woensdag, maart 26, 2025

Enig genoegen beleefde ik aan het lezen van De camping van Maartje Wortel (Prometheus, Amsterdam 2024; digitale editie naar de eerste druk, 2024) niet. Wat een aanloop naar een intrigerende roman lijkt te zijn, blijkt al ruim voor de helft van het boek, dat op papier 240 pagina’s bevat, te verzanden in een vlakke herhaling van luchthartige tot laffe zetten, zonder enige spanning, zonder verdieping van personages of thematiek, zonder enig klaarblijkelijk vooropgezet plan zelfs; en het einde is er met de haren bij gesleept. Het merendeel is vulling van een dode mus.

De stijl sprankelt nergens, verleidt op geen enkele wijze tot gretig verder lezen, is ingetogen noch uitbundig maar zo grijs, dat zelfs pasticheren onbegonnen werk is. 

Wel lijkt het taalgebruik door de bank genomen in orde. Op enkele bedenkelijke, en daardoor interessante passages na.

1. Het begon al op de eerste digitale pagina, waar iemand knikkers telt ‘[d]oor het stof van de knikkerzak heen’.

2. Vier ‘bladzijden’ verder staat een zin die in mijn hoofd maar geen betekenis weet te ontsteken:

De voorspellingen die ze had gedaan over de kwaliteit van water weken bijna nooit af, behalve de regelrechte afgrond in.

De zin staat, zoals ze hierboven staat, in het boek. Ik heb het citaat vier keer gecontroleerd, waarvan een maal door het van achter naar voren te lezen en te vergelijken met de brontekst.

Het blijft de vraag of er niet onder andere moet staan: ‘de kwaliteit van het water’, met het lidwoord dat sub 1 al voor problemen zorgde. Maar dan nog is de betekenis van de zin onbevattelijk, voor mij althans.

Daarnaast is het me onduidelijk waarvan de voorspellingen al dan niet afweken.

Het laatste deel van de volzin is wel een beetje een grappige ontsporing, zeker met dat ‘regelrechte’ als bijvoeglijk naamwoord, terwijl het me tegelijkertijd aardeduister is en blijft, wat een ‘regelrechte afrond’ zou kunnen zijn.

3. Negentig bladzijden verder staat dit:

Hij was een van de weinige mariniers die geen dieren at, vooral geen vis.

Een syntactische enkel-/meerfout van de eerste orde: het onderwerp is in dit geval meervoudig, de persoonsvorm ten onrechte enkelvoudig. Maar ook hier is het laatste deel van de zin wel enigszins grappig, want hoe kan je ‘vooral geen vis’ eten als je überhaupt geen dieren eet. Het is evenwel van dezelfde flauwe soort humor als hierboven sub 2. 

4. Geen echte taalfout, maar wel zinloos-ongewoon geformuleerd is:

[Z]e had net als niemand van ons een keuze.

Zeg dat ze, net als iedereen of wij allemaal, geen keuze had, en iedereen snapt het onmiddellijk.

5. Van het zwembad, ‘[h]et grootste pluspunt van de camping’, wordt het volgende gezegd:

Er was echter geen glijbaan of duikplank, je kon ook niet in het zwembad staan, behalve als je groter was dan één meter negentig.

De roman heeft, afgezien van deze zin, geen enkele verwantschap met enige vorm van magisch-realisme.

6.        [H]ij zag eruit alsof hij in staat was een coupe te plegen.

Ik heb geen idee hoe je een haardracht of een ijsschaaltje pleegt.

8. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zijn toch moelijker dan men soms denkt:

Hij droeg een montuur met een goud montuur dat mooi afstak bij zijn huid.

Hieronder volgt, in aansluiting op item 4, de categorie ‘niet fout maar wel onhandig geformuleerd c.q. getuigend van een zeer vervelend soort neo-literaire nep-ironie annex dito besluiteloosheid’. Kwestie van smaak, ook dat.

7. Een kleine ingreep is soms al een verbetering.

een land [...] waar zij lokale specialiteiten zouden proeven in authentieke eetgelegenheden, die zij meestal meteen in hun hand uitspuugden.

Dit klinkt als een groteske, bijna letterlijk; is eenvoudig te verbeteren:

een land [...] waar zij in authentieke eetgelegenheden lokale specialiteiten zouden proeven, die zij meestal meteen in hun hand uitspuugden.

8. Onhandig geformuleerd, en lelijk:

Martha mocht dan wel niet van tennis houden, de jongens wel.

Laat dat domme, spreektalige, eerste ‘wel’ weg, en er is een vuiltje minder aan de lucht.

9. ‘Misschien van alles.’

En daarmee wordt dan de ontwikkeling van de intrige (voor zover aanwezig) gaande gehouden... dam per’apsez.

10. Alsof de auteur per woord betaald werd:

Rafi was een vriend van een vriend van een van de geliefden van Mila’s vriendinnen. Die vriendin hield er meerdere geliefden op na.

11. Perhaps be damned, om Pound nog maar eens te citeren uit het typoscript van The Waste Land:

Maar je went aan alles als je geen keuze hebt. En je went waarschijnlijk zelfs aan alles als je wel een keuze hebt. 

 12. In plaats van de thee krijgt de lezer het leeg getrokken zakje geserveerd:

Milla was iemand die vaak een zin eindigde met: weet je nog? In de hoop dat ze het allemaal nog wisten en tegelijkertijd in de hoop dat ze het allemaal zouden kunnen vergeten.

Met een beetje redactie valt hier nog wel wat van te maken, al verkies ik een plekje op een andere camping.


zondag, maart 16, 2025

De enkel-/meerfout

Al heel lang, denk ik, ben ik geboeid door een taalfenomeentje dat ik voor eigen plezier de ‘enkel-/meerfout’ noem, terwijl ik niet eens weet of het wel echt om een fout gaat. Het is een fenomeentje dat vaker voorkomt dan ik had verwacht toen ik erop begon te letten (ja, ik weet het: waarneming is theorieafhankelijk, maar dan nog), en iets wat vaak voorkomt in de omgangstaal is ‘gewoon’ of anders wel gewoon of gebruikelijk gewórden.

De enkel-/meerfout is de grammaticale getalssprong van een enkelvoudig (collectief) substantief naar een meervoudige referentie eraan, of: naar de referentie aan de samenstellende delen of leden van dat collectief. Een voorbeeld, uit de onuitputtelijke bron van schriftelijke doch alledaagse taal: het internettelijke NOS-Nieuws (of, zoals het boven het bericht heet, NOS Nieuws):

Het programma en de route voor Koningsdag [2025] in Doetinchem zijn gepresenteerd. Suzan & Freek zullen optreden voor de Oranjes, net als de Achterhoekse band Normaal, bekend van hun hit Oerend Hard.

Uitleg: ‘de Achterhoekse band’ is natuurlijk, eigenlijk, grammaticaal correcter gezegd ‘bekend van’ zijn ‘hit’. Dat die band bestaat uit meerdere leden, is een ander chapiter, dit te meer daar in het nieuws zijn frontman, Bennie Jolink, het enige lid van die band lijkt te zijn, althans het enige lid dat kan praten.

Dit soort getalssprongen van schrijfkatten in het nauw zie ik vaker in zinnen over ‘het kabinet’ annex ‘de regering’ (of wat daarvoor doorgaat anno 2025), ‘de politie’ en dergelijke in werkelijkheid collectieve, maar grammaticaal bezien enkelvoudige instanties.

Vandaag zag ik op een statisch sandwichbord op de stoep voor mijn buurtkroeg Sound & Soul in een fraai middenstands krijtschrift de mededeling genoteerd staan dat dit etablissement ‘deze maand’ vijf jaar bestaat, wat betekent dat het zulks deze maand door middel van prettig geprijsde aanbiedingen met zijn (potentiële) gasten wenst te vieren; een jarige trakteert immers. Maar letterlijk staat er op het bord:

Wij bestaan deze maand 5 jaar!!! [mijn cursivering; IDVH]

Probleem: eer ik in een luid ‘Lang zullen zij leven’ uit kon barsten tijdens mijn rondje met Freddy, de hond, dacht ik: ‘Maar wie zijn zij dan wel?’ In soliloquium antwoordde ik iets als: ‘Toch niet de leden van een mij overigens onbekend duo Sound & Soul? Want ‘‘Sound & Soul’’ is de naam van een, om niet te zeggen: één café, bar, eetcafé, of hoe je het ook wilt aanduiden, en wel de naam van deze tent waar nu dit bord voor staat.’

Oplossing: het personeel van dit horecaetablissement bestaat uit meerdere personen; zij kunnen die ‘Wij’ zijn.

Nieuw probleem: die personen ‘bestaan’ al veel langer dan vijf jaar (ik ken ze). Anderzijds vraag ik me af of de mensen die er nu koken en bedienen daadwerkelijk al vijf jaar werkzaam zijn bij Sound & Soul; ik heb enig verloop kunnen constateren (ze worden steeds jonger), terwijl de sfeer er overigens goed blijft.

Ik vermoed dat deze pluralis medii ordinis vaker voorkomt, ook zonder de omweg die de firma WC-eend ooit heeft verzonnen: het sprekend opvoeren van fictieve WC-eend-laboranten. Zie hier:


(resultaat met zoekopdracht wij gaan’’)

‘Wij’ klinkt persoonlijker, vriendelijker, feestelijker en/of dramatischer dan een droog ‘Deze toko’, natuurlijk. Of is dit ‘wij’ een hypercorrectie, een eufemisme, geboren uit woordgeslachtsschaamte?

Het blijkt echter ook mogelijk om te zeggen wat je bedoelt:

(screenshot van een website die sedert 2 maart 20215 niet opgefrist blijkt)

zaterdag, februari 22, 2025

Janet Frame, An Angel at My Table

Introduced by Jane Champion. Virago Press, London 2008. Virago Modern Classics 533. Paperback, 460 bladzijden, plus twee fotokaternen.
De eerste uitgave verscheen in Nieuw Zeeland in 1989. Oorspronkelijk is deze autobiografie verschenen in drie delen: To the Is-Land in 1982, An Angel at My Table in 1984 en The Envoy from Mirror City in 1985.

Toen ik een keer dacht dat ik, old school ergocentrist qua opleiding, eigenlijk bijna geen biografieën las, en ik toch maar eens de levensbeschrijvingen, die ik desondanks en met plezier gelezen had, bij elkaar op een plank zette om die gedachte (liever grafie dan bio) te verifiëren, bleek dat ik aan één boekenplank niet genoeg had. Inmiddels zijn het er bijna vijftig; alleen die van Tom Waits heb ik nog niet gelezen, net als deel II van de WFH-bio dat ik ergens voor noppes mee mocht nemen.

En nu ik losjes wil noteren dat ik echt nooit autobiografieën lees, en dat deze van Janet Frame de uitzondering is die de zojuist geschreven regel bevestigt, wijst naarstig autobibliografisch onderzoek uit dat Herinneringen van Aletta Jacobs het eerste autobiografische zwarte zwaantje is tussen de biografieën in de boekerij achter mij, hier twee-hoog-achter in Arnhem, met de kanttekening dat Het Ik, de heroïsch-individualistische dagboekbladen van Lodewijk van Deyssel, ergens uit het zicht staat tussen Couperus en Enquist, in de andere kast, tegenover mijn bureau, middelste rij, tweede plank van boven; van bijna elke auteur staat daar maar één literair prozawerk pontificaal in het zicht op de eerste rij, wegens plaatsgebrek; de rest is oneerbiedig en onelegant erachter gestouwd en gestapeld, en is dus wel traceerbaar maar toch lastig te vinden en aan het daglicht te brengen, wat, onbedoeld voordeel, goed is voor de conservering van mijn papieren privé-canon. Autobiografie van rood van Anne Carson is geen echte autobiografie maar poëzie en staat dan ook tussen de (auto)biografieën noch bij het zuiver literair, zo niet bellettristisch, proza.

Ter zijde: ik merk dat ik ook nu weer automatisch totaal geen aandacht schenk aan de digitale werken die weliswaar bereikbaar maar nog verder verstopt zijn in de Kobo-cloud, bijvoorbeeld de prachtige bio van Simone de Beauvoir, m’n vijftigste biografie.

An Angel at My Table kan ik, alles in beschouwing genomen, met een gerust hart een vreemde eend in mijn boekenbijt te noemen. Misschien is Janet Frame (1924-2004) dat ook, zijnde de enige Nieuw-Zeelandse auteur in mijn verzameling, voor zover ik weet; ik wist tot voor kort niet dat Katherine Mansfield Nieuw-Zeelandse was, maar van haar heb ik niets in huis, van Frame inmiddels wel twee titels, en een derde, haar prozadebuutbundel The Lagoon and Other Stories (1951) staat klaar voor lezing in het internetarchief WayBack Machine.

Frame weet veel indruk te maken, bijvoorbeeld op Jane Campion, de Nieuw-Zeelandse film- en televisieregisseur die, toen ze het kersverse eerste deel van de autobiografie had gelezen, er onmiddellijk meer ruchtbaarheid aan wilde geven door middel van een verfilming of vertelevisering. Frame zei toen dat Campion eerst maar moest wachten tot het hele boekwerk voltooid zou zijn. Dat deed Campion en in 1990 verscheen haar meer dan twee uur durende biographical drama op het witte doek (het is nog steeds te zien via npo/start).

Volgens de voice over in de trailer van de film heeft Frame meer dan twintig prijzen voor haar werk gekregen. Ter gelegenheid van haar honderdste geboortedag heeft Fitzcarraldo Editions haar roman The Edge of the Aphabet in 2024 opnieuw uitgegeven, voorzien van een voorwoord door Catherine Lacey, nog iemand die bepaald onder de indruk is van haar oeuvre.

Al op jonge leeftijd had Frame een sterke neiging tot het schrijverschap en bijzondere aandacht voor taal en fictie, mede onder invloed van de versjes die haar moeder schreef en liederen die er in haar jeugd rondom klonken. Maar ze groeide op in een tijd die, onder meer door de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog, weinig aanleiding tot schoonheid kende, en ook de sociale, economische en culturele omstandigheden van haar familie boden nauwelijks ruimte voor een gedegen esthetische ontplooiing. Daarvoor droeg Janet zelf eigenlijk de meeste zorg met haar passie voor taal, verhalen en fictie en haar onstelpbare leeshonger en haar droom om dichter en/of schrijver te worden.

De ironie van het bestaan van Frame was dat zij, geboren in augustus 1924, haar coming of age, haar volwassenwording, haar 21ste verjaardag eenvoudig kon en zelfs bijna moest associëren met de allesvernietigende atoombommen. Of, in haar eigen woorden:

My coming of age was lit by the mushroom fire that made shadows of all those caught in its brightness; a spectacular illumination of the ceremonies of death, ‘ashes to ashes, dust to dust’.

Aan de inhoudsopgave van het boek is al te zien dat 1945 een cruciaal jaar was voor Frame: er zijn vier aaneensluitende hoofdstukken die ‘1945’ als hoofdtitel hebben; alle andere 78 hoofdstukken hebben talige titels. Ik ga hier niet uit de doeken doen wat er zo bijzonder was aan dat levensjaar; deze autobiografie heeft heel sterke narratologische eigenschappen, die in een eenvoudig leesverslag tot gemene spoilers zouden kunnen leiden. Om andermens’ leesplezier niet te bederven, kan ik hier ook niet het fragment citeren waardoor ik, ondanks alle beperkingen en doem die Frames leven lijken te tekenen, bij het lezen van hoofdstuk ‘1945 (Two)’, vlak na het dieptepunt, stevig in de lach schoot. Ook dat is een kracht van het proza van Frame.

Bijna op de helft van het boek gekomen, kon ik met een gerust hart stellen dat Frame een autobiografie heeft geschreven die steeds interessanter wordt en waarin ze (gelukkig, wat mij betreft) maar weinig op het genre reflecteert maar gaandeweg meer overzicht biedt op haar eigen leven, ook door terug te blikken en verbindingen te leggen. Wanneer ze wel op het genre reflecteert, doet ze het, lijkt me, op een interessante manier:

[...] time past, is not time gone, it is time accumulated, with the host [nl. van de autobiografie] resembling the character in the fairytale who was joined along the route by more and more characters, none of whom could be separated from one another or from the host, with some stuck so fast that their presence caused physical pain.

Het leven van Frame, voor zover hier beschouwd en beschreven (ongeveer 1924 - 1965), laat zich lezen als een onthutsend tragische geschiedenis met huiveringwekkende dieptepunten maar ook met een glorieuze comeback naar de echte wereld, resulterend in een rijkgelauwerd oeuvre. Dat Frame zich staande heeft weten te houden in een haar zo vijandig leven mag een wonder heten.

Ze zat tot haar 21ste verjaardag gevangen in een web van sociale, economische en culturele conventies waardoor zij niet in staat was haar gedroomde bestaan te realiseren. Ze moest lerares worden, maar alles in haar verzette zich ertegen hoewel ze wel een opleiding tot onderwijzeres volgde. Ze wilde schrijven. Gek genoeg lukte dat schrijven pas goed toen ze opgenomen was in een gesticht, of psychiatrisch ziekenhuis, om het wat netter te zeggen. 

Ze zou, als bijna afgestudeerd onderwijzeres die een poging tot zelfmoord deed, schizofreen zijn, wat bijna een zichzelf vervullende voorspelling was, doordat men haar niet liet doen wat zij wilde en kon. Bizar toeval is dat ze de helft van een tweeling was, de enig overlevende helft. Nog voor ze 21 was, verdronken twee van haar zusjes. Toen ze eenmaal ‘gek’ was verklaard en opgenomen, had ze alle gelegenheid om haar droom te leven en om te schrijven. Serieus behandeld werd ze eigenlijk niet, zelfs niet grondig onderzocht; wel, zo las ik ergens, moest ze ze meer dan tweehonderd elektroshocks moeten ondergaan; die noemt ze niet noemt in deze autobiografie, zo min als ze daarin uitgebreid ingaat op haar leven in de inrichting. Dat deel van haar leven heeft ze, als ik het goed heb begrepen, als grondstof voor haar fictionele werken verwerkt.

Men stond op het punt om lobotomie op haar toe te passen, een ingreep waarbij ‘de verbinding van het voorhoofdsgedeelte van de hersenen en de rest van de hersenen en het zenuwstelsel door een insnijding bijna geheel [wordt] verbroken’, toen bekend werd dat ze een belangrijke literaire prijs had verworven voor haar prozadebuut. Een arts zag net op tijd in dat zo’n prijs en de (niet op basis van onderzoek) gestelde diagnose niet samen konden gaan. Frame zelf zou hier tegenin hebben kunnen brengen dat die conclusie niet geheel geldig was: ze had zich namelijk altijd weten op te trekken aan het gegeven dat ook een genie als Van Gogh geestelijk niet helemaal modaal was.

Later heeft een (andere) arts vastgesteld dat Frame niet aan schizofrenie leed en ook nooit had geleden, maar dat ze inmiddels wel behandeld moest worden wegens de schade die haar was aangedaan met de jarenlang opname wegens die veronderstelde ziekte.

In het derde deel van de autobiografie speelt het concept (the Envoy from) Mirror City een belangrijke rol, vergelijkbaar met het begrip ‘de tweede werkelijkheid’ dat ik in de Nederlandse literatuur leerde kennen via C.O Jellema. Het gaat in beide gevallen om een afgeleide werkelijkheid, die misschien minder feitelijk en minder reëel is dan de gewone, alledaagse, letterlijke werkelijkheid, maar die in de ervaring van de individuele dichter of schrijver van veel groter belang is en een hogere waarheid representeert, en die bij uitstek door middel van literatuur is te verbeelden.

En dan nu allemaal terug naar de tekst: het literaire werk van Janet Frame, waar ik probleemloos ook deze autobiografie toe reken.

zondag, februari 16, 2025

Niet extraparlementair maar extra parlementair.

Op Parlement.com las ik over het onderscheid tussen meerderheidskabinetten en minderheidskabinetten en dat ‘een tweede manier om kabinetten te onderscheiden, is[:] de formatiemethode. Spelen de (beoogde) regeringsfracties een belangrijke rol bij de formatie en achten zij zich gebonden aan een regeerakkoord, dan is er sprake van een parlementair kabinet. Zijn de fracties daarentegen nauwelijks of niet bij de formatie betrokken en hebben zij zich ook niet aan een regeerakkoord gebonden, dan spreken we van een extraparlementair kabinet.’

Het kabinet-Schoof, waar Nederland tegenwoordig onder gebukt gaat, heet extraparlementair te zijn; ideetje van Omtzicht. Maar er is sprake van een misverstand, of men kent zijn (klassieke) taal niet meer zo goed. Het kabinet-Schoof kent namelijk nauwelijks tot geen ministers en staatssecretarissen die niet tot de meerderheidscoalitiepartijen behoren, en het steunt volledig op de vier fracties die tegenwoordig gezamenlijk een meerderheid vormen in de Tweede Kamer. De kabinetsleden hebben zich op een onvoorstelbare wijze aan het regeerakkoord verbonden, om niet te zeggen dat ze erdoor geboeid zijn, geketend als galeislaven.

Dat akkoord was geheel en al verzonnen door de leiders der vier regeringsfracties; de bewindspersonen zelf hadden met die plannenmakerij niet of nauwelijks bemoeienis. Daar komt nog bij dat er minimaal één Tweede Kamerlid is, dat denkt dat het onbekwame Schoofse zooitje alleen maar doet en laat wat hij wil c.q. wat hem, pontificaal dwars achter zijn Tweede Kamertafeltje twitterend, goed dunkt. Dit kabinet zou dus niet buiten het parlement om handelen, maar meer dan enig ander kabinet ooit, slechts angstig klapwieken, gegijzeld door vooral die ene fractie van het parlement.

Daarom moet dit kabinet niet gewoon ‘parlementair’, maar inderdaad ‘extra parlementair’ genoemd worden, parlementair in ongewoon hoge mate. Merkwaardig genoeg zegt deze kwalificatie helemaal niets over het democratisch gehalte van het kabinet noch over het democratisch gehalte van het steeds maar niet tot uitvoering gerakende, in lapidaire hoofdlijnen en een dito regeerakkoord vastgetimmerde kabinetsbeleid, herstel: zogenaamd kabinets‘beleid’. Zonder ironietekens kan er niets over gezegd worden.

maandag, januari 20, 2025

Dat kan toch best anders...

Op de een of andere manier had hij geen honger en voelde hij zich niet moe meer.

Toen ik deze zin las, op pagina 201 van Marcel Mörings roman Mordechai (Prometheus, Amsterdam 2025), was de boot aan.

Wat vooraf ging
De eerste zin van deze 506 bladzijden dikke roman had me meteen het verhaal in gesleurd:

Toen Mordechai Gompertz zijn interviewer buiten westen sloeg was hij tweeënzeventig jaar oud en bevond hij zich op het toppunt van zijn roem.

Ook de tweede, die veel langer is, mag er zijn, al was het maar vanwege de tussenzin over de veronderstelling dat Mordechai de Nobelprijs ‘waarschijnlijk allang [zou] hebben gekregen als hij niet zoveel over joden en zo weinig over politiek had geschreven’. Ja, Möring-ironie! Meer! Ga door!

Wel jammer (maar dit terzijde, en onder voorbehoud, want het is een heikel puntje, geloof ik), wel jammer van de spatie, de spatie die ontbreekt tussen ‘zo’ en ‘veel’. 

Mordechai bleek, terwijl ik nog niet eens op de helft was, dè nieuwe Nederlandse roman te zijn waar ik al een tijd op zat te wachten, zeg maar ongeveer sinds Nirwana (2023) van Tommy Wieringa, een stevige, veel omvattende vertelling met grote vaart en stevige Schwung, potige zinnen, een brede blik en een grote thematische greep, tot ver buiten de pluizige grens reikend van het naveltje van (het narratologische alter ego van) een auteur. Het was al een tijd geleden dat ik een Möring had gelezen en ik had erg veel zin in deze nieuwe; en gelukkig voldoet hij geheel aan mijn verwachtingen.

Maar toen
Bijna geheel, moet dat zijn. Voorop staat dat ik, al lezende, grote moeite heb gehad het boek weg te leggen voor een rondje met de hond, een maaltijd, wat broodnodige slaap of zelfs aandacht voor de allerliefste. Maar toch was er al vroeg iets wat in het hoekje van mijn lezende oog stak.

Möring, dat blijft voorop staan, schrijft meeslepend, gevarieerd, kleurrijk, niet slap, niet flauw, niet plat, niet simplistisch-realistisch, gelukkig wel zonder futiele jargon-nabootsingen en focalisatie-constructies van twaalf- tot zeventienjarigen en andere millennialeske romanflauwekul. Eén spatie te weinig, dat moet kunnen, die zien we door de vingers, evenzo de klassieke verwarring van ‘niet het minst’ en ‘niet in het minst’ (175). Overigens staat op pagina 224 van Mordechai wel de juiste formulering.

Dit
Maar wat echt niet kan, vind ik, is het gratuit strooien met de quasi-nuancerende, maar in wezen morsdode, oeroude stoplap ‘op een of andere manier’. Als je niet weet hoe iets precies gebeurt of in elkaar steekt, zeg er dan niets over of probeer die onzekerheid, dat zoeken en tasten, nauwkeurig te formuleren; daar ben je, dacht ik, schrijver voor. Een stoplap helpt je beschrijving echt geen millimeter vooruit. Allez, niemand ontkomt eraan dat er af en toe een (spreektalige) stoplap in hun geschreven tekst sluipt, maar frequent en bij voortduring dezelfde stoplap in je tapijt weven getuigt op z’n minst van redactionele, maar ook van schrijverlijke luiheid (goed opgelet: de beeldspraak met de ingeweven stoplap klopt niet).

Möring verbruikt in Mordechai heel wat schrijfgaren aan deze stoplap. Een voorbeeld (het enige dat ik ben tegengekomen met de extra nuance ‘vreemde’ erin):

Hij kon ook Rivka zien, die op de bank in de kamer muisstil zat te wezen en op de een of andere vreemde manier leek het alsof hij hoorde wat zij dacht. (54)

Wat verandert er aan deze beschrijving, wanneer we haar in de volgende vorm aan het papier of scherm  toevertrouwen?

Hij kon ook Rivka zien, die op de bank in de kamer muisstil zat te wezen en het leek alsof hij hoorde wat zij dacht.

Mijn antwoord: niets, helemaal niets, geen ruk, geen hol, geen nuance, geen spanning, geen twijfel, geen moer, helemaal niets.

Dit was niet de eerste verschijning van deze uitgekauwde betekenisloze stoplap uit de categorie ‘op (de) een of andere manier’ in deze roman. Ik was hem in de voorgaande vijftig bladzijden, denk ik, al zeven of tien keer (te veel) tegengekomen; ik heb die niet genotuleerd; maar vanaf dat moment was mijn maat vol en ben ik wel gaan boekhouden, tegen mijn zin want de roman is echt heel goed, maar ik geloofde op de een of andere manier mijn eigen ogen eigenlijk best wel niet. Een bladzij verder was het weer raak:

Op de een of andere manier was het nooit goed. Alles was te veel of te weinig, te veel controle door de overheid of niet genoeg, te veel aandacht voor minderheden of te weinig, te veel informatie of juist niet, te veel vrijheid of niet genoeg. (55)

Dat kan ook anders, en niet minder goed maar beter:

Het was nooit goed. Alles was te veel of te weinig, te veel controle door de overheid of niet genoeg, te veel aandacht voor minderheden of te weinig, te veel informatie of juist niet, te veel vrijheid of niet genoeg.

Nog geen twintig pagina’s verder, weer raak, nu in een zin die tevens een alinea is:

Op de een of andere manier putte Mordechai daar weinig troost uit. (71)

Doet de volgende formulering het niet net zo goed?

Mordechai putte daar weinig troost uit.

Desnoods:

Mordechai kon daar maar weinig troost uit putten. 

En als het echt nodig is, al snap ik de reden niet, kan dit ter variatie:

Mordechai kon daar hoe dan ook maar weinig troost uit putten. 

Dan duurt het even, maar na bijna vijftig bladzijden is er weer een, eveneens in een alinealange zin:

Op de een of andere manier moest Mordechai aan zijn grootvader denken en daarna aan de allereerste Gompertz, die van het zoekgeraakte of, waarschijnlijker, niet-bestaande boek. (119) 

Dat kan best anders:

Mordechai moest aan zijn grootvader denken en daarna aan de allereerste Gompertz, die van het zoekgeraakte of, waarschijnlijker, niet-bestaande boek. (119) 

Of, om er een kleurtje aan te geven:

Onwillekeurig moest Mordechai aan zijn grootvader denken en daarna aan de allereerste Gompertz, die van het zoekgeraakte of, waarschijnlijker, niet-bestaande boek. 

Verderop:

Het was een innerlijk conflict dat hem nooit had verlaten en nu was dat op de een of andere manier actueel geworden, zonder dat hij goed kon definiëren waarom. (155)

Dat kan met gemak ruimschoots beter, want het ‘op een of andere manier’ wordt ook al weergegeven door ‘zonder dat hij goed kon definiëren waarom’:

Het was een innerlijk conflict dat hem nooit had verlaten en nu was dat actueel geworden, zonder dat hij goed kon definiëren waarom.

Nog geen twintig kantjes verder:

Van Flo was niets te verwachten en hij kon zich op de een of andere manier niet onttrekken aan... Wat? (169)

Dat kan beter:

Van Flo was niets te verwachten en hij kon zich niet onttrekken aan... Wat?

Meteen aan de ommezijde:

Op de een of andere manier had hij een geweldige bende verwacht, kleren op de vloer, een aanrecht met een vieze vaat van een week of meer, dode planten, een lege koelkast en overal flessen en volle asbakken. (170-171)

Zie toch hoe slinks in deze beschrijving wordt aangegeven dat de flessen hoogstwaarschijnlijk leeg zullen zijn door de eraan voorafgaande lege koelkast en de clichématige combinatie met de expliciet volle asbakken erna. Maar de formulering van de verwachting kan beter:

Hij had een geweldige bende verwacht, kleren op de vloer, een aanrecht met een vieze vaat van een week of meer, dode planten, een lege koelkast en overal flessen en volle asbakken.

  Zes bladen verder:

Het was een korte ontmoeting geweest, maar een die Mordechai had aangemoedigd om Berlins essay ‘Two Concepts of Liberty’ te lezen en dat had op de een of andere manier bijgedragen tot zijn boek. (176)

 Ik val, niet voor mijn plezier, in herhaling: dit kan beter:

Het was een korte ontmoeting geweest, maar een die Mordechai had aangemoedigd om Berlins essay ‘Two Concepts of Liberty’ te lezen en dat had bijgedragen tot zijn boek.

 Twee zijden later:

De jaren zestig en de echo daarvan, de jaren zeventig, waren eindelijk voorbij en nu leek een tijdperk te beginnen waarin jonge mensen werkelijk anders waren en hoewel hij zelf niet meer tot die groep behoorde was hij op de een of andere manier vervuld van een ongekend soort optimisme.

Proef het verschil – of, als je het mij vraagt, het ontbreken ervan – tussen deze twee versies van dezelfde mededeling, waarvan de laatste is ontstaan door een minimale redactionele ingreep, namelijk het wissen van zes woorden:

De jaren zestig en de echo daarvan, de jaren zeventig, waren eindelijk voorbij en nu leek een tijdperk te beginnen waarin jonge mensen werkelijk anders waren en hoewel hij zelf niet meer tot die groep behoorde was hij vervuld van een ongekend soort optimisme.

Stijl wordt onder andere gemarkeerd door woordkeus. Mijn stelling is dat het verschil tussen de twee formuleringen in de bovenstaande paren steeds bestaat uit slechts zes dezelfde woorden, dat het verschil in stijl, in zeggingskracht en in inhoud van de twee formuleringen steeds volkomen nihil is, dat de betreffende zes woorden inhoudsloos zijn en dat ze daarom zonder afbreuk te doen aan de kern van de stijl van Möring met een gerust hart uit de tweede druk van de roman weggelaten kunnen worden.

Mocht dat laatste werkelijkheid worden (of bij een latere druk, kan ook, als het boek snel en goed verkoopt), dan ben ik gaarne bereid die herziene versie aan te schaffen en mijn exemplaar van de eerste druk (hardcover met stofomslag) cadeau te doen aan iemand met een smalle beurs en die niet struikelt over repetitieve klein- of onbenulligheden.

Nog geen twintig bladzijden verder duikt de formule, aan het eind van een zin die zestien regels beslaat, weer op; ik citeer hem in de kleinste context; ik laat het aan de lezer om het citaat zónder de zes vermaledijde woorden te lezen:

dat hij [...] de pornograaf was van zijn familiegeschiedenis en dat hij dat op de een of andere manier, diep van binnen, eigenlijk altijd had geweten. (192)

Voor alle duidelijkheid: dat ‘diep van binnen’ geeft al aan dat het niet gaat om evidente kennis, en ook dat ‘eigenlijk’ suggereert iets in die richting.

Omdat variatie verfrissend kan zijn, citeer ik hierna wel de zinnen die in het boek verontreinigd zijn met de stoplap, maar ik laat die stoplap achterwege, en waar nodig (ten gevolge van de emendatie) heb ik, eveneens stilzwijgend, de woordvolgorde veranderd. In enkele gevallen citeer ik voor een goed begrip ook de zin voorafgaat aan of volgt op de zin met de gewraakte woordklont.

201 - Hij had geen honger en hij voelde zich niet moe meer.

214 - Hij had dit zelf tot stand gebracht maar het leek ineens onwerkelijk en hij kon zich zelfs al niet eens meer goed herinneren hoe hij dat had gedaan.

215 - Klara en Ephraim, ze waren beiden aanleiding voor het gesleep met het familiearchief.

256 - Mordechai was nog geen Australiër tegengekomen die zich niet verbonden voelde met het land waar zijn voorouders vandaan kwamen.

262 - De logica zei dat de moderne dynamiek van relaties betekende dat twee op de drie paren op den duur uit elkaar gingen, maar hij had gedacht dat zij aan die statistiek zouden ontkomen.

281 - Hij schrok van die gelijkenis.

286-287 - Hij had nooit nagedacht over haar voorgeschiedenis.

315 - Ze was van middelbare leeftijd, een kop kleiner dan Ephraim, haar zwarte haar was met een lint bijeengebonden in een vlecht en je kon niet zeggen of ze slank of mollig was.

337 - Hij had zijn wenkbrauwen opgetrokken. In het donker van de slaapkamer kon ze dat niet zien, maar ze wist dat toch.

341 - Ze verstonden elkanders taal niet, maar dat was geen beletsel. Ze spraken met elkaar en Ephraim begreep dat de schipper zijn god dankte dat hij meestal op zee was en daardoor weinig meekreeg van oorlogen, opstanden conflicten en vetes. ‘De zee,’ zo begreep Ephraim zijn mengeling van woorden en gebaren, ‘is een goede moeder.’

345 - De gebeurtenissen op de kermis hadden hem doen terugdenken aan de jaren die achter hem lagen.

364 - Hij herinnerde zich zijn moeder, Jetta van Vlies, als een lieve vrouw toen hij een kind was, dat was veranderd toen hij opgroeide. Hij wist niet waarom.

365 - Dat ze thuis Jamaica-rumbonen snoepte was niet in tegenspraak met haar periodieke vroomheid.

373 - De verkoop van de winkel en het boek zouden bijna genoeg opleveren voor een huis. Hij moest meer geld verdienen. 

392 - Haar rectie stelt hem teleur. Alsof het er niet toe doet dat hij weggaat.

409 - De scènes vloeien in elkaar over en het was alsof hij door Carls ogen naar de werveling van beelden staarde, alsof hij hem werd en met hem opzag naar een groot onzegbaar iets wat er moest zijn, maar nergens zichtbaar was.

410 - ‘Hij was natuurlijk zo gek als een deur,’ zei de opzichter toen hij en Mordechai waren gaan kijken. ‘Maar ik voel me een lul als ik denk aan wat hij heeft gedaan.’

432 - Zijn resolute optreden had tot gevolg dat het hele groepje volgde.

436 - Ze had in de rij gestaan toen hij in een Groningse boekhandel signeerde, een vrouw van Ruths leeftijd, midden vijftig, gehuld in bontgekleurde lappen stof die bij elkaar waren gekomen in de vorm van kleding.

446 - Zelfs toen het bonzen zich verplaatste naar de ramen werd zijn rust er niet door verstoord.

450 - Hij  vertelde over zijn ontmoeting met mevrouw Wolf en, toen dat naar zijn zin niet genoeg verklaarde, over Ruth en dat zijn grootmoeder veel meer moeder was geweest. Het was ook nodig om over Ephraim en Maurice te vertellen om duidelijk te maken dat Ruth en Rebekkah alles alleen hadden gedaan en voor hij het wist zei hij dat het allemaal begonnen was met de allereerste Gopertz: [...].

459 - Dat jonge mensen ondanks een leven voor zich vroeg konden sterven en ouderen met een lage levensverwachting nog flink ouder konden worden maakte geen deel uit van de rekensom.

465 - Het minst van alles begreep hij het chauvinisme van mensen die het bijzonder vonden dat ze in Amsterdam, New York of Beijing woonden, dat ze zich identificeerden met een stad, een land.

483 - Hij schudt zijn hoofd. Het is zelfs een geruststellende gedachte dat Judith daar woont.

486 - Ze waren ongeveer even oud, maar hij was haar blijven zien als de vrouw die hem ooit in haar schuur had laten slapen. In de tussenliggende jaren [...] waren er kraaienpootjes rond haar ogen verschenen, haar haar was grijs geworden, op de rug van haar handen schemerden levervlekken.

488 - Hij had dat... vertrouwd... gevonden.

490-491 - Mordechai herkende in haar gezicht de trekken van Rebekkah en dat verontrustte hem. 

502 - Hij kon er niet aan ontkomen om het verhaal van Lichtenstein te vertellen.

 

P.S. 

Hors concours, want het lijkt me meer een ondeugdelijke formulering dan alleen maar een stoplap: 401 - Waarom had iemand hem hier opgehangen? Vanwege het een of ander oude bijgeloof?’ Dat moet toch zijn: Vanwege een oud bijgeloof?’?

 

Dit bericht kreeg een tweede leven op Neerlandistiek.nl, het online tijdschrift voor taal- en letterkunde.

  

Post P.S.

Een dikke tien jaar geleden las ik Mörings Louteringsberg. Tot mijn verbazing zag ik net (21-02-2025) dat ik toen over een of andere stoplap struikelde.

maandag, januari 06, 2025

Hoe talen verschillen!

Hoe talen verschillen, denk ik wel eens, wanneer ik met Mohannd en Rahaf probeer te converseren in mijn door hen gebroken Nederlands en hun voor mij ondoorgrondelijke Arabisch. De verschillen zijn zo groot, dat ik ze niet gemakkelijk uit kan leggen. Ik denk het, ‘Hoe talen verschillen’, ook wel eens als ik gewoon een Engelstalige roman lees, bijvoorbeeld The Edge of the Alphabet van Janet Frame, oorspronkelijk verschenen in 1962, en ter gelegenheid van de herdenking van de honderdste geboortedag van de schrijfster (die overleed in 2004) in 2024 opnieuw uitgegeven door Fitzcarraldo Editions.

In die roman komt een personage voor dat lijdt aan epilepsie. Om zijn epileptische aanvallen werd hij in zijn jeugd danig gepest. Niet leuk, en het is verder ook wel een beetje een tragische figuur, als ware hij familie van Frits van Egters, maar dan terwijl alles onopgemerkt is gebleven. Wat me opviel, of inviel, was dat in het Engels zo’n epileptische aanval niet een aanval heet maar een seizure, alsof er speciaal een woord voor gemaakt is, terwijl in het Nederlands een uitgekauwde metafoor wordt gebruikt, zoals wanneer iemand een hartaanval heeft.

Inderdaad, die kwaal heet in het Engels ook heart attack. Maar zoek je seizure op (ik zit vaak na het ontbijt te lezen en werk dus voor het gemak heel hermeneutisch onwelvoeglijk met de vertaalfunctie van Google op m’n telefoon) dan zie ik dat dit woord nog betekenissen heeft in een heel ander domein (zoals inbeslagname en beslaglegging) en dat het in hetzelfde, het medische domein ook nog enkele, misschien licht afwijkende, synoniemen kent: stroke, apoplexy en (apoplectic) fit. Dat seizure wordt door Google, dat klakkeloos doorlinkt naar Wikipedia, ook vertaald met insult, dat dus ook een Nederlands woord is en dat op zijn beurt als synoniem weer toeval heeft (naast aanval); het is de aanduiding van ‘een abnormale ontlading van zenuwcellen in de hersenen ten gevolge van een epileptische of niet-epileptische oorzaak’.

Het kan zijn dat mijn zojuist aangevulde medische kennis, althans mijn kennis van de medische terminologie, ontoereikend is; ik leerde bijvoorbeeld pas recent dat er een verschil is tussen een herseninfarct en een hersenbloeding. En kijk, in het Engels ook: cerebral infarction respectievelijk stroke. Oeps, daar is de stroke weer, die ik reeds als synoniem van seizure vond. Dus zocht ik ook even op of die andere synoniemen misschien elk een Nederlands equivalent hebben. Stroke blijkt dan achtereenvolgens te betekenen: hartinfarct, beroerte, slag en haal. Apoplexy betekent beroerte. En een apoplectic fit, dat is (schrik niet) een apoplectische pasvorm.

Dat laatste slaat als een kip op een sluisdeur, en dat ligt echt aan Google. Hetzelfde fenomeen (ik bedoel niet dat van de kip en de sluisdeur, maar dat het Engels uit meer woorden lijkt te bestaan dan het Nederlands) kwam ik tegen toen ik voor de lol een ander woord uit dezelfde roman opzocht: gate post. Nee, niet helemaal voor de lol, want ik kon me, mede dank zij de context waarin ik het woord tegenkwam, wel precies voorstellen wat een gate post moest zijn, maar er schoot me geen enkel passend equivalent Nederlands woord bij in de geest. Google maakt er poortpaal van, een woord dat in de gratis Van Dale noch in de Woordenlijst staat, tot geruststelling van mijn intuïtie en ook ter bevrediging van mijn verlangen naar meer kippen en sluisdeuren. Een vergelijkbare casus levert fence post, dat volgens Google staat voor hekpaal, dat niet in Van Dale maar, en niet tot mijn verrassing, wel in de Woordenlijst voorkomt.

Hoe een kip door een sluis vaart! En alle goeds voor 2025.


Dit bericht kreeg een tweede leven op Neerlandistiek.nl, het online tijdschrift voor taal- en letterkunde.

zondag, september 29, 2024

Grietorder (taalslijtagetaal)

Toch maar weer eens een rondje woordenboek gedaan.

Wat betekent ‘pre-order’?

De Cambridge dictionary, waar ik betrekkelijk blind op vaar als ik ronddobber op de Engelse taalzee, geeft aan dat ‘to pre-order’ betekent: ‘to order (= request to buy) a product before it has become available’.

Dat wist ik eigenlijk al wel. Het is een stompzinnig, want overbodig woord, aangezien ‘to order’ volgens dezelfde bron betekent: ‘to ask for something to be made, supplied, or delivered, especially in a restaurant or shop’.

Je kunt dus alleen zinvol of effectief iets bestellen als je weet dat het product daadwerkelijk te koop is of gaat of kan komen. Er is geen boekhandel ter wereld waar je de derde autobiografische spionageroman van Wim Hof kan bestellen. Zo’n boekhandel is ook niet nodig, want lezers (de meeste, althans) zijn niet gek (uitgezonderd misschien de lezers van Wim Hof).

Dat er een speciaal werkwoord zou moeten zijn om het bestellen te benoemen van iets wat nog niet op de markt beschikbaar is maar er (meer of minder weldra) wel degelijk zal gaan komen, is een buitenissige, laat-kapitalistische taalkundige fijnmazerij waar alleen geriffermeerde bijbelexegeten nog een puntje aan zouden kunnen zuigen. Dat we voor het bestellen van een binnenkort te verschijnen boek een beroep zouden moeten doen op een woord uit de Engelse taal, is misschien op te vatten als een positief signaal met betrekking tot de ouderwets goede staat van de gezondheid van het Nederlands, en is voor het overige volkomen belachelijk, om niet te zeggen: bezopen.

Dat in het onderhavige geval het product van Griet Op de Beeck inderdaad al op de markt is of er binnenkort daadwerkelijk zal zijn, dat het reeds bestaat, dat het voorhanden is, blijkt alleen al uit het gegeven dat er gesigneerde exemplaren van zouden bestaan, of dat die binnenkort beschikbaar komen voor wie daar belangstelling voor zou kunnen hebben. Je kunt zo’n exemplaar dus gewoon bestellen. Voorbestellen is larie- dan wel lulkoek (m/v/x).

Een boek wordt er overigens niet beter van als de auteur er met een pen diens of hun naam in heeft genoteerd; die naam staat al op het omslag, en op de titelpagina, en op de rug, en in de vermelding van het kopijrecht en op nog zo wat van die plaatsen. De tekst waar het om gaat, waar het de lezer om te doen is, verandert er niet door.