Het hele boek gaat over ‘the wish to give up’ maar Phillips omschrijft zijn centrale onderwerp in het citaat op het laatst maar eens als ‘a modern human experience’, wat in feite neerkomt op een onberedeneerde, niet onderbouwde stelling; wat dus die explicatie nodig maakt. Alsof dat nog niet genoeg is, voegt hij daar nog een opmerking aan toe: ‘The most secular wish of all […]’. Maar dan schrikt hij van zijn eigen straffe woorden, wellicht ook omdat hij daarmee buiten de lijnen van zijn essay kleurt, en vlakt hij vervolgens zijn eigen oprisping halfslachtig uit met ‘[…], one might say.’

Nog heeft hij geen genoeg van zijn eigen peripatetische getreuzel, want de volgende alinea begint zo: 

We should note, in passing, that […].

Van werkelijk ‘passing’ is evenwel nauwelijks sprake, laat staan van doorlopen, opschieten, gaan met die banaan.

Het valt te vrezen dat al dit stilistisch geëchternach de uitkomst is van een welbewuste strategie om zogenaamd aangenaam, quasi ex tempore, losjes formulerend ergens proberen te komen (zie de woorden ‘ordinary’, ‘usually’ en ‘everyday life’ in het eerste citaat). Ik wens Phillips nog veel plezier op zijn wandeling in zijn slordig aangeharkte parkje, maar ik ga de hond ergens anders uitlaten en mijn Senecaanse kuiergang oefenen.

[...]

Dat gedaan hebbende, heb ik alle moed die me nog restte verzameld en heb ik me nog eens in de leesstand gedwongen en ben verder gegaan met lezen in het hoofdstuk ‘Dead or Alive’. Helaas struikelde ik daar over dezelfde stilistische hindernissen en drong zich bovendien een nog niet eerder (h)erkende stilistische onhebbelijkheid van Phillips op aan mijn aandacht. Net als de parentheses en het ge-‘or’ en -‘and’ lijkt ook deze stijlkronkel een symptoom te zijn van Phillips grenzeloze onmacht om in de meest letterlijke zin, althans in steenkolen-Engels, to the point te komen.

Hij maakt zijn zinnen niet af, zelfs niet als hij wel al een full stop heeft genoteerd; met een zekere regelmaat kachelt hij daarna verder met een onderdeel van de voorgaande zin. Daardoor ontsieren onvolledige zinnen als de volgende zijn essay:

That life hass to be invaded and [sic] subjugated as though it is a foreign country, not somewhere we are already living in. Life as elsewhere, something we have to get to, or [sic] find, or [sic] seek out.

De zin is iets beter te begrijpen wanneer je weet dat ze afhankelijk is van de voorgaande, die begint met: ‘The implication here being’, waaraan voor de punt al vier bijzinnen zijn vastgeknoopt; de hierboven geciteerde is de vijfde in dezelfde reeks. Zo moeilijk vindt Phillips het om te zeggen dat een personage in een roman, die hij zelf in zijn betoog heeft betrokken, reflecteert over ‘this strange elusiveness of life that seems to haunt and [sic] drive the narrative’, namelijk van The Wings of the Dove van Henry James. Zo ingewikkeld is het niet wat het personage bedenkt: ‘Life [...] was what he must somehow arrange to annex and possess.’

Overbodig te zeggen dat Henry James hier niet vervalt in een Phillipsiaans ge-‘and’ omdat hij geen relatie van platte identiteit legt door middel van zijn voegwoord, zoals Phillips wel aan de lopende band doet in zijn wanhopige zoektocht naar het juiste woord, maar een relatie van chronologie en contiguïteit.

Verder – om het zo maar te zeggen – dan 29% van On Giving Up (mijn e-lezer houdt dat op deze manier bij) kom ik niet, of wil ik niet komen, of kan ik door de stijl van Phillips niet komen. 

maandag, september 22, 2025

Lichte kost

Het moet toch eenvoudig zijn

Op het witst van de strijd sterft
zich de vrede een gat in de hand

hoe ook de broodbon de melkkan het graan
verwijt stapelt op het boek wijd, tenzij

graatman de boomlange stastok
als boon in de loonzak gestort lijkt -


Met morfemen

Ademloos stokt men zijn vulpen, de leegte
bloedt dood leuk ter zijde, er uit zich

geen wondkoorts het koudvuur der ziel, maar
weent nog tot zoutzuur verdampt / in de

kring van het schamele zwijgen van de
meute, zonder een tocht nog getuchtigd -