Jammer voor Japin ging het in de tweede eerste alinea's van Wat stilte wil al mis, ondanks de niet te missen allusie op de opening van Van Eedens Van de koele meren des doods. Japin begint met:
De geschiedenis van een vrouw. [...] Haar naam, Anna Witsen. Zij was betrekkelijk jong [...]
Aan het begin van de roman hoef ik als lezer op eigen kracht nog niet te weten dat Anna Witsen in werkelijkheid niet erg oud is geworden (1855-1889).* Maar als het daar wel om gaat, had Japin het iets duidelijker kunnen noteren:
De geschiedenis van een vrouw. [...] Haar naam, Anna Witsen. Erg oud is zij niet geworden.
Maar dat bekt niet lekker in een zoetsappig drama. Dus moeten we het doen met die malle combinatie van staccato mededelingen:
De geschiedenis van een vrouw. [...] Zij was betrekkelijk jong [...]
Het klinkt een beetje vreemd dat een betrekkelijk jonge vrouw het subject van een hele geschiedenis is, maar het is mogelijk. Van Eeden wist een dergelijke onduidelijkheid te vermijden en schreef in zijn in 1900 gepubliceerde roman op de eerste pagina al klip en klaar dat zijn heldin 'in 't midden der negentiende eeuw geboren' was, zonder hogere wiskunde implicerend dat ze hooguit vijftig jaar oud kan zijn geworden. Daarmee, en met de referentie aan haar voorouders en aan 'een Hollandsche provincie-stad' als haar geboorteplaats, start hij zijn reconstructie van de geschiedenis van Hedwig organisch bij haar geboorte en afstamming.
Maar Japin schrijft mistig. Hij maakt niet duidelijk hoe jong Anna was noch hoe oud zij geworden is noch waaraan haar niet genoemde leeftijd gerelateerd zou moeten worden om er de betrekkelijkheid van in te kunnen zien. Janis Joplin en Amy Winehouse, die waren pas jong.
Hiermee is het tekst- en vertelleed nog niet geleden. De tweede zin van de tweede alinea luidt in haar geheel:
Zij was betrekkelijk jong, maar uit een deftig, oud geslacht.
Met geen mogelijkheid kan ik mijn geest, die nogal wat heeft rondgegraasd in de negentiende-eeuwse Nederlandse letteren, ertoe bewegen wat in vredesnaam de tegenstelling kan zijn tussen enerzijds 'betrekkelijk jong' zijn en anderzijds uit het ene of het andere geslacht stammen. Japin suggereert hier, door het gebruik van 'maar', dat je alleen als je oud bent uit een deftig, oud geslacht zou kunnen 'zijn'. Daarnaast is de combinatie van de bijvoeglijke bepalingen 'deftig' en 'oud' bij 'geslacht' van een dermate bloedstollend clichéruisgehalte dat een romancier er alleen mee kan verraden af te willen stevenen op de NS-publieksprijs.
De derde derde zin van dezelfde alinea zou je raadselachtig kunnen noemen, of slecht:
Haar vader, ook al was hij vennoot van een ijzerhandel, hield de waarden, naam en status hoog van hun stamvader, die eind zeventiende eeuw burgemeester was geweest van Amsterdam.
Syntactisch is de zin in orde, en feitelijk tot op zekere hoogte ook. De Witsens waren volgens Wikipedia** een welgestelde patriciërsfamilie, waartoe ook de 17e-eeuwse regenten Cornelis Jan Witsen en diens zoon Nicolaes Witsen behoorden; de vader van Anna heet daar een koopman in ijzer. Maar vals en onheus is Japins suggestie dat je meer of anders of beter moet zijn dan een vennoot in een ijzerhandel om de waarden, naam en status van je stamvader in ere te kunnen houden.
Met dank voor het gratis aangeboden fragment moet ik de NS mededelen dat ook dit jaar ik niet stem op een roman van Arthur Japin.
* 'Op 5 maart 1889 maakt de zangeres Anna Witsen, zuster van de schilder [Willem Witsen], een einde aan haar leven door zich te verdrinken in de vijver van het landgoed Ewijkshoeve.' (Endt, Het festijn van Tachtig)
**Een Wiki-zoekopdracht 'Anna Witsen' leidt naar de bekendere broer van Anna.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten