Er was weer eens een aanleiding om de afdeling Bijzondere Collecties van de UB Utrecht te bezoeken. Ook al werd deze dag steeds lentelijker en warmer en stralender, toen het bericht op de digitale deurmat plofte dat mijn reservering was gearriveerd, toog ik zonder verwijl naar De Uithof. Maar niet dan nadat ik me - met bijstand van de overbuurman, mijn eermalige paranimf - had voorzien van muntstukken van een halve, een hele en een dubbele euro (want ik vergeet steeds in welke locker je welk bedrag moet droppen).
De zacht ruisende lift bracht me in een oogwenk naar de zesde verdieping van de Zwarte Doos. En daar trof ik in het lockersteegje niets dan afgesloten, sleutelloze kluisjes. Bizar: men is hier doorgaans zo zuinig op de spullen; geen bezoeker mag of kan zich in verleiding brengen per ongeluk boeken of stukken mee te nemen, dus tassen en dergelijke zijn op de leeszaal niet gewenst. Een peripatherende medewerker verlichtte me nog voor ik hem ernaar vroeg: men was in een proces van vernieuwing; de kluisjes waren tijdelijk ontoegankelijk. Daar stond ik met mijn klinkende munten.
Maar de feitelijke baliemedewerker van de Bijzondere Collecties redde mij uit de bagagenood: plek genoeg achter de balie. En: of hij me verder van dienst kon zijn?
Dra had ik het gevraagde en zette me aan een ruime werktafel met pc met internetverbinding waarmee ik mijn eigen vertrouwde virtuele bureaublad op het scherm kon oproepen, inclusief toegang naar al mijn mappen; handig, als je baas ook de baas van de UB is. Ik moest een tekst verwerken uit Den gulden winckel, het Geïllustreerd Maandschrift voor Boekenvrienden onder leiding van W.A. Kramers. Jaargang 32, die nog niet in de DBNL aanwezig is. Gelukkig maar, want ik vind het fascinerend om in oud materiaal te bladeren. En dat te meer omdat jaargang 32 die van 1933 is. Dat rampzalige jaar.
Ik moest de maart-aflevering inzien, en daar bleek niets van de omwenteling in het oosterbuurland. Maar een maand later zwichtte toch ook dit blad en kon het zijn neutraliteit of afzijdigheid niet bewaren en besprak Jan Greshoff de nieuwe geopolitieke situatie. Neutraal bleef het blad wel, in zoverre dat er ook ruim aandacht bleef voor de boekproductie in Duitsland. En Allart de Lange, boekhandelaar en uitgever van het blad, maakte bijvoorbeeld reclame voor zijn Nederlandse uitgaven van werken van Duitse literatoren.
Ter afsluiting van mijn bezigheden - waarover ik hier niet zal schrijven - legde ik mijn tijdelijke werkplek vast in 3.145.728 pixels; en een plaatje van de tekst waar het me om ging, kon er ook wel bij. Dacht ik.
Daar was de bibliothecaris - of zijn afgevaardigde. Dat zulks niet de bedoeling was. Dat zulks in principe wel mocht, maar dan onder bepaalde, welomschreven condities, en dan niet hier, maar aan de balie, onder zijn toeziend oog.
Waar hij en hoe snel vandaan kwam, ik weet het niet. Kaken roodbeschaamd stamelde ik mijn verontschuldigingen. Ik had immers best kunnen weten dat die Collecties daar niet voor niets Bijzonder zijn. Bijzonder kwetsbaar onder andere. Dus geen gedoe ermee. De goede man kon niet weten dat mijn telefoon niet eens flitsen kan, al zou ik het willen.
Waar kom je dat nog tegen: instellingsmedewerkers die stante pede en beleefd en terecht je erop wijzen hoe er gedaan en gelaten moet worden. In de leeszaal Bijzondere Collecties van de UB Utrecht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten