Soms denk je dat de aandacht verflauwt, soms lijkt die weer opgeleefd.
In de bloemlezing Lyriek van de lage landen; de canon in tachtig gedichten De Bezige Bij 2008) heeft Paul Claes aandacht voor Achterberg. Zoals van al zijn canonieken, beschrijft Claes heel in het kort des dichters leven en werken alsmede de situering, techniek en thematiek van het opgenomen gedicht, in het geval van Achterberg is dat 'Eben Haëzer', een leuke keuze want, zoals de canoniquer opmerkt: 'Ongewoon voor Achterberg is het ontbreken van het grondthema en de aanwezigheid van jeugdherineringen.' Erg veel wijzer word je er verder niet van, want een mededeling als 'Achterberg publiceerde bijna duizend gedichten, waaronder veel sonnetten' is maar een beetje, net niet helemaal waar. De historisch-kritische editie van het werk van Achterberg (Constantijn Huygens Instituut 2000) telt immers 1016 gepubliceerde gedichten, dus iets meer dan duizend; en in zijn proefschrift uit 1982 heeft Gerrit Otterloo net één meer dan een kwart daarvan, om precies te zijn 255, als sonnet geïdentificeerd; en de meeste daar weer van, net als 'Eben Haëzer', zijn geschreven na de Tweede Wereldoorlog, wat het nog minder begrijpelijk maakt dat er in Claes' canon een foto van de dichter uit 1936 is opgenomen. Maar goed, '1016' is een vorm van 'bijna duizend', en één meer dan een kwart van duizend is een vorm van 'veel'. Het is dan ook meer een (schitterend uitgevoerde!) salontafelbloemlezing dan een feitelijk naslagwerk.
Atte Jongstra refereert aan de Langbroekse bard in het hoofdstuk 'In de gekkenschemer' van zijn privé-domein-uitgave Klinkende ikken; bekentenissen van een zelfontwijker (De Arbeiderspers 2008) in - hoe kan het anders - een voetnoot, nummer 87 om precies te zijn, op pagina 188: 'Het zou me verbazen als hetzelfde niet opgaat voor een flink aantal gedichten van Gerrit Achterberg.' En 'hetzelfde' refereert dan aan 'het doen en ontdoen, na het trauma van de moord', wat weer (in het Engels) terug te lezen is op www.ncbi.nlm.nih.gov. Hoeveel 'een flink aantal' is in het denkraam van deze zelfontwijker met perifere blik, is vooralsnog onduidelijk.
Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries nemen in De canon van de Europese poëzie; 500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben (Meulenhoff 2008) (zonder foto van de samenstellers op het achterplat, gelukkig) welgeteld twee gedichten van Achterberg op: 'Code' en 'Werkster' (inderdaad, mijnheer Claes: weer twee sonnetten). Ook een mooie keuze. Het aantal van twee moet overigens niet gerelateerd worden aan Komrij's loftuitende maximum van tien destijds.
Frank Noë heeft met de roman Spellbound (Ailantus 2008) het leven van Achterberg verfictionaliseerd, blijkens alleen al de titel van de recensie in de NRC-bijlage 'Boeken' d.d. 21 november 2008: 'Achterberg in het koekoeksnest.' Maar ook de titel van de roman doet bellen rinkelen in het brein van de Achterberglecteur. Ik moet het boek nog lezen; zie hier alvast een andere recensie.
maandag, november 24, 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten