zaterdag, maart 14, 2020

Boekenweekkatindezak



Het is anno 2020 voor de zo-veel-ste keer op een lange rij dat in de boekenweek een geschenk wordt uitgedeeld dat, om een uitdrukking van A.L. Sötemann te gebruiken, met vrucht ongelezen kan blijven. Het enige goede aan het geschenk van dit jaar is dat het aanleiding is voor veel wel overwogen en wel geformuleerde reacties. Bijvoorbeeld die van Jos Joosten in Neerlandistiek.nl, onder de mooie titel 'Warsdenken'.

Terzij: er staat bij Joostens stuk een beroemde, althans veelvuldig gereproduceerde foto, gemaakt door Emiel van Moerkerken op 25 november 1939, maar deze keer is dat kiekje onafgesneden afgedrukt, wat wil zeggen: zo dat er opeens ook nog een jochie op blijkt te figureren, dat op grond van welke overwegingen dan ook, maar schijnbaar oscillerend tussen zorg en paniek, de hand van Du Perron vasthoudt. En pas nu zie ik dat wat ik altijd dacht het lichtgemutileerde rechterhandje van Vestdijk te zijn, eigenlijk het dito klauwtje is van Eddy, bang om van een Haags balkonnetje te donderen. Zoontje-lief houdt niet papa Perron vast, maar pappie zoekt steun bij de kleine Alain, én bij crew cut Simon. Menno is de, dan nog, lachende derde; hij heeft zijn handen vrij.

zaterdag, maart 07, 2020

Evelines dodelijke angst

Een station associeer ik voor alles met reizen, met bewegen, met het gaan naar en komen van andere oorden dan je thuis, idealiter: verre oorden. Een "station" lijkt me, ook in het Engels, een oord van reizen.

In het Dubliners-verhaal "Eveline" is het station het startpunt van Evelines verhuis-beweging, van emigratie vanuit Dublin naar wat in dat verhaal heet: Buenos Ayres. Maar Eveline stáát op dat station, ze réíst er niet vandaan naar het gedroomde echtelijk huis in Argentinië met haar geliefde Frank. Ze reist er in de vertelling strikt genomen zelfs niet eens naartoe. Er wordt geen logische geleidelijke overgang van de ene naar de andere situatie verteld.

In het eerste en grootste gedeelte van het verhaal wordt ze letterlijk sedentair voorgesteld. Ze zit 's avonds aan het raam, bladzijden lang. De openingszin van het verhaal is: "She sat at the window watching the evening invade the avenue." Niet zij, maar de avond reist. Zij zit, peinst en mijmert. En bijna vier pagina's later, met twee (afscheids)brieven in haar schoot, zit ze daar nog steeds: "Her time was running out but she continued to sit by the window". Niet zij, maar de tijd reist, zou je kunnen zeggen.

En dan: "Down far in the avenue she could hear a street organ play." Het deuntje heeft ze eerder al eens gehoord, en ze herinnert zich de wartaal die haar zieke moeder toen, in haar "final craziness", bleef herhalen "with foolish insistence": "Derevaun Serun! Derevaun Seraun!"

Dan pas, na die herinnering, staat ze, plotseling, op: "She stood up".

Er zijn normaliserende pogingen ondernomen om de (corrupt Iers of Gaelic klinkende) onzin die haar in waanzin stervende moeder uitkraamt, te herleiden tot een iets zinniger uitspraak in 'goed' Iers. Maar deze uitroep kan je, in de geest van Hélène Cixous ook opvatten als (een fragment) écriture féminine (net als het geraaskal van Mrs Kearney: "I'm a great fellow fol-the-diddle-I-do"). Zo bezien vormt de uitroep met de reactie erop van Eveline, een fraai voorbeeld van feminiene sympathie: Eveline staat juist pas na die kreet op, niet als uitkomst van rationele overwegingen, maar schijnbaar impulsief, om gevolg te geven aan haar reeds eerder genomen, maar later toch weer betwijfelde, eigen besluit om met haar Frank naar Buenos Ayres af te reizen.

Dat is, denk ik, de productieve interactie tussen herinnering en heden die de tekst impliceert. Het is niet precies wat er (letterlijk) in de tekst staat. Er staat: "She stood up in a sudden impulse of terror. Escape! She must escape! Frank would save her." En "terror" vat ik, op gezag van de Cambridge Dictionary, op in de betekenis: "extreme fear".

Die extreme of finale angst kan veroorzaakt zijn door het inzicht in het lot en het levenseinde van haar moeder: "the pitiful vision of her mother's life laid its spell on the very quick of her being - a life of commonplace sacrifices closing in final craziness." Het is de vraag of in deze samengestelde zin "a life" alleen terugslaat op het leven van Evelines moeder, of dat het ook refereert aan Evelines eigen "being". Als antwoord kies ik voor: "a life" refereert zowel aan het leven van de moeder als aan dat van de dochter. Zij verstaan elkaar. In Argentinië, dacht Eveline eerder al, "She would not be treated as her mother had been."

Als Eveline die impuls aansluitend heeft doordacht en dat doordenken heeft besloten met: "He [Frank] would save her", staat er, na een witregel, opeens: "She stood among the swaying crowd in the station at the North Wall". Plotseling, na de ellips, is ze, nee: staat ze ergens anders (het genoemde treinstation werd voor personenvervoor in 1922 gesloten). En even later "She gripped with both hands at the iron railing." Kortom, om wijlen Bob Fosko te parafraseren: "Ze gaat niet, ze gaat niet, ze staat stil!"

En wat staat er in Van Dale s.v. "station" onder meer? Dit, als vierde betekenis: "standplaats, post aan een of meer oorlogsschepen aangewezen, waar zij belast zijn voor de veiligheid der koopvaardij-schepen van hun natie te waken of de onderdanen van die natie te beschermen". Vooral dat "standplaats" trof me in het licht van Evelines geschiedenis.

Maar ook de eerste betekenis is intrigerend: "pleisterplaats" (namelijk "aan een postweg waar de paarden werden verwisseld"). Vooral heeft het woord - in mijn ervaring althans - de (tweede Van Dale-) betekenis: "plaats van aankomst en vertrek der spoortreinen". De plaats dus waar treinen stilstaan.

Met andere woorden: een station is voor een reis wat de blinde vlek, de plaats waar de gezichtszenuw het netvlies verlaat, is voor het zien: het is de plaats waar niet daadwerkelijk wordt gereisd maar zonder welke de reis onmogelijk zou zijn. Een station staat voor "stasis" binnen de dynamiek van het reizen.

De bittere ironie van het verhaal is dat Eveline, ondanks haar grondige pogingen te ontsnappen aan haar lot, eraan ten onder gaat. Ze wordt net zo gek als haar moeder en sterft (moreel en/of psychisch althans) nog tijdens haar (biologische, organische, sociale) leven, verlamd, verkleefd aan de reling, terwijl haar Frank met de stoomboot naar Argentinië vaart. De gedachte dat "Her time was running out", heeft in de erlebte Rede van Eveline alleen betrekking op het naderen van het moment van afvaart, maar in de tekst van de verteller zijn die woorden ook te verbinden aan haar moeders - en aan Evelines eigen - "final craziness".


(met dank aan David Pescoe en Cathelein Aaftink)