zondag, december 11, 2022

Toch weer over stijl, of soms een foutje

Voor de cursus Moderne Tijd van de BA Nederlandse Taal en Cultuur aan de UU lees ik weer allerlei teksten (hele boeken en fragmenten) van tussen 1800 en nu. Het is vooral her-lezen wat ik doe; er zijn niet veel nieuwe teksten. We hebben doorgaans de neiging per jaar weer een betere invalshoek of een prikkelender narratief te hanteren met weer andere teksten als demonstratie, maar dit seizoen is veranderluw gebleven. Wijsheid komt met de jaren (of ook door corona).

Laatst zat ik, ter voorbereiding van de colleges van komende week, te lezen in Geen gewoon Indische meisje (1983) van Marion Bloem. Het is een van de vele teksten met een, hoe zal ik het noemen... met een spaghettistructuur, goed gekookt, op tijd afgegoten maar ogenschijnlijk zonder een scheut olie erover; zo'n tekst met een heleboel afwisselende verhaallijnen of door elkaar gemonteerde sub-teksten of over elkaar buitelende vertellende of al dan niet hardop denkende personages. In dit geval gaat het om het verhaal van Zon en Sonja, afsplitsingen of satellieten van een en het zelfde personage, die allebei zowel in de eerste persoon enkelvoud zelf aan het woord zijn als ook in de derde persoon enkelvoud besproken worden door de oer-Zon/-Sonja. Bloem verbeeldt hiermee de verwarrende gespletenheid die bi-culturaliteit kan veroorzaken. Je wordt er door deze structuur als lezer middenin gegooid; je hebt even veel (of: weinig) overzicht als Zon/Sonja zelf. Daar heeft ook het uiteenlopende taalgebruik en dito vocabulaire van dit dubbelpersonage mee te maken.

Maar: het is geen zooitje, deze roman (net zo min als Max Havelaar, Eva, Eenzaam avontuurMenuet e.t.q.) Ik heb de indruk dat Bloem loepzuiver met het gegeven van de roman, met de taal en met de structuur omgaat – je kan natuurlijk ook niet anders verwachten van een goede auteur, laat staan van een aan wie nu ook nog eens de Constantijn Huygens-prijs is toegekend voor haar gehele oeuvre. Ze gebruikt zowel korte, spreektalige, onvolledige zinnen, als heel lange, die niet zelden zijn voorzien van een tangconstructie waardoor je goed merkt dat die lange zinnen lang zijn.

Opvallend, verrassend vond ik het dan ook om een uitglijder aan te treffen. Op bladzijde 47 van de twintigste druk (Amsterdam-Antwerpen, De Arbeiderspers, 2015) staat:

Van die dag af verstopte ze zowel haar verliefdheid als dat dwaze gevoel van herkenning niet langer weg achter zwijgzaamheid, maar achter jongensachtige onverschilligheid.

Het begin van deze zin vind ik fraai: niet 'Vanaf die dag', maar: 'Van die dag af', dat klinkt net wat ongewoner, sterker. Dan komt er een 'zowel'-'als'-constructie, een formulering die dus twee elementen bevat, wat mooi aansluit bij de thematiek van de roman, en die ook tot opletten aanzet. En daarna komt het even dubbele vervolg: 'niet langer weg achter [x], maar achter [y]'. Allemaal fraai. Maar tussendoor derailleert de zin mijns inziens, want de kern is: '[ze] verstopte [iets] weg achter [iets anders]'. Als dat geen contaminatie is, breekt mijn sarong. Of het is een anakoloet: de zin begint met verstoppen, maar gaat verder alsof niet dat, maar wegstoppen het hoofdwerkwoord was. Wegverstoppen vind ik een pleonastisch onding, en het kan niet op het conto van een zich vergissend personage worden gezet.

Misschien was ik er niet over gestruikeld, als niet vlak ervoor een andere uitglijder stond, zij het een van een heel andere orde. In de zin ervoor, de laatste zin van de voorgaande alinea, staat:

[...] maar nu scheerde hij haar [...] over één kam met andere meisjes.  

Ik moet erbij opmerken dat de werkwoordelijke uitdrukking over één kam scheren ter hoogte van het tweede stel puntjes-tussen-haakjes in het citaat op tangconstructie-achtige wijze onderbroken en uitgerekt is door de tussengevoegde bepaling 'zonder een blad voor zijn mond te nemen'. Maar dat verklaart niet waarom hier scheerde staat in plaats van schoor. Het ene scheren is, ook volgens Van Dale, het andere niet. Wie scheerde ging rakelings langs iets heen, wie schoor verwijderde of kortwiekte haren.

Nu is er een tendens tot verzwakking van sterke werkwoorden in het Nederlands, waardoor we niet meer joegen maar jaagden, niet meer stieten maar stootten, en niet meer kloegen maar klaagden, maar in dit geval, waar er een betekenisverschil is tussen scheerde en schoor, vind ik die tendens niet echt heel profijtelijk, eerder een voorbeeld van taalslijtage. Het lijkt dan immers of de taalgebruiker niet meer weet wat het überhaupt betekent om 'dingen' over een kam te scheren; het is alsof die kam opeens als een tang op een drumstel slaat.

In een andere tekst die we in dezelfde cursus behandelen, komt de verleden tijd schoren wel voor, maar naar mijn stellige indruk ten onrechte. We behandelen de eerste vijf gedichten van Stemmen uit Afrika van Frank Martinus Arion, en we gebruiken daarvoor de tekst die in de DBNL is opgenomen. Daarin staat:

hun prauwen schoren / over de rivieren, / dwalend door 't woud.

Als dat niet scheerden moet zijn, dan valt mijn klomp in de plee.* Gelukkig heb ik onlangs de ingeving gehad Arions 'verzamelde gedichten' te kopen (in feite is het een selectieve zelfbloemlezing van de auteur), Heimwee en de ruïne (De Bezige Bij, Amsterdam, 2013) en daarin staat, op pagina 13, inderdaad niet schoren maar... schoten.

Dat is weer een heel ander kopje thee. Snelle prauwen (ja, als die heel snel gingen, scheerden ze over het water). Toen maar te rade gegaan bij de scans van de teksten die de DBNL gedigitaliseerd heeft, en daarin blijkt schoten te staan. Hier hebben we dus te maken met een ordinaire transcriptiefout, waarschijnlijk zelfs een tikfout (de r staat naast de t op een qwerty-toetsenbord). Los van de transcriptiefouten, waar het – in mijn sombere buien – van wemelt in de DBNL, is het werk van Arion een bron voor tekstonderzoek. Die eerste, geautoriseerde versie van Stemmen uit Afrika (1957) in de reeks Antilliaanse cahiers, is bepaald niet zonder varianten terechtgekomen in laatste geautoriseerde versie, die van de verzamelde gedichten.


*Op een andere pagina van Geen gewoon Indisch meisje (helaas niet exact gedocumenteerd) bleef ik, terwijl ik toch al niet erg snel lees, haken achter de mededeling dat er iemand 'naar de we ging'. In tweede instantie las ik dat correct: dat er iemand 'naar de wee ging', oftewel naar de wc. Maar er staat dus we. Ik weet niet of daar een stukje idiolect wordt weergegeven en dat het letterwoord wc eufemistisch wordt ingekort tot we of dat er een zetter zich vergist heeft en een verkeerd gedistribueerde e uit de letterbak heeft gepakt in plaats van een c. Een paar bladzijden verder staat zowel het woord toilet als het woord wc (ik weet niet of daar steeds hetzelfde personage aan het woord is). Als ik m'n college niet moest voorbereiden, zou ik op zoek gaan naar eventuele drukvarianten in de roman om uit te vinden of we echt zo bedoeld is, en zo ja, of het dan vaker voorkomt in het boek.