zaterdag, juni 30, 2007

Vieze foto's...

... sorry, teleurstellend (tegenwoordig deelwoord). Het meervoud is louter om de aandacht te trekken.... De foto is niet vies, wel wat gefotografeerd is... Of beter: dat is de bron van de viezigheid... Althans: de bron van de gore meur die door ons huis zwierf... Dachten we. Die kwam evenwel van de condensator (??) van de koelkast (ijskast? taartje-gebakje-probleem; zie Spel van Stephan Enter). Maar ja, de facto was de afvoer van de vaatwasmachine, mechanische kurk van ons huisgezin in de ocaan der sociabiliteit, toch ook niet iets om zonder handschoenen aan te vatten. En, om te bezien of die derdehands Miele al dan niet goed aangelegd is, ook, nee: vooral na het terugschuiven van het apparaat onder het aanrechtblad, is zo'n telefotofoontje toch best wel een beetje een soort van handig, of zo.

Met Miele blijft het klooien

Maar wat ik wilde zeggen. Gebruik de zaterdag dan liever om een krant te lezen. In die van gister een voortreffelijk, prikkelend stuk van Ron Rijghard over wat hij (een beetje zwak) noemt: 'Instappoëzie', gedichten die in een behoefte voorzien, gedichten die verstaanbaar iets zeggen over hier en nu (NRC 29 juni 2007, Cultureel Supplement; zie ook dit hier). Lees dat stuk. Zoveelste kei van verstaanbaarheid en straatrumoeur in de vijver der poëzie, maar wel een enthousiaste kei (zie voor de vijver de nieuwste bundel van Van Deel, ook dit weekeinde in de courant besproken; meditatief vegetarisch steengrillen).

En daarnaast (naast nog veel anders, zoals een hoekje van Kester Freriks over Harry G.M. Pricks verzamelde, spelevarende essays; een stuk over een biografie van Garibaldi; Ger Groot over vertalingen van boeken van Foucault, Popper en Adorno, Fens over de uitgave van een selectie van de briefwisseling tussen Vestdijk en Van Eyk; en een proefschrift over de automobiliteit in Nederland (mooi als vervolg op dat boek van Van der Woud); het is niet bij te houden) (zwijg ik nog over die intrigerende column 'Vertalië' van Bindervoet en Henkes, over 'fuck' als Nederlands eufemisme; en passant introduceren ze als neologisme voor 'vuilbekken': 'zuurmuilen'; citeer ik uit het hoofd) een lovende recensie (gerechtigheid) door Bouman, Hans, van de vertaling van Nathan Englanders The Ministry of Special Cases, het boek dat collega Van der Poel zo goed was voor me mee te nemen uit Canada, op mijn verzoek, nadat ik er al eerder een eveneens juichende recensie van las, nou ja, van de originele versie dan. Dat boek popelt nu uitbundig op de leestafel (feitelijk: een leesplank aan de muur), maar ik ben nog bezig in Ryszard Kapuscinski (1932-2007) (vergeef me de haaltjes, tekens en accenten op 15% van de medekllinkers), Imperium; ondergang van een wereldrijk, fascinerende Singel Pocket, van onze buurvrouw gekregen, een boek waarvoor ik de lectuur van A.F.Th's Het schervengericht gaarne onderbrak, waardoor meteen ruimte ontstond om me te verdiepen in Midden op de weg zo hard mogelijk van Arthur Umbgrove, in het kader van de cursus Actuele romans.

Buiten dien wacht ik op mooi, nochtans mooier weer om onder een stralend zonnetje de doften te kunnen lakken en ze daarna al dobberend over Utrechts waterige dreven te kunnen laten drogen. De doften, ja. Niet de denningen, noch de dollen, laat staan de willen.

zondag, juni 24, 2007

Kom op...

... dacht ik, toen me gevraagd werd om voor de Utregse tillevizi iets over Gerrit Achterberg te vertellen. We dragen maar weer eens wat poëzie uit. De opname vond plaats terwijl collega Van der Poel buitenslands, het kroost nog net op school, en ik zelf koud uit m'n laatste facultaire medezeggenschapsbijeenkomst was, op het terrein van des bards jeugd, boerderij (nieuw) Klein Jagersteyn; de hooiberg waar de dichter als jongeling - nu ja: nog vóór hij dichter was - vanaf is gepletterd, blijkt inmiddels discreet (of gewoon: modern-bedrijfsmatig efficiënt) verwijderd.

Vriendelijke terras-uitbatende dame ter plekke (het is goed fietsen langs de Langbroeker Wetering, nog beter nu het er ook aangenaam uitspannen is), leuke RTVU-lui buitendien. Des niet tegenstaande begon het lelijk te regenen, toen ik een gedicht voorlas uit die zo prachtig uitgegeven en voorbeeldig ge-editeerde tweebander Alle gedichten.

Komaf in: Alle gedichten (Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2005, 14 juni 2007, 15.00 uur

De uitzending is op donderdag 5 juli, 18.35 uur (met daarna herhaling ieder uur).

Soms denk ik dat het niet meer om u gaat.

zondag, juni 17, 2007

Melancholie

Piet Gerbrandy verwijst in (boven en naast) zijn gedichten naar tal van teksten en auteurs. Je kunt als lezer proberen die sporen te volgen om je een sleutel te verschaffen waarmee je de gedichten (verder) kunt ontsluiten. Gerbrandy's gedichten zijn namelijk wel stug, maar zeker niet volkomen hermetisch. Wie meer dan één gedicht leest, krijgt vast wel een draadje in dit tekstlabyrint te pakken.

Ik althans vond er een op de bodem van het gedicht op pagina 60 van Drievuldig feilloos vals (Amsterdam 2005): ‘having for his ordinary companions fear and sadness’. Een citaat van Robert Burton, zoals Gerbrandy erbij aantekent, en, voeg ik eraan toe (want dat laat hij - met opzet - na), afkomstig uit diens boek The Anatomy of Melancholy (The First Partition, Memb. III. Subsect. I. — Definition of Melancholy, Name, Difference).

Burton - The Anatomy of Melancholy www.Gutenberg.org.jpg
Vreemd genoeg verwarde ik het met een Tom Waits-citaat uit Leviatan van Thomas Hobbes (Chapter XIII ‘Of the Natural Condition of Mankind as Concerning their Felicity and Misery’), waarin Waits, met Hobbes, het menselijk leven in een fraaie drieslag aanduidt als: ‘Nasty, brutish and short’ (Waits, 'Come on up to the House, op Mule Variations uit 1999).

Hobbes - Leviathan www.library.usyd.edu.au
'Nasty’ betekent vals. ‘Brutish’ kan onder andere een aanduiding zijn van Gerbrandy’s stijl. En aan de kortheid van het leven lijkt de dichter zich in deze bundel te willen onttrekken. 'Gun hem nog even respijt.' (p.12)

Vanwege deze melancholieke associaties spreekt deze poëzie mij aan, denk ik. Op deze wijze lezend en mislezend, ontfutsel ik mijn subjectieve genot aan Gerbrandy’s gedichten.

Voor alle duidelijkheid: Hobbes noch Burton las ik (wat een armoede) maar ik bestudeerde ooit, lang geleden, de titelplaten voor een leeslijst Emblematiek en een leeslijst Boekwetenschap; heerlijke tijd.

maandag, juni 11, 2007

Collega Van der Poel...


... zojuist weggebracht wegens haar bezoek aan professor Hermina Joldersma (University of Calgary). Minny 'will receive the Order of the University of Calgary'. Dat is niet de reden voor het bezoek, maar een leuke bijkomstigheid is het wel.

Let overigens op de poëtische omgeving op het plaatje: 'Hier parkeren is boete riskeren'. Waar een klein land al niet bekrompen in kan zijn. Anderzijds zijn er kennelijk genoeg mensen die wel een kansje willen wagen.

donderdag, juni 07, 2007

Geen roos zonder doornen

Welaan, het geletterde geheugen van Edwin Lucas heeft de reikwijdte van mijn fragmenterende letterbrein ruimschoots doen eclipseren, daarenboven mijn faunatisch onbenul in een zomers, zij het overdrachtelijk schril, daglicht gezet: die duinroos waar ik het over had, was dus een duindoorn. De enige parallel zit in het bloeiende, zowel van de plant, struik, heester, boom (wat is het), als van de dichter, aan wie ik toch in eerste instantie had gedacht (was dat per ongeluk, of zitten dit soort canonieke gegevens werkelijk ergens diep in m'n vergrijzende grijze massa tussen twee in onbruik geraakte neuronen?):


De duindoorn bloeit. De duindoorn bloeide ook daar.
Dat is al lang geleden. Al vijf jaar.

Vijf jaar. En al hun streven ging teloor
Om tot dit niets te komen. En waarvoor?

De duindoorn bloeit. De strijd heeft afgedaan.
De wereld zal ook eens verloren gaan.


Uit de bundel De nederlaag (1937), hier geciteerd naar: J.C. Bloem, Verzamelde gedichten. 7e, ongew. dr. (ed. Sötemann en Van Vliet). Amsterdam 1980, p. 159.

geleend van www.kuleuven-kortrijk.be/[...]

vrijdag, juni 01, 2007

Klasse...

... zo heet een digipagina (digina?) waarop ik positieve leeservaringen versla (Doeriantegengif (deze week een recept voor een shake van doerians in de Kidsweek, p. 26)), maar daar komt de laatste tijd weinig bij, niet omdat er niets goeds zou zijn, meer omdat ik niets lees, althans geen boeken, alleen maar readers, readers over huiselijkheid, over liefde, over engagement, over autonomie; en als ik dan eens een boek lees, bijvoorbeeld van een favoriet, Thomas - prijswinnaar - Lieske, val ik in slaap, niet doordat Lieskes nieuwste poëzie niet goed zou zijn, meer doordat ik een enorme slaap en gaap heb opgebouwd door het doorlezen in readers over huiselijkheid, over liefde, over engagement, over autonomie; terwijl alleen de titel, Hoe je geliefde te herkennen, leesprikkelt, meer althans dan huiselijkheid, liefde, engagement of autonomie. Nu ja, vandaag ook het leesclubje moeten missen, waar Lieskes bundel op het programma stond (niet getreurd: 'Begeeft het dak dan heten wij dat jammer' (Gerbrandy) dwarrelt nog sprankelend onder het gehemelte).

Eerlijk gekopieerd van www.pallas.leidenuniv.nl
... lijkt mij de biografie door Olf Praamstra over Conrad Busken Huet. Nee, inderdaad, die heb ik nog niet gelezen; ik was nog even bezig in die readers over huiselijkheid, over liefde, over engagement en over autonomie. Maar boven Ewout Kiefts goede recensie (in dubbele betekenis) van de Bloem-bio door Bart Slijper, staat vandaag in de NRC dan wel het NRC-Handelsblad een recensie van die Huet-bio door (die recensie, bedoel ik) Heumakers, Arnold. En daar dan staat dit:

'Huet gooide keer op keer zijn eigen glazen in, en dat hij achteraf nooit begreep waarom het binnen nat werd tekent zijn onvermogen om te beseffen wat zijn woorden aanrichtten.'

Van goed gerevitaliseerde clichés ga ik onmiddellijk door m'n hoeven. Wat een prachtig beeld. Maar, van wie is het: van de traditie, van Praamstra of van Heumakers? Ik althans kende, tot nu dan, alleen het eerste deel, over dat ingooien van je eigen glazen. Het vervolg, dat je dan/daardoor nat wordt, was me nieuw. Stoet, F.A., Nederlandse spreekwoorden en gezegden verklaard en vergeleken met die in het Frans, Duits en Engels, 9e, geh. herz. en zeer verm. dr., bewerkt door C. Kruyskamp, Zutphen 1974, meldt onder nummer 506 (p. 104) dat dit gezegde 'Niet voor de 19de e. opgetekend' is. Met andere woorden: het is, wellicht, een negentiende-eeuwse uitdrukking. Ik denk dus dat Praamstra verantwoordelijk is. Maar ik weet het niet zeker. Mooie smoes om weer eens een boek te lezen.

Portrait by an unknown artist, schaamteloos gejat from www.britannica.com/ebc/art-22701