maandag, november 27, 2023

Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen

In de serie HeNLOS (Het Nieuws en Leerzame Oude Spreekwoorden) vandaag: Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen.

NOS 27-11-2023: 'Gisteren zei Van Strien aanvankelijk gewoon aan de slag te gaan als verkenner. Hij zei dat de beschuldigingen aan zijn adres ongegrond zijn en dat hij "er met kracht afstand" van neemt.'

Ergens 'afstand' van nemen, maar liefst ook nog heel fier en 'mannelijk'  'met kracht', en dan meteen voluit op je platte muil gaan. Dan mag je geen verkenner heten, inderdaad.

Overigens snap ik niet wat dat woord 'aanvankelijk' daar doet. Hij zei dat gisteren. Punt, uit. Lekker ferm. En vandaag zegt hij, net zo moedig, frank en vrij, iets anders, meer in het bijzonder bij implicatie: het tegenovergestelde. Hij is dan ook senator, lid van de Eerste Kamer; kan je op bouwen, kan je vertrouwen. Niet zomaar iemand van de straat of een doorsnee lid van de... oh nee, je kunt geen lid zijn van die 'partij'.

Dat 'gewoon' is ook maar een praattaalstopwoord; zo gewoon is dat verkennerswerk voor een nieuw kabinet niet, zeker niet in dit geval. Dat blijkt maar weer.

Volgende keer in deze rubriek: Denk aleer gij doende zijt, en doende, denk dan nog.

Iets later op dezelfde dag: een wijziging van dit voornemen. Onder druk van de actualiteit komt in deze rubriek eerst een ander spreekwoord aan de orde: Meten is weten.

Geert W. gaat op zoek naar een nieuwe verkenner; hij heeft zelfs al iemand op het oog en is er al mee in gesprek. Ik citeer weer de NOS en via dat kanaal W. zelf: 'Wie het is, wil hij nog niet zeggen. "Het zal in ieder geval iemand zijn met meer afstand tot de politiek."'

Leitmotiv in deze onverkwikkelijke verkennerszaak lijkt te zijn: afstand. Was het eerst de afstand die Gom van S. krachtig nam van de beschuldigingen aan zijn adres van frauduleuze praktijken bij een eerdere werkgever, nu kondigt W. aan aan te zullen komen struikelen met een verkenner die meer afstand tot de politiek heeft. Alsof dat het probleem was met Van S., dat hij te weinig afstand tot de politiek zou hebben. In tegendeel, zou je denken: die politiek was hem worst met betrouwbaarheid en integriteit en dat soort moeilijke concepten. Maar W. heeft weer een ferme formulering gevonden: de volgende verkenner zal meer afstand hebben tot de politiek. Meer is beter, althans, in dit geval, kennelijk (ook al kennen we W. heel anders tot nu toe). Het wordt desniettegenstaande steeds onduidelijker welke en hoeveel maatstaven hij tot zijn beschikking heeft, en of hij wel weet waar, wanneer en hoe ze te hanteren.

Volgende keer in deze rubriek: 't Kan verkeren.

maandag, november 20, 2023

Baba Anousch

Ooit had ik een collega die zich professioneel onledig hield met het bestuderen van de significa van Frederik van Eeden. Ik was jaloers op hem want terwijl ik me nog steeds verloor in de kladjes en typoscripten en drukproeven zonder en met correcties van Achterbergs Spel van de wilde jacht, hield hij zich met iets algemeners en mogelijk meer zinrijks bezig, namelijk die significa. Dat is, zo leer ik, opnieuw, maar nu van Wikipedia, dat er toen nog niet was:

de leer van de middelen om verstandhouding te onderhouden, in het bijzonder van de taal als middel waardoor mensen elkaar proberen te beïnvloeden. In het laatste decennium van de 19e eeuw werden in deze materie belangrijke impulsen gegeven door Victoria Lady Welby, die hoopte daarmee een eind te kunnen maken aan de vele misverstanden en het wantrouwen tussen verschillende sociale groepen. Aanvankelijk luidde de term Significs. De term is later aangepast tot significa door de Nederlandsche Signifische Beweging 

Die collega was natuurlijk helemaal bezeten van een goed, meer in het bijzonder doeltreffend en eenduidig gebruik van taal. Maar ook op andere gebieden was hij nogal creatief orthodox, tevens begaafd met een grote fijnzinnige humor en een even humoristische geestelijke fijnzinnigheid.

In het 'bureau' waar we toen werkten, dat een onoverzichtelijk lange en smalle gang bevatte die tientallen binnenstadse panden van ongelijke hoogten met elkaar verbond en daartoe van ontelbare trappen en trapjes van verschillende aantallen treden was voorzien, was ergens een bordje aan een laaghangend plafond geschroefd met de tekst: Denk aan uw hoofd. Het zal de bedrijfsarts geweest zijn die het initiatief genomen heeft tot het aanbrengen van deze vermanende waarschuwing, maar mijn signifische collega, wiens verstand de gedichten van Achterberg uiteraard verre te buiten gingen, wees er meer dan eens op dat een ander bordje in deze academische omgeving misschien meer van toepassing was: Denk met uw hoofd. Scepsis en misantropie zijn een goede voedingsbodem voor het signifisch idealisme, wist ik toen.

Van daar is het maar een kleine stap naar Baba Anousch; dat zult u begrijpen. Zij is namelijk mijn mascotte, stevig geborduurd op mijn onredelijke-taalvittersbanier. Ik riep haar weer aan toen ik vandaag op haar fabrieksverpakking het volgende las:

Gegrilde aubergine salade met een vleugje rode peper

Het glanzende koetswerk van mijn passieve taalgebruik heeft significante deuken opgelopen door het jarenlang lezen van poëzie, van teksten, bedoel ik, die, volgens de volksdefinitie (met dank aan Nijhoff), iets anders proberen te zeggen dan er staat (zelfs komma's zijn in dat genre komisch, verbergen zich tussen andere donderkopjes). Al het nieuws en ander wereldleed dat, maar ook alle commercie die mijn brein zoekt te bereiken via kranten en andere schriftelijke media, wordt gefilterd door de verbijstering over de krukkige taal waarmee het getransporteerd wordt. Steeds vaker lees ik in eerste instantie wat er niet bedoeld wordt; pas daarna keer ik op mijn schreden terug uit het slop om het smalle pad te zoeken dat wel leidt naar wat er 'eigenlijk' bedoeld zou zijn.

Zo verheugde ik me vandaag, niet bij het ontbijt maar bij de lunch, naar later bleek ten onrechte, op een boterham met een bijzonder opmerkelijk gekleurde salade (welke salade, stond er op het doosje niet bij). Het was niet zomaar een aubergine-kleurige salade, de salade was zelfs niet slechts aubergine met een vleugje rode peper van kleur, ze was maar liefst: gegrilde aubergine met een vleugje rode peper, een coloristische nuance waar zelfs Van Gogh, zeker in zijn Nuenense periode, al zijn tien vingers bij af zou hebben gelikt.

Ik vreesde al dat de foto op de verpakking van de salade de ware kleur ervan in de verste verte niet kon benaderen, maar toen het bakje eenmaal open was, kon de teleurstelling niet groter zijn: drabbig violet tot donkerpaars met rode spikkeltjes. Toen pas wist ik wat er bedoeld was: gegrilde-auberginesalade, met minieme stukjes rode peper erin. Het was niet de kleur, het was de materie. Weer had ik me laten misleiden door een verhoopte, zorgvuldig gebalanceerde formulering, een waarin 'aubergine salade' prachtig na 'met' gespiegeld wordt door 'rode peper', terwijl elk van beide woordgroepen ook nog vooraf wordt gegaan door een bepaling, namelijk 'gegrilde' respectievelijk 'een vleugje'. Maar hoewel er drie jamben te onderscheiden zijn in zowel 'gegrilde aubergine' als in 'een vleugje rode peper', loopt het metrum rond het amfibrachische woord 'salade' lelijk in de soep.

Een andere keer meer over de vraag of de invloed van het Engels op het Nederlands zich ook of voornamelijk voordoet in de morfologie, meer in het bijzonder die van de meerstammige lexemen.

maandag, november 06, 2023

Natuur gerijpt

 

Vanmorgen [dat was: 3 november 2023] zag ik, net uit de trein van A. naar T. gestapt, met Freddy aan de lijn op weg naar mijn kleinkinderen, want op vrijdagen speelt, ijs en weder dienende, ondergetekende 'comfortabel gepensioneerde' (een typering die ik via Joosten 2023 ontleen aan Franssen 2022, die 'm waarschijnlijk weer van Bourdieu gebietst heeft) sinds ruim vijf jaar de oppassende grootvader, in de binnenstad van het Gelderse stadje waar het minder goed gaat met de middenstand dan wellicht het geval lijkt te zijn op basis van deze anekdote, een reclame op zo'n sandwichbord, maar dan wel een zonder sjouwend mens tussen beide platten, met een afbeelding van een hele kaas plus een (mag het iets meer zijn) schuin stuk, en onder andere deze waarschijnlijk wervend of kooplustopwekkend bedoelde tekst in, ik zou haast zeggen, koeienletters, die mij echter niet aanzette tot consumeren:


Deze kreet waart ook op het internet rond, ontdekte ik later, moe maar tevreden teruggekeerd en neergezegen bij de huiselijke haard, waardoor ik haar hier met de computer via datzelfde medium makkelijk kan reproduceren en u niet hoef te verzoeken voor verificatie spoorslags naar het bedoelde Hanzestadje  af te reizen. Ik had me, tussen de luiers en de duplo door, urenlang suf gepiekerd, op zoek naar een antwoord op de ongemeen complexe vraag hoe kaas 'natuur' rijpt. 

Daarbij ingesloten is de kwestie sinds wanneer je 'natuur' zo als bijwoord kunt inzetten? En ook  andere antwoorden lieten zich zoeken op weer andere vragen: zou 'natuur' misschien à la Vasalis' droomtijd gaan: langzamer dan de oudste steen? Kan kaas ook 'techniek' rijpen, of 'cultuur' rijpen? En wat verstaan de kazeniers daar dan onder? Last, not least: kon ik deze kaaskwestie zonder Laarmans wel oplossen?

Zoals je een kaas niet in een keer in haar geheel verorbert, maar eerst in stukken en vervolgens in reepjes, blokjes of plakjes snijdt, is ook deze taalmaterie gecompartimenteerd het best te tackelen, denk ik. En van een kaas eet je niet werkelijk alles; dus de parafine van dit vragenstelsel verdwijnt hier metaforisch in de afvalemmer.

Misschien berust het misverstand op een typografische eigenaardigheid van reclamemakers om samengestelde woorden zonder koppelteken in platte stukken te hakken (wat ook een uiting kan zijn van spatiële hypertrofie). Na een tijdje van ronddenken kwam ik op 'zongedroogde tomaten', de traditionele  'zonovergoten vakantie' en de mogelijkheid van een 'houtgestookte pizzaoven'. Dergelijke woorden zijn opgenomen in de Woordenlijst, net als 'gasgestookt' en 'kolengestookt' (maar opmerkelijk genoeg 'oliegestookt' dan weer niet). In dat licht bezien kan er natuurlijk ook 'natuurgerijpte kaas' bedoeld zijn geweest.

Dan rest alleen de vraag wat dàt betekent. Gelukkig is die vraag al eens gesteld, en beantwoord, door de Keuringsdienst van Waarde


Deze tekst verscheen in nuce eerder op Instagram.

zondag, oktober 29, 2023

Stilte, geen stem

Voor helemaal gratis mocht ik digitaal een hoofdstuk lezen uit een boek dat genomineerd is voor de NS-publieksprijs 2023. Dat leek me een goede gelegenheid om eens te kijken of Arthur Japin zich inmiddels ontwikkeld heeft tot een auteur waar ook ik van zou kunnen genieten; andere genomineerden trokken me nog minder aan. Sinds ik lang, lang geleden De klank van sneeuw las, was het er niet meer van gekomen meer dan de flaptekst van een Japin uit te lezen, en vervolgens zelfs niet meer er aan een te beginnen.

Jammer voor Japin ging het in de tweede eerste alinea's van Wat stilte wil al mis, ondanks de niet te missen allusie op de opening van Van Eedens Van de koele meren des doods. Japin begint met:

De geschiedenis van een vrouw. [...] Haar naam, Anna Witsen. Zij was betrekkelijk jong [...]

Aan het begin van de roman hoef ik als lezer op eigen kracht nog niet te weten dat Anna Witsen in werkelijkheid niet erg oud is geworden (1855-1889).* Maar als het daar wel om gaat, had Japin het iets duidelijker kunnen noteren:

De geschiedenis van een vrouw. [...] Haar naam, Anna Witsen. Erg oud is zij niet geworden.

Maar dat bekt niet lekker in een zoetsappig drama. Dus moeten we het doen met die malle combinatie van staccato mededelingen:

De geschiedenis van een vrouw. [...] Zij was betrekkelijk jong [...]

Het klinkt een beetje vreemd dat een betrekkelijk jonge vrouw het subject van een hele geschiedenis is, maar het is mogelijk. Van Eeden wist een dergelijke onduidelijkheid te vermijden en schreef in zijn in 1900 gepubliceerde roman op de eerste pagina al klip en klaar dat zijn heldin 'in 't midden der negentiende eeuw geboren' was, zonder hogere wiskunde implicerend dat ze hooguit vijftig jaar oud kan zijn geworden. Daarmee, en met de referentie aan haar voorouders en aan 'een Hollandsche provincie-stad' als haar geboorteplaats, start hij zijn reconstructie van de geschiedenis van Hedwig organisch bij haar geboorte en afstamming.

Maar Japin schrijft mistig. Hij maakt niet duidelijk hoe jong Anna was noch hoe oud zij geworden is noch waaraan haar niet genoemde leeftijd gerelateerd zou moeten worden om er de betrekkelijkheid van in te kunnen zien. Janis Joplin en Amy Winehouse, die waren pas jong.

Hiermee is het tekst- en vertelleed nog niet geleden. De tweede zin van de tweede alinea luidt in haar geheel:

Zij was betrekkelijk jong, maar uit een deftig, oud geslacht.

Met geen mogelijkheid kan ik mijn geest, die nogal wat heeft rondgegraasd in de negentiende-eeuwse Nederlandse letteren, ertoe bewegen wat in vredesnaam de tegenstelling kan zijn tussen enerzijds 'betrekkelijk jong' zijn en anderzijds uit het ene of het andere geslacht stammen. Japin suggereert hier, door het gebruik van 'maar', dat je alleen als je oud bent uit een deftig, oud geslacht zou kunnen 'zijn'. Daarnaast is de combinatie van de bijvoeglijke bepalingen 'deftig' en 'oud' bij 'geslacht' van een dermate bloedstollend clichéruisgehalte dat een romancier er alleen mee kan verraden af te willen stevenen op de NS-publieksprijs.

De derde derde zin van dezelfde alinea zou je raadselachtig kunnen noemen, of slecht:

Haar vader, ook al was hij vennoot van een ijzerhandel, hield de waarden, naam en status hoog van hun stamvader, die eind zeventiende eeuw burgemeester was geweest van Amsterdam.

Syntactisch is de zin in orde, en feitelijk tot op zekere hoogte ook. De Witsens waren volgens Wikipedia** een welgestelde patriciërsfamilie, waartoe ook de 17e-eeuwse regenten Cornelis Jan Witsen en diens zoon Nicolaes Witsen behoorden; de vader van Anna heet daar een koopman in ijzer. Maar vals en onheus is Japins suggestie dat je meer of anders of beter moet zijn dan een vennoot in een ijzerhandel om de waarden, naam en status van je stamvader in ere te kunnen houden.

Met dank voor het gratis aangeboden fragment moet ik de NS mededelen dat ook dit jaar ik niet stem op een roman van Arthur Japin.

* 'Op 5 maart 1889 maakt de zangeres Anna Witsen, zuster van de schilder [Willem Witsen], een einde aan haar leven door zich te verdrinken in de vijver van het landgoed Ewijkshoeve.' (Endt, Het festijn van Tachtig)
**Een Wiki-zoekopdracht 'Anna Witsen' leidt naar de bekendere broer van Anna.

maandag, oktober 23, 2023

Ik snap het wel, maar het staat er niet

In hoofdstuk 16 van Tommy Wieringa's Nirwana (e-boek-uitgave, naar de eerste druk) lees ik:

Een l-vormige gaanderij met een arcadeboog omsloot het zwembad half [...]. 

Ik denk dat die gaanderij in (fictionele) werkelijkheid L-vormig is.

Maar dan nog vraag ik me af wat 'een gaanderij met een arcadeboog' is. Een beetje gaanderij van allure, bij een landhuis op Ibiza, zeker een gaanderij met een hoek erin, heeft toch minimaal twee bogen, stel ik mij voor.

Maar dan nog: is 'gaanderij' niet een ander woord voor 'arcade', namelijk 'een reeks achtereenvolgende bogen die rusten op kolommen' zoals ik op Wikipedia lees? Voor de zekerheid even naslaan in de elektrieke Van Dale

arcadeop pilaren rustende reeks bogen

gaanderij: [staat er niet in, ook niet in de eenmalig gratis te raadplegen betere uitgave]

Dan maar naar het eveneens elektrieke WNT

arcade: Gewelf of boog, op twee kolommen of pilasters rustende, hetzij onmiddellijk, hetzij op eene architraaf, de beide kolommen verbindt
[en in het supplement:] 
Eig. Boogstelling; op pijlers of zuilen rustende boog of bogen

gaanderij: zie galerijLange bedekte gang, door eene enkele of dubbele zuilenrij met of zonder gewelfde bogen gevormd, hetzij langs of binnen een gebouw doorloopende, hetzij geheel vrij staande, en tot wandelplaats of tot andere doeleinden dienende; zuilengang

Wat is dan, nog een keer, 'een gaanderij met een arcadeboog'? Lijkt me een gevalletje 'ik snap het wel, maar het staat er niet'.*

Een uitzondering, want nu ik het voor de tweede keer lees, is het weer klassiek smullen, dit Nirwana.

Al is er nog een uitzondering. In hoofdstuk 8 staat deze zin, over het frauduleuze medium Eva C:

Ze hield seances waarbij ze dat spul [nl. ectoplasma] produceerde, een soort door de geest voortgebrachte, gematerialiseerde substantie. 

Lijkt me een ernstig geval van pleonasmitis. Het wordt evenwel kunstig gecompenseerd door onder meer deze vergelijking in hoofdstuk 34:

Ze [de verpleegkundige van Hugo's grootmoeder] lachte nu voluit. De lach van een vrouw van middelbare leeftijd in een reclame voor elektrische fietsen. 

Al is er wel nog een derde uitzondering op de regel van het weloverwogen taalgebruik in deze roman, vlak na de vermelding van die l- of liever L-vormige gaanderij:

Hugo [...] zag kakkerlakken wegschieten tussen de kieren van de stenen.

Dan krijgen die beestjes toch koppijn? Hebben stenen kieren? Of zijn die diertjes slimmer en schieten ze weg via de kieren tussen de stenen?

Maar daar staat, in hoofdstuk 17, kwalitatief compenserend tegenover, terwijl het er formeel bij aan lijkt te sluiten:

Het verleden dat tussen de stenen kroop en steeds de boel ontwrichtte'

 Een mooie, krachtige verbeelding van een van de centrale abstracte motieven van deze rijke vertelling. 


* In hoofdstuk 74 is eerst nog een keer sprake van 'het zwembad [...] met de arcadebogen eromheen.' Daarna is er de vermelding van een schilderij, waarop afgebeeld het zwembadwater met 'de weerspiegeling van de arcadebogen en schaduwen van de gaanderij daarachter'. Heeft dan de gaanderij zich losgezongen van de arcadebogen, of zie ik het verkeerd?

Een korte versie van deze tekst verscheen eerder op Instagram @fabianstolk

maandag, oktober 02, 2023

Nog een keer Rilke, 'De dood van de geliefde'

Aan de aflevering van 1000 Dichters in Zwolle (28 september jongstleden) deed ik mee met C.O. Jellema's vertaling (1988) van 'Der Tod der Geliebten' (1908) van R.M. Rilke. Ik raakte bij de voorbereiding van die voordracht natuurlijk opnieuw in gepeins over de vertaling(en) van het gedicht en hoe aan elke overzetting wel iets ontbreekt en hoe elke ook een goede vondst heeft als oplossing van steeds een ander vertaalprobleem. Ik ben begonnen aan een eigen vertaling, tegen beter weten in, in zekere zin, want ik ben vertaler noch dichter, maar ik hoopte wel goed te kunnen lenen van alle andere vertalers, en het geleende te combineren; eveneens vergeefs, vooralsnog.

Wat een toeval is het dan dat ik vandaag (2 oktober 2023) aanschuif bij Hijman Ongerijmd in Arnhem om te luisteren naar bijdragen aan de negende aflevering van 1000 Dichters en al dwalend daar tussen de gedrukte bundels een voor mijn vergeetachtig brein nieuwe vertaling van dat gedicht tegenkom; Erik de Smedt had me in november 2015 al op het bestaan van deze vertaling gewezen, zij het in een andere bron: Rainer Maria Rilke, De mooiste gedichten, vertaald door Piet Thomas. Davidsfonds/Literair, Leuven, 1999, p. 21. Anno 2023 las ik deze vertaling, als ware ze nieuw, in: Rainer Maria Rilke, Gedichten. Bloemlezing en vertaling door Piet Thomas; een uitgave van Sterck & De Vreese [Gorredijk], 2022. In de tussenliggende vijfentwintig jaar heeft Thomas zijn vertaling niet aangepast, opgepoetst of gepimpt.

Thomas doet in de eerste regel, anders dan bijvoorbeeld Jellema ooit in zijn vertaling, wat voor de hand ligt, wat ook Wigman doet: letterlijk vertalen wat er staat; zo min mogelijk erbij, niets eraf. Dat kan zonder problemen wat betreft metrum en inhoud; de enige hindernis is dat je in de derde regel een goed op weten rijmend alternatief voor fortgerissen moet hebben. Dat rijmwoord is bij Thomas, net als bij Wigman: weggereten. Omdat het over een geliefde gaat, zou wat mij betreft losgereten ook goed kunnen, misschien wel beter. Kwestie van smaak, of lood om oud ijzer?

Dit geconstateerd hebbend, nam ik een foto van de tekst en luisterde verder naar enkele van de duizend dichters. Die kenden dat probleem helemaal niet; die zaten daar niet mee. Weer thuis, na een late lunch, las ik op mijn gemak Thomas' hele vertaling:

Hij wist slechts van de dood wat allen weten: 
dat hij ons neemt en in verstomming stoot.
En toch, toen zij, niet van hem weggereten,
nee, zachtjes uit zijn ogen weggenood,

naar onbekende schaduwen vergleed,
en toen hij voelde dat die verre stad
nu 't maanlicht van haar meisjesglimlach had
en de manier waarop ze 't goede deed,

toen werden hem de doden zo bekend
als was hij dankzij haar met elk van hen
innig verwant. Wat anderen zeiden,

hij kon het niet geloven. Was niet aan gindse zijde
het goedgelegen land, 't oneindig zoete?
De weg aftasten wou hij voor haar voeten.


Die verstomming in regel 2 klinkt me wat te abstract; het stomme zou al wat sterker staan, maar wat mij betreft is ook de stilte een heel goed alternatief.

In regel drie zou, denk ik, beter Maar of Echter kunnen staan dan En, ook al komt er nog toch na. Rilke poneert immers een tegenstelling met zijn Als aberToen echter zou goed passen. Dat zou ook die extra komma schelen.

Wel weet Thomas de mooie constructie van Rilke te behouden met een deelwoord in regel 3 en ook een in regel 4, waarna pas in regel 5 de persoonsvorm volgt. Maar... dat weggenood in regel 4 is me een gruwel, een vreemd, quasi- of schijnbaar ouderwets klinkend neologisme (het digitale Woordenboek der Nederlandsche taal kent en noemt wegnoden niet). 

Je kunt het maar nodig hebben, wellicht, maar in mijn optiek is de nergens in de brontekst terug te vinden verre stad een forse vertaalbrug te ver; dat geldt eens te meer voor de nieuw aangelegde weg in de slotregel; daar heeft Rilke het helemaal niet over; nergens.

In regel 7 en 8 rommelt Thomas, mede gedwongen door rijm, ook stiekem een heel eind weg van de wijze waarop Rilke zijn woorden gebruikt. Zowel licht als glim- zijn specificerende elementen die niet expliciet in de Duitse bron te vinden zijn. En de verandering van wohlzutun in 't goede deed komt me ongelukkig voor. 'Weldoen' (weldadigheid) is toch iets anders dan 'het goede doen'. Bovendien is de verleden tijd (deed) hier inhoudelijk een stap te ver, omdat de dood van de geliefde, en daarmee haar verleden-zijn, in dit gedicht niet zo absoluut lijkt te zijn (zie nun in regel 6 en -tun in regel 8) dat er over haar in het hiernamaals in de verleden tijd zou moeten worden gesproken. En: bij Rilke is regel 8 twee lettergrepen korter dan alle andere. Waarom dat ook is, zou dat in een vertaling van een formeel strak opgezet gedicht niet gerespecteerd moeten worden?

Regel 9 en 10 zijn weer overeenkomstig de vertaling van Wigman; ze volgen het Duits op de voet, zonder extra's, zonder iets weg te moffelen. In regel 11 biedt Thomas een mooie parallel van ganz nah verwandt, namelijk: innig verwant, met behoud van de antimetrie in de eerste lettergreep. Daarna construeert hij echter weer een zin van eigen vinding, met andere implicaties dan het origineel.

In de slotstrofe haalt Thomas' vertaling het in de verste verte niet bij Rilke's woorden. Het originele gedicht geeft mij althans de indruk dat aan het eind een verworven inzicht, een nieuw en zeker weten wordt geformuleerd, dat tegengesteld is aan het nog niet goed-geïnformeerde gissen waarvan sprake was in de eerste strofe. Rilke vraagt in de slotterzine niet, zelfs niet retorisch, maar stelt. In de slotzin formuleert hij niet een wens of een voornemen, maar beschrijft hij een daad, een actie, een handeling. De hij-figuur (volgens mij een vermomming van het lyrisch ik, wellicht zelfs de tekstgestalte van de dichter) verkent bij leven het dodenrijk voor en ten behoeve van zijn gestorven geliefde; zo innig is hij nog steeds met haar vereend.


P.S.
d.d. 3 oktober 2023

Hierbij, bij het bovenstaande, kon ik het niet laten. Toch nog maar eens zitten knippen en vijlen aan die bijeen geflarfte, dus collectieve, vertaling en tot de volgende, nog steeds niet geheel bevredigende, omzetting gekomen. Dat regel 2 een stuk forser is geworden dan bij Rilke, is een bewuste extrapolatie, dat het rijm in regel 2 en 4 en 6 en 8 maar half is, een noodsprong.

De dood van de geliefde

Hij wist slechts van de dood wat allen weten:
dat hij ons grijpt en in de stilte ramt.
Toen echter zij, niet van hem losgereten,
nee, haast zorgvuldig uit zijn zicht verdampt,

naar onbekenden gleed aan gene zijde,
en toen hij voelde, dat die schimmen daar
haar meisjeslach nu als een maan verblijdde
en haar weldadige bestaan:

toen werden hem de doden zo verwant,
als was hij met elk van hen dankzij haar
innig bekend. Die anderen praatten maar;

hij geloofde hen niet, noemde ’t gindse land
het welgelegene, het altijd zoete -

En verkende het tastend voor haar voeten.

dinsdag, augustus 29, 2023

Over een zin

Voor Rubiales' carrière als bondsbons is hij een modale verdediger, die vooral op het tweede Spaanse niveau uitkomt.

Aldus Dylan van Bekkum in een Profiel-stuk in de Volkskrant van 29 augustus 2023 op pagina zeven.

Deze zin lijkt me grammaticaal en syntactisch helemaal in orde. Ook de spelling is goed, de typografie, het ritme. De (niet volledige) klankherhaling in 'voor', 'bondsbons en 'modale' is niet nuttig maar wel leuk in de krant. Maar ik moest de zin tweemaal lezen eer ze een plekje vol begrip vond in mijn brein.

Ik verwachtte ander vervolg na de bepaling van tijd, iets in de geest van:

Voor Rubiales' carrière als bondsbons is het kaken van de zegevierende Spaanse voetbalsters als het openen van een porseleinkast met een ontspoorde goederentrein.

Dat kan aan mij liggen, maar ik lig inmiddels behoorlijk vast, en de plasticiteit van mijn brein niet minder, terwijl aan een zin altijd nog wel wat te morrelen valt:

Voor zijn carrière als bondsbons is Muriales een modale verdediger, die vooral op het tweede Spaanse niveau uitkomt.

Die licht gewijzigde formulering van Van Bekkums zin vind ik veel makkelijker te begrijpen, doordat in de hoofdzin het onderwerp expliciet vermeld staat bij de persoonsvorm, en niet indirect met een verwijzend, persoonlijk voornaamwoord.

Bij nader inzien begin ik toch te twijfelen of de inleidende bepaling wel helemaal deugdelijk is. Nog beter is wellicht:

Voor zijn carrière als bondsbons begint, is Muriales een modale verdediger, die vooral op het tweede Spaanse niveau uitkomt.

Maar dan zou ik, in een krantenstuk dat een profiel van iemand schetst en dus vooral zakelijk en informatief moet zijn, nog meer veranderen. Dat nogal literaire praesens historicum maakt de boel wel mooi maar ook nodeloos ingewikkeld. Ergo:

Voor zijn carrière als bondsbons begon, was Muriales een modale verdediger, die vooral op het tweede Spaanse niveau uitkwam.

Het contrast tussen Muriales' onopvallende start op de grazige werkvloer en zijn daarop volgende kantoor- en party-loopbaan op bestuurlijk meta-niveau blijft behouden; de afwijkende chronologie houdt de aandacht van de lezer gevangen. Anders zou het saai zijn:

Muriales was een modale verdediger, die vooral op het tweede Spaanse niveau uitkwam, voor zijn carrière als bondsbons begon.

Erg saai, lelijk ook, met nota bene ‘begon’ als slotwoord. Wel passend eigenlijk, alleen deze zin als necrologie. Niet te veel mooie woorden vuil maken aan zo'n knakker. Laat dat maar aan zijn moeder over.

dinsdag, mei 23, 2023

Lezersbedrog

Terwijl ik met Freddy slenterde door boekhandel Het Colofon bleef mijn door de winkel bladerend oog haken bij een grappige titel: The Book that No One Wanted to Read. Het boek is geschreven door 'actor-author-broadcaster-comedian-filmmaker' Richard Ayoade, en verscheen bij uitgeverij Walker Books in 2022.

Achterop staat deze aankoop-aanjagende aanprijzing:

it's the first book to have been written by a book (me).

Dat klinkt net zo leuk als de titel. De titel klopt trouwens volgens een blurbje eigenlijk niet. Nadia Shireen heeft immers gezegd dat het boek zo leuk is dat de titel zou moeten luiden: The Book That Everyone Wanted To Read.

Maar als ik het wel heb, is dit niet het eerste boek dat door een boek geschreven is. Al in 2014 verscheen eveneens bij Walker Books: My name is Book. An Autobiography. In kleine letters staat op het voorplat volledigheidshalve ook nog: as told by John Agard. Op het achterplat staat deze aanprijzing:

This is non-fiction like you've never read it before – the story of books, told by none other than... BOOK!

Het zijn allebei kinderboeken. Maar ook werken in dat genre moeten qua volwassen paratekstuele informatie toch serieus en correct zijn?

Om de boel verder te compliceren: in 2021 verscheen bij Pushkin Children's Books een jeugdboek van Beth Bacon met de kennelijk plagieerbare titel: The Book No One Wants to Read. Een echte loljurk, die Bacon; ze schreef ook I Hate Reading en The Worst Book Ever.

dinsdag, mei 09, 2023

Nog weer eens stijl, nogmaals beeldspraak (II)

Nu ik Niets is gelogen (2019) van Sacha Bronwasser aan het herlezen ben (omdat de roman nogal intrigerend is qua thema en vertelling), zie ik dat ik bij de eerste lezing waarschijnlijk niet zomaar over een vergelijking struikelde, maar dat dat mede gebeurde doordat er vlak daarvoor al een vreemde beeldspraak staat; daar had ik overheen gelezen, nieuwsgierig als ik was naar wat er allemaal nog zou komen. Maar bij herlezing struikelde ik er alsnog over. Op ongeveer 4% van het totaal (het is lastig verwijzen naar een e-boek), het laatste onderdeel van 'deel I: middag', staat dit:

De aanloop naar dit moment is opgelost, gorgelend weggelopen in de trechter van het geheugen.

Ik denk dat ik wel begrijp wat de (bedoelde) betekenis is; die staat naar ik aanneem namelijk al in het gedeelte vóór de komma: de gebeurtenissen voorafgaand aan 'dit moment' heeft de ik-vertelster, het personage Gala Versluis (de kunsthistorica en freelance-journaliste die een inleiding gaat houden bij de opening van een tentoonstelling in Kortrijk van werk van Lisa van Staal), de gebeurtenissen daaraan voorafgaand heeft ze niet of niet goed in haar geheugen opgeslagen en/of is ze vergeten. Het 'oplossen' is de natuur- dan wel scheikundige metafoor voor 'mnemotechnisch niet beklijven'.

Om het punt duidelijk(er) te maken en/of om het sterker te formuleren, volgt er na de komma een tweede metafoor, die is gecombineerd met een vergelijking, als een soort zelfcorrectie. 

Na die tweede beeldspraak volgt ook nog wat duidende context: 'Blijkbaar had ik besloten dat ik niet alleen zou gaan en had ik Fatima gebeld.' Zo kan dat gaan in een mensenhoofd; het woord 'Blijkbaar' verraadt opnieuw het weinig standvastige karakter van de registrerende en terugblikkende menselijke geest. Sowieso gaat deze roman, net als Luister (2023), over de subjectieve, onvolledige, verteken(en)de, kortom: gatenkazerige wijze waarop een individu het leven waarneemt en opslaat (ik zoek nog een mooi Nederlands equivalent van 'lückenhaft').

Wie herinnert, terugblikt, memoreert, kan voor verrassingen komen te staan, zeker wanneer de ervaringen en herinneringen van anderen erbij betrokken worden (een vergelijkbaar meervoudig perspectief speelt een rol in Luister). De kleinigheden van de aanloop naar 'dit moment' in Niets is gelogen zijn min of meer uit Gala's herinneringen verdwenen, zoals suiker oplost in een kopje thee, niet meer van de thee te onderscheiden als zelfstandig iets, verdund en schijnbaar verdwenen in de herinnering aan het (belangrijker) geheel van het moment zelf, waarvan deze roman de omcirkelende, benaderende beschrijving is. Die beschrijving door Gala is de roman, en de roman is, net als Luister, een monoloog. Beide romans zijn ook te karakteriseren als ouderwets realistische tranches de vie, maar de vertelwijze is niet simplistisch chronologisch.

Die aanloop naar het moment, of beter: naar het beslissende moment, het moment waarop je nog terug had gekund, is volgens het zinstuk na de komma 'gorgelend weggelopen in de trechter van het geheugen.' Wat, zo luidt mijn probleem, voegt dat beeld toe aan de reeds voor de komma geleverde informatie dat de aanloop is verdwenen uit of nooit is terechtgekomen in het geheugen?

Ten eerste: dat het 'gorgelend' gebeurde. 'Gorgelen' is volgens het Woordenboek der Nederlandse taal 'een klokkend geluid maken door eene vloeistof, door middel van uitstromende lucht, achter in de keel in beweging te houden (en op die wijze de keel te spoelen).' Bij gorgelen verdwijnt er dus geen vloeistof, loopt er geen vloeistof door de keel weg; die vloeistof wordt daar achterin juist in beweging gehouden. De metafoor, met als kern dat de aanloop zich als een vloeistof gedraagt, zegt het tegendeel van wat voor de komma nog de kennelijke bedoeling was van de zin.

Ten tweede: dat het geheugen als een trechter is. Past goed bij die vloeistof, maar wat zou 'de trechter van het geheugen' kunnen zijn? Ik denk bij nader inzien niet dat hier sprake is van een vergelijking zoals in 'Een boom van een kerel' of 'De kluis van mijn hart' waarbij de lengte van een vent of de veilige beslotenheid van iemands hartstocht wordt vergeleken met de lengte van een boom respectievelijk de solide ontoegankelijkheid van een bankkluis. Het geheugen is toch wel wat meer dan alleen maar een doorgangsmiddel van les chose de la vie vanuit de werkelijkheid naar het niet-zijn? Misschien is de trechter hier metonymisch gebruikt als aanduiding voor de taps toelopende ingang tot het geheugen; maar dan is hij juist een hulpmiddel om de aanloopgegevens naar het moment zonder morsen in het geheugen over te schenken. Als door zo'n trechter iets 'wegloopt', komt het juist in het geheugen terecht, terwijl voor de komma staat dat 'de aanloop' niet in het geheugen is opgeslagen.

Ik snap deze beeldspraak niet, vanuit welke hoek ik er ook tegenaan kijk.

Wachtend op hulp, stel ik een alternatief voor als tijdelijk lapmiddel:

De aanloop naar dit moment is opgelost, klokkend verdwenen door de strot [of: in de bodemloze zinkput] van de vergetelheid.

'Klokkend' is een klanknabootsend woord is dat zowel met vloeistof als met het verstrijken van de tijd verbonden kan zijn.

P.S.
Op de website van de schrijfster las ik lof, naar aanleiding van Niets is gelogen, voor haar metaforiek, uit onverwachte hoek; ze citeert Hugo Borst, die ik nog niet kende als literair criticus, die ergens gezegd heeft: 'Sacha Bronwasser is de koningin van de metafoor.' Op de website van haar uitgeverij staat nagenoeg hetzelfde citaat, eveneens zonder bron: 'Sacha Bronwasser is wat mij betreft de koningin van de metafoor.' Dat klinkt al wat minder ver reikend. En misschien bedoelt Borst dat ze wat hem betreft wat veel metaforen en vergelijkingen gebruikt?

Iets anders, maar wellicht verwants. Tijdens het herlezen van dit debuut, ben ik ook wat gaan rondlezen in recensies, voor zover die niet achter betaalmuren verscholen gaan (een mens moet zorgvuldig omgaan met z'n pensioen). Toen werd ik door Yolanda Entius in Trouw met de neus op de feiten gedrukt. Gala zit in het eerste deel van de roman wat te rommelen met de datum van de opening van de tentoonstelling. Ergens in het voorjaar zou die geweest zijn, in maart of zo... terwijl ze helemaal aan het begin van de roman, aan het begin van haar eigen relaas, meer in het bijzonder: met de ontvangst van de rouwkaart van een van de personages, precies uitrekent hoe lang die Pé Derkinderen nog had geleefd na de avond van de dag van de opening van de tentoonstelling: 'Vijf jaar en negentien dagen', is het resultaat van het rekenen. Ze moet dan nog weten dat de opening plaatsvond op 25 mei 2013. Is haar dat even later dan ontgaan?

'Niet het geheugen rommelt hier maar wat aan', zegt Entius,  'de verteller doet het.' Opmerkelijk is het zeker. Nadrukkelijk vertelt Gala dat ze op 'maandag 17 juni' de enveloppe met het overlijdensbericht van de mat raapt. Vervolgens vertelt ze niet dat ze dat bericht ook daadwerkelijk leest, maar kennelijk deed ze dat wel, want ze weet dan immers pas dat Pé is overleden. Maar later die dag 'voert' ze 'de naam in', zoals ze zegt; een vreemde formulering, maar kennelijk gebruikt ze 'Pé Derkinderen' als zoekterm op de computer, want daarna staat er dat vervolgens 'boven aan de lijst resultaten een rouwadvertentie staat.' Niet 'de' maar 'een' rouwadvertentie, trouwens. Dan volgt de tekst van die digitale of gedigitaliseerde rouwadvertentie, waarop als enige tijdsaanduiding onder de naam van de overledene staat: '1954-2018'. Vervolgens vertelt Gala:

Ik staar een tijdje naar de letters. De advertentie is vandaag verschenen in De Standaard. Pé overleed op 13 juni.

Het is volkomen onduidelijk waar ze die precieze datum aan ontleent. 'Vandaag' is 'maandag 17 juni'. Drukt De Standaard rouwadvertenties altijd exact vier dagen na iemands overlijden af? Lijkt me sterk. Ik had aan dit gerommel geheel geen aandacht besteed, geboeid als ik was door het zich ontwikkelende weefsel van gebeurtenissen, herinneringen en reconstructies dat deze roman dan nog is, op 1% van het totaal; ik zat nog tot over m'n oren in de expositio van deze tragedie en kon belangrijke en onbelangrijke informatie nog niet scheiden.

Nog op de avond zelf, die in deze roman centraal staat, is ook Fatima, de vriendin van Gala, aan het rommelen met de datum en vooral de tijd: ze wil meedoen aan een wereldwijde meditatie (ik moet zeggen: niet iets waar mijn aandacht van wakker schiet) en ze moet daarom op de juiste tijd 'inloggen' op het 'portaal'; volgens mij is dat van belang bij astrologisch-achtige fenomenen, maar het duurt nogal een tijd voor Fatima erachter is hoe laat dat moet zijn (21:12 uur, om precies te zijn, en niet ongeveer half negen, wat ze aanvankelijk dacht). Maar haar onduidelijkheid kan te maken hebben met, exponent zijn van de onhebbelijke onduidelijkheid van de menselijke herinnering waar de roman over gaat.

Een stapje hoger op de ladder van de willing suspension of disbelief is het, om ook het lückenhafte karakter van zowel de vertelling als de extradiëgetische vertelster te zien als onderdeel van de uitbeelding van de thematiek. Voeg daar nog bij dat voorafgaand aan de romantekst vermeld wordt dat dit 'boek [...] zijn oorsprong [vindt] in een gebeurtenis uit 2013, maar [...] een werk van fictie' is, en het spiegelpaleis is compleet. Je komt jezelf, als rommelige lezer, er ook nog eens tegen.


PPSS
'Toen ik twintig was overleed mijn vader. [...] De telefoon ging op 30 december 1999'; '"Tante Roos is hier," raspte mijn moeder. "Kom naar huis." // Het nieuwe jaar brak aan, mijn eenentwintigste verjaardag kwam en ging en toen was de begrafenis.' (laatste onderdeel van het hoofdstuk 'Gala' in 'deel II a: avond'); dat moet dus ergens in de eerste week van januari 2000 zijn geweest.

Dertien jaar later, op 'de' dag van deze roman, 25 mei 2013, memoreert Gala: 'Ik ben vijfendertig jaar, dit zijn nog steeds mijn glory days.' (hoofdstuk 'Maxim' in hetzelfde deel).

Opmerkelijk: ze zou pas 34 moeten zijn geworden ongeveer vier maanden voor 'de' dag.

Er tekenen zich nu toch enige scheurtjes af in de suspension of my disbelief.

donderdag, mei 04, 2023

Nog weer eens stijl, nu een vergelijking

Begonnen aan Niets is gelogen (e-boek, Ambo | Anthos, 2019), het debuut van Sascha Bronwasser, omdat haar tweede roman, Luister (2023), me goed was bevallen. En ik had weer nood aan iets goeds, want na bladzijdenlanggerekt gapen was ik in slaap gesukkeld bij het boekenweekgeschenk van 2023, De eerlijke vinder, waarin Lize Spit een negen- of tien-jarig joch (waarom toch?) zonder wereldwijsheid een boekje vol laat focaliseren met een zeer doorzichtige spanningsboog over een met de haren erbij gesleept Kosovaars vluchtelingetje van weinig meer jaren ouderdom dan de (anti-)held, in een vertelling die opzichtig – lekker retro – in de tijd is geplaatst van nog non-digitale telefonie en flippo's in Smiths' (had je toen nog) chipszakken. Achteraf snap ik niet dat ik het gehaald heb 67 bladzijden in dit gemakzuchtig in elkaar geknutselde cpnb-flippo-encyclopedietje te lezen.*

Bronwasser daarentegen had me meteen weer bij de leeslurven. Anders dan Spit, die alleen maar handelingen en gedachten van personages op papier zet zodat ze allemaal kloppen, besteedt Bronwasser ook aandacht aan haar taal, haar stijl, en werpt af en toe een prikkelende metafoor of vergelijking in de leesring. En waar gehakt wordt, vallen spaanders. Ik citeer er een.

Alles begint bij het binnenrijden van Kortrijk en het zien van de Leie, die zich door de stad snijdt als een mes door een plak paté.

Om bij het eind te beginnen: waarom paté, behalve omdat het lekker allitereert met 'plak'? Is er een speciale relatie tussen paté en Kortrijk? Google biedt me niets anders dan het café Paté aan de Pottelberg 189 aldaar, maar daar lijkt Bronwassers me niet op te doelen. Misschien is het omdat 'boter' te afgezaagd was, en 'paté' net zo pasteus is (als het geen al te grove paté is). Akkoord, dat kan er best mee door.

Maar als ik via datzelfde Google de Leie door Kortrijk zie stromen, komt er weinig reden tot associatie in mij naar boven met een snijdend mes, laat staan met een messcherpe scheiding van linker- en rechteroever, laat staan met een rechte snijlijn. Toch bedoelt Bronwasser dat laatste, want, niet vertrouwend op de kracht van haar eigen vergelijking, zo lijkt het, voegt ze er dit nog aan toe:

Meer een kanaal dan een rivier.

Een onvolledige, zelfstandige zin, die niet duidelijk of eenduidig syntactisch met de voorgaande is te verbinden. Ik kom niet verder dan dat de Leie er '[m]eer' als 'een kanaal dan' als 'een rivier' uitziet; de onvolledige zin zou je als een achterop geplaatste bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid kunnen opvatten, zodat ze ook betrekking heeft op het zogenoemde snijden dat de Leie hier schijnt te doen. Die zin zou ook als een bijstelling achter 'Leie' geplakt kunnen worden, en dan is het een bijvoeglijke bepaling. Lood om oud ijzer? Knollen voor citroenen?

Nu begint de hele formulering van de beschrijving te verkruimelen, want de Leie 'snijdt' niet de stad in tweeën volgens de tekst, de Leie 'snijdt zich' door de stad. Wat is dat: zich door een stad snijden, en wat is dan zich, zoals een mes door de paté, door een stad snijden? Wat doet een mes anders dan snijden? Wat kan je met paté anders doen dan snijden? En dan bedoel ik: een plak in de bak met paté lossnijden. Daarna komt het smeren of een hoekje van de plak afsnijden om te snoepen. Ik weet niet waarom iemand ook nog eens door een plak paté zou willen snijden. 

Voorin het boek staat dat het verhaal is gebaseerd op een gebeurtenis uit 2013, maar dat het een werk van fictie is. 'De erin opgevoerde personages en locaties bestaan niet als zodanig.' Ik zal dan maar aannemen dat door het gefictionaliseerde Kortrijk in dit boek een (vrijwel) kaarsrechte, gefictionaliseerde Leie stroomt, en ben benieuwd of dat snijdend mes, dat naar mijn smaak al te los in deze beschrijving zit, later nog ergens wordt ingezet.


* Gisteren heb ik toch maar doorgebeten en het restant van het geschenk gelezen. Dat leverde niets nieuws op, of het moet een wendinkje in het plot zijn waar niemand wakker van ligt. Van enige deernis met het leed van de Kosovaarse vluchtelingen is geen sprake: het zijn volgens dit verhaal lui die een ongeluk van een autochtoon ensceneren om de reddende held uit te kunnen hangen en een verblijfsvergunning te kunnen incasseren. Jimmy blijft leven, Tristan sterft. Fijn geschenk, leuke propaganda.

donderdag, april 13, 2023

Het edele handwerk - II

In een grijs verleden plaatste ik op Textualscholarship.nl een hulpvraag in verband met de collatie van eerste druk(ken) van Marsmans Tempel en kruis (1940). Het plan om daar 'iets' mee te doen, is destijds wel in de steigers en grondverf gezet maar daarna langzaam doch definitief in duigen gevallen. Het vak evalueerde en de aandacht voor de (drager en de staat van de) tekst verdween naar de achtergrond, net als die voor (historisch-kritische) edities en misschien ook wel de editiewetenschap als subdiscipline van de neerlandistiek.

Beter laat dan nooit is er nu toch een reactie op mijn oproep gekomen, de eerste in vele jaren, en nog wel een uit doorgaans betrouwbare bron, namelijk: de eigen maniakale koker. Crowd editing is nooit tot volle wasdom gekomen, althans niet naar aanleiding van mijn bezielende hulpvraag.

Bij mijn afscheid van de Universiteit Utrecht ontving ik van oud-studente JoJanneke van der Kaa een exemplaar van de eerste druk van Tempel en kruis (we analyseerden het werk in de cursus Literaire teksten). Dit onverwachte en zeer welkome geschenk ziet er anders uit dan het andere gebonden exemplaar ik al bezat. Het heeft (eveneens) geen stofomslag (meer), maar is gehuld in een slap licht-oranje-bruin linnen kaft, vergelijkbaar met de gebonden exemplaren van de officiële tweede (1940) en derde druk (1941) in mijn collectie (het mooiste vind ik overigens een gebonden derde druk met een zwarte linnen band en een wit papieren stofomslag).

Met dit tweede exemplaar van de gebonden oplage van de eerste druk op het bureau kan ik eindelijk aan mijn eigen verzoek voldoen en een identificatie ondernemen om te zien of dit exemplaar inderdaad behoort tot de echte eerste druk of dat het meer lijkt het op de niet-officiële tweede 'eerste' druk die ik meen te kunnen onderscheiden op basis van druk- en zetfeilen. Ik hoef niet mijn waslijst met kenmerken van de echte eerste druk hier niet over te nemen van mijn historische oproep op Textualscholarship.nl. Het resultaat van de autopsie is duidelijk: dit is zonder enige twijfel geen exemplaar van de echte eerste maar van de tweede 'eerste' druk, beter gezegd: van de gecorrigeerde eerste druk. De eerste eerste druk van Tempel en kruis is en blijft een zeldzaam exemplaar in mijn verzameling. De tweede 'eerste' druk, de tweede en de derde 'druk', of ze nou gebonden zijn of ingenaaid, lijken allemaal van hetzelfde zetsel getrokken te zijn.


woensdag, maart 29, 2023

KletsGPT

Nu ik niet meer actief bij onderwijs betrokken ben, lees ik de berichten over ChatGPT minder gretig dan mijn nog actieve oud-collega's, maar helemaal onaangeraakt laten ze me niet. Het is een beetje melig, maar ik kon het niet laten en vroeg ChatGPT naar de verschillen tussen de oorspronkelijke roman Everything I Found on the Beach van Cynan Jones en de redux-versie van die roman (die alleen in de Nederlandse vertaling is verschenen).

Hoewel het programma zich wel degelijk verontschuldigt als iets buiten zijn bereik ligt, heeft het de neiging om maar wat aan te fantaseren. Dat bleek me toen ik wat andere vragen eerst had gesteld, waarop het eenvoudigweg geen antwoord kon formuleren, bijvoorbeeld over de kwaliteit van de dialogen in de musical Checkpoint Charlie, die nu door Nederland reist. Zo ver kan het programma nog niet in de databanken graaien.

Het antwoord op mijn vraag naar de belangrijkste verschillen tussen Everything I Found on the Beach en de redux-versie van die roman luidt, zonder verontschuldiging over te geringe 'kennis': 

Cynan Jones's novel "Everything I Found on the Beach" was originally published in 2011, and a revised and expanded edition, often referred to as the "redux version," was published in 2020.

The main differences between the two versions are as follows:

Length: The redux version is longer than the original, with approximately 30,000 additional words.

Structure: The redux version has a slightly different structure, with additional chapters and changes to the order of some existing chapters.

Narration: The original version is narrated entirely in the third person, while the redux version includes first-person sections from the perspective of different characters.

Setting: The original version is set entirely in Wales, while the redux version includes additional settings in Scotland and Spain.

Characters: The redux version includes additional characters and expands on the backgrounds and motivations of some of the existing characters.

Overall, the redux version of "Everything I Found on the Beach" is a more expansive and detailed version of the original, offering a deeper exploration of the themes and characters introduced in the original.

Het jaar van publicatie van de roman is goed, maar dat kan iedereen op z'n klompen vinden op het internet. De redux-versie is echter alleen in een Nederlandse vertaling verschenen en wel in 2023. Het kletsprogramma slaat er maar een slag naar en de plank meermaals mis.

De Engelstalige roman uit 2011 heeft in de paperbackversie van 2014 volgens Bol.com 221 pagina's, in de paperback-versie van 2016 bij Amzon.com zelfs 248, wat er aanzienlijk meer zijn dan de 131 pagina's die de vertaalde redux-versie telt. Het verschil in structuur is zo vaag geformuleerd, dat het haast niet niet kan kloppen. Wat ChatGPT zegt over de Narration is volledig onjuist. Ook de info over de Setting is uit een heel dikke artificiële duim gezogen. En het aantal personages is in de redux-versie juist... hoe zal ik het verwoorden: gereduceerd.

Zijn er echt docenten die zich door dit soort blabla om de tuin laten leiden? Ik kan dat maar niet geloven.


P.S.
Interessant is het geheel andere, meer bescheiden antwoord dat ik kreeg toen ik aan mijn initiële vraag alleen het woordje 'Dutch' toevoegde voor 'redux-version'. Ik kan niet zeggen dat het antwoord nu inhoudelijk veel beter is:

As an AI language model, I do not have access to specific information about the differences between different versions of a novel unless they are widely reported or documented. However, I can provide you with some general information about the concept of a "redux-version" of a novel.

A "redux-version" of a novel generally refers to a revised or updated version of the original work. This can involve changes to the story, characters, dialogue, or other elements of the book. The specific changes made to the book will depend on the author and the reasons for creating the new version.

In the case of Cynan Jones's novel "Everything I Found on the Beach," I am not aware of any official "redux-version" of the book being released in Dutch or any other language. However, it is possible that a new edition of the book was released in Dutch with minor changes or updates to the original text. If you have more specific information or context about the version of the novel you are referring to, please let me know and I will do my best to provide you with more accurate information.

Paginanummers

Als ik e-lees, ben ik nog steeds iets van mijn gebruikelijke, op decennia lezen-van-papier gebaseerde oriëntatie kwijt: het gevoel van het aantal bladzijden links en het aantal bladzijden rechts. Ik weet dan niet hoeveel ik in een roman of dichtbundel gelezen heb, of hoeveel er nog te genieten is (of hoeveel ik nog ‘moet’ als het boek toch tegenvalt). Het is ook figuurlijk een Fingerspitzengefühl: het is alles behalve exact, maar de sensatie van 'veel' of 'weinig' is toch heel overtuigend; het is bijvoorbeeld een goede basis voor het besluit: ‘Ik neem het dit weekend lekker mee, en dan begin ik maandag aan een andere’.

Als ik e-lees, loop ik voor elk boek toch even naar de fysieke boekhandel om te zien hoe dik het 'in het echt’ is: Bint-achtig, novellig, standaard-klassieke-romantisch, Bonita Avenue-lijk of De man zonder eigenschappen-esk, die orde van groottes (projecten als Het bureau en De tandeloze tijd zijn au-dehors categorie). Al tastend verdisconteer ik daarbij optisch blad- en zetspiegel, lettergrootte en -type, alsmede de grovere opmaak, dus kop- en staartwit, blanco of titelpagina’s tussen hoofdstukken en andere onderdelen.

In mijn e-leesapparaat staat onder- en bovenaan het scherm netjes aangegeven hoeveel procent ik heb gelezen van het geheel, respectievelijk hoeveel bladzijden van het onderhavige onderdeel, en elders kan ik nagaan hoeveel uur ik al heb ge- en nog moet lezen als ik op dezelfde manier doorkachel. Maar dat zijn allemaal maten die me nog steeds niets zeggen. Ik heb er in de decennia van het volledig papieren leestijdperk nooit op gelet, en ik vrees dat dit mijn status quo is. Helaas is het digitale paginaäantal nogal nietszeggend, omdat je in een e-lezer (het woord is in het Nederlands net zo ambigue als in het Engels) de marges en het lettertype en de lettergrootte naar believen kunt variëren; mijn e-lezer rekent me bovendien wel het aantal bladzijden per hoofdstuk voor, maar zonder duidelijk te maken wat in ieder boek wel en niet als hoofdstuk is geprogrammeerd (ik ben het vaak niet eens met de impliciete aannames van dat ding). 

Mijn hypothese is dat er geen digitaal alternatief bestaat voor die tactiele sensatie.

Vandaag begon ik met het herlezen van een niet omvangrijke, papieren roman die heel mooi is uitgegeven, want het is een uitgave van Koppernik: Cynan Jones, Alles wat ik vond op het strand. Vertaald door Manon Smits. (2023) Excursie: de vertaling is gebaseerd op een redux-versie die de auteur exclusief voor de Nederlandstalige markt heeft gemaakt; een vroege versie van het verhaal stuurde Jones in 2009 naar zijn Welshe uitgever, die om een uitwerking ervan vroeg; in 2011 verscheen bij Parthian de roman Everything I Found on the Beach. Maar anno Corona c.q. Lock down wilde Jones zijn oorspronkelijke, geheel eigen verhaal als het ware terugvorderen, wat in 2021 heeft geleid tot die redux-versie van zijn roman, waarvan nu de Nederlandse vertaling is verschenen.

De roman bestaat uit tal van kleine eenheden: een motto, een proloog, vijf delen, elk met een titelpagina, die op hun beurt weer bestaan uit door kop- en staartwit gescheiden onderdelen, die doorgaans niet meer dan twee bladzijden beslaan, of zelfs maar een enkele bladzijde, die hooguit voor de helft vol is gezet met worden; enkele passages eindigen met een asterisk, de meeste niet - het verschil tussen die onderscheidingen markeert een inhoudelijk onderscheid. De vertelling heeft dus een mozaïekstructuur, maar kent ook een lange verhaaldraad, vermengd met een tweede draadje, en heeft een nogal overrompelend slot.

Het lezen van Alles wat ik vond op het strand is een spannende zoektocht (ogenschijnlijk weinig zeggende details, doen er bij nader inzien wel toe), die mij uitdaagde tot een tweede lectuur, die me veel voortschrijdend inzicht bood in het verhaal, dat genoteerd is in nogal droge zinnen, waarvan de meerderheid een eenvoudige, standaard hoofdzinsbouw heeft. Die uitgebeende stijl is typerend voor Cynan Jones.

Waartoe, dacht ik, terugblikkend op de roman en mijn leesgang, dienen eigenlijk de paginanummers in een literaire tekst? Welk nut hebben die voor de lezer? Ze lijken de typografische secondewijzer of metronoom van de continuïteit van het verhaal en de thematiek. Maar als de tekst werkelijk goed in elkaar zit, en je van meet af aan bij je lezerslurven grijpt, is dat attribuut volkomen overbodig; en wil het niet vlotten met de lectuur, dan is de helpende hand van de paginanummering een loos gebaar. De spanning in de tekst en je eigen nieuwsgierigheid brengen, als alles goed is, de samenhang en orde als het ware vanzelf gedurende de lectuur aan het licht.

Tweede wet van de Vroolijke Hermeneut: een literaire tekst die niet zonder paginanummers kan, deugt niet. Weg ermee.

zaterdag, maart 25, 2023

Rechts van hem?

Misschien zijn er mensen die zich moeilijk kunnen voorstellen dat er zich nog regerende politici rechts van minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening bevinden, maar het gaat in het fotobijschrift, dat ik hier even onder de aandacht wil brengen, niet om posities in het politieke spectrum. Het gaat om een handreiking bij de identificatie van mensen die op de foto te zien zijn.

Als je deze bomvolle persfoto icono-semiotisch analytisch 'leest', zie je achtereenvolgens:
1. een mevrouw die er niet toe doet want er hangt een enorme filmcamera voor haar hoofd;
2. een filmcameraman die er niet toe doet, want hij houdt een enorme filmcamera voor zijn eigen hoofd;
3. Hugo de Jonge, die er ook niet veel toe doet want zijn tronie staat niet in focus op deze afbeelding van de werkelijkheid (overigens conform de politieke werkelijkheid, want wat is er nou wel helder aan het beleid van deze man, zowel nu als in het verleden);
4. een perspectivisch vakkundig gedecapiteerde journalist met een microfoon, die er niet toe doet (de journalist net zo min als zijn microfoon) want hij interviewt de vice-premier;
5. een piepklein marechausseetje dat er niet toe doet want te klein, te ver op de achtergrond (letterlijk en figuurlijk) en net zo onscherp als onze Huug;
6. met lege handen: Wopke Hoekstra, een ongeschoren en door een lentebries gecoiffeerde CDA-prominent, tevens vice-premier van ons verwarde landje;
7. een piepklein, onscherp mevrouwtje op de irrelevante achtergrond, dat er dus niet toe doet;
8. een nog pieperklein, onscherp mevrouwtje op de irrelevante achtergrond, dat er dus nog meer niet toe doet dan dat andere mevrouwtje;
9. een manspersoon, op de rug gezien, focaal even onscherp als Hugo de J., van achteren bezien, dus klaarblijkelijk zeer irrelevant, maar storend in beeld, want Hugo, grimlachend, lijkt hem uit zijn entourage te willen bewegen.

Enige sturing bij het lezen van deze rommelige foto lijkt inderdaad wel nodig. In de Volkskrant van 25 maart 2023 staat er dus onder:

De CDA-ministers Hugo de Jonge (vooraan, midden) en Wopke Hoekstra (rechts van hem) komen vrijdag [moet zijn: kwamen vrijdag] aan op het Binnenhof voor de wekelijkse ministerraad. David van Dam

Was ik even vergeten: Hoekstra is ook minister van Buitenlandse zaken. Om hem heen is deze spontane foto geënsceneerd: hij staat volgens het onderschrift niet in het midden (en de gulden snede geldt niet in de fotojournalistiek) maar hij is de enige persoon die scherp op de foto staat (afgezien van de irrelevante bijfiguren 1, 2 en 4).

Wie beter uit zijn/haar/hun ogen kijkt, ziet dat er feitelijk niemand in het midden van de foto staat. Optisch en fotografisch staat Hugo (de ironie kent geen grenzen) links van het midden en Wopke rechts van het midden; samen vormen zij de spil van de foto. Intrigerend daarbij is dat Hugo van links van het midden naar rechts, en Wopke van rechts van het midden naar links kijkt zonder dat deze twee spilfiguren elkaar aankijken. Zo is het, en niet anders. Alleen als je niet van deze aarde bent, zou je alle optische eer kunnen geven aan de microfoon die vastgelegd is in zijn pendelen tussen de personages 4 en 6.

Maar nu komt de taal om de hoek kijken en de verhaalanalyse. Staat Wopke Hoekstra nou echt 'rechts van hem'? Met 'hem' wordt verwezen naar 'Hugo de Jonge'. Maar het lijkt net of daarmee niet alleen verwezen wordt naar een persoon op het platte vlak van het plaatje, maar ook naar de mens Hugo, naar Hugo als focalisator. Hugo wordt het eerst genoemd in het onderschrift, Hugo staat helemaal vooraan op de foto, Hugo heeft als enige het verblindend witte boord gemeen met de als enige scherp afgebeelde Wopke.

Hugo's ervaringen lijken hier te worden verteld. En dan moet de analyse anders luiden: alleen het ongewenste personage 9 staat 'rechts van hem'. Je ziet toch dat Hugo zijn rechterarm schuin naar voren en opzij uitsteekt om die gast uit beeld te bewegen? En Hugo heeft zijn rechterzij naar de lens gewend van David van Dam (de dienst doende Volkskrant-fotojournalist). Wopke, die scherp is afgebeeld en zich dus op een andere afstand van zowel David als Hugo moet bevinden, stond op vrijdag 24 maart 2023 links van Hugo op het Binnenhof.

De eerste wet van de Vroolijke Hermeneut: als de foto niet liegt, slaat het onderschriften de plank wel mis.

dinsdag, maart 21, 2023

Boekopmaak, meer in het bijzonder in digitale tijden

Het opmaken van een boek, de vormgeving van de tekst, het verzorgen van de materiële voorwaarden voor gedegen leesgenot is een vak apart, uitbundig gestoffeerd met gebruiken, tradities, geplogenheden, gewoontes (om nu eens niet te vervallen in het barbaarse do's and don't's). Zo is het doorgaans gebruikelijk (let op de nuance die ruimte voor variatie biedt) om de tekst van een roman, een verhalenbundel of bloemlezing, maar ook die van ieder hoofdstuk, of verhaal, of enig ander onderdeel van enige omvang te laten beginnen op een rechterbladzijde. Het is geen wet van Meden en Perzen. De tweede uitgave van Een pic-nic in proza bijvoorbeeld is gezet met veel minder wit tussen de teksten dan de eerste uitgave, waarin iedere bijdrage ruim afgescheiden is van de voorgaande door een titelpagina met een witte keerzijde.

Meestal staat de tekst op zo'n eerste pagina niet strak bovenaan de pagina, maar wat lager, al dan niet met een titel en/of een nummer erboven. Meestal gaat dat goed, maar in digitale versies van papieren boeken lang niet altijd. Ik ervaar dat laatste als storend. Ik vind het storend als het nummer en/of de titel van het volgende hoofdstuk direct onder de tekst van het voorgaande hoofdstuk staat. Dat ziet er zo uit:


en zo:


(en het kan nog erger: dat ook nog de eerste regel van het nieuwe hoofdstuk onderaan de pagina bungelt). Terwijl het zo zou 'moeten':


Het zal toch niet moeilijk zijn om een extra regel in het opmaakprogramma te schuiven in de geest van: 'als hoofdstuk afgerond, dan verder op nieuwe rechterpagina en eerste zoveel regels leeg laten'. En als ze dan toch bezig zijn, laat ze ook even voorkomen dat woorden op de meest idiote plaatsen worden afgebroken: één letter (plus leesteken) naar de volgende regel doorschuiven was in de tijd van WordStar al een onmogelijkheid. Kom op, zeg. Er staat 'kios-k.' prominent aan het eind van de eerste regel. Hoe lelijk kan je het maken?

In de digitale versie van het boek dat ik nu aan het lezen ben (nee, niet De man zonder eigenschappen) is het toeval, oftewel: een uitzondering als de opmaak van een nieuw hoofdstuk goed gaat, in de papieren versie is het gelukkig de regel; ik ben even met Freddy naar boekhandel Het colofon gelopen om het na te gaan:


Jammer genoeg heeft de boekverzorger op deze willekeurige plaats dan weer de regel uit het oog verloren (en daarmee het belang van de lezer) om de tekst(deel) te laten beginnen op een rechterpagina. Maar misschien is dat vooral een kwestie van smaak. Inderdaad, het kost wat meer papier, maar daar hoef je dan niets op te drukken, dat scheelt; zo duur zal dat toch niet zijn? Of toch? Want in hetzelfde gedrukte boek ziet het begin van de roman er zo uit:


De linkerpagina is liefdeloos volgepleurd met buiten-literaire rimram. Ten koste van het genot, van de rust voor het lezend oog, van de zin in en aandacht voor de boektraditie.

Ik had liever op een andere plek ontdekt dat Luister van Sacha Bronwasser (Ambo | Anthos, Amsterdam 2023) in twee maandjes al aan de vierde druk toe is. Begrijpelijk, want het is een werkelijk reuze intrigerende roman, die heel goed geschreven is en waarin het wel en wee van de hoofdpersoon op spitse, subtiele wijze gekoppeld is aan een aspect van de recente  noord-west-Europese geschiedenis (iets wat McEwan in Lessons mijns inziens niet gelukt is).

Ik ben Luister nu voor de tweede keer aan het lezen, en ik blijf erdoor geboeid; wat erger is: ik word erdoor gewezen op mijn rommelige lezen, want het wordt me duidelijk dat ik de les van een van de personages nog niet goed in mijn oren heb geknoopt: dat zien iets anders is dan kijken! 

Des te meer betreur ik het dat de digitale versie van Luister zo stiefmoederlijk, zo erbarmelijk op het e-lezerschermpje met digitale inkt terecht is gekomen (rommelen met de instellingen van het apparaat levert nauwelijks enige verbetering die niet opnieuw aan het toeval is toe te schrijven). Ik geniet er juist van als inhoudelijk mooie boeken er ook van buiten, materieel, formeel, technisch, (typo)grafisch goed verzorgd uitzien. Noem het een stugge uiting van mijn diepgeworteld, twintigste-eeuws, cultureel conservatisme, ik laat me dat niet dan met tegenzin afsnoepen.

Bij mijn bezoek aan Het colofon, in de Bakkerstraat te Arnhem, zag ik de Nederlandse vertaling door Manon Smits van Everything I Found on the Beach van Cynan Jones, een uitgave van Koppernik. Meteen gekocht want: ja hoor, perfect uitgevoerd.