donderdag, september 22, 2011

Begrijpelijke taal

Onlangs, om precies te zijn op vrijdag 9 september 2011 tussen 16.15 en 17.00 uur des namiddags, sprak Leo Lentz in de aula van de Universiteit Utrecht zijn oratie uit bij het aanvaarden van de leeropdracht Tekstontwerp en Communicatie. Die rede ging over zijn onderzoek naar Begrijpelijkheid als norm in de wet, zoals de ondertitel van de gedrukte versie luidt. En natuurlijk had professor Lentz het ook over wat dat wettelijk geregel n i e t oplevert aan begrijpelijke teksten. Dat is een mooi aspect van de taalbeheersing: dat je kan werken met dat zowel droef als hilarisch stemmende materiaal. Eerder genoot ik daar al van bij de oratie van Ted Sanders waarin onder andere onherstelbaar verbeterde vmbo-schoolboekteksten onder de loep kwamen te liggen. Dat de wereld nog steeds de goede kant op draait, mag wel een wonder heten, als je ziet wat er allemaal aan idiote taal geuit wordt (en dan zwijg ik nog van de waanzin die heden Algemene Beschouwingen heet).

Lentz wijst er in het begin van zijn openbare lezing op dat deze 'een waarschuwing [bevat], zoals we die in allerlei teksten vaak gemarkeerd zin met Pas op! Dat is een signaal aan de lezer dat er een of ander gevaar dreigt. Dit gevaar kan vermeden worden als de lezer de instructies nauwgezet opvolgt', en tevreden kon hij constateren dat de velen, aanwezig in de aula, de waarschuwing monter in de wind hadden geslagen, zoals lezers 'wel vaker in handleidingen die eerste bladzijden over[slaan]'. (Lentz 2011: 5)

In de buurt van mijn woonst hangt in de openbare ruimte een onbegrijpelijke tekst, met letterlijk de waarschuwing erboven die Lentz, inclusief uitroepteken, in zijn oratie noemt: Pas op! Het is een waarschuwing die ik tot op heden zonder kleerscheuren of ander malheur heb genegeerd, zoals ik ook aan de lopende band voorbijga aan de waarschuwing dat iets (en dat is tegenwoordig vrijwel: alles) gevaarlijk is voor kinderen onder de drie of zo, omdat het kleine onderdelen kan bevatten, of gemaakt is in een fabriek waar ook pinda's worden verwerkt, of gluten.

De hoofdtitel van Lentz' oratie luidt: Let op: Begrip verplicht! 'Let op' beduidt hetzelfde als 'Pas op'. Het deel van de hoofdtitel dat tussen de waarschuwing en het uitroepteken staat, kan ik wat moeilijker kwijt bij dat bordje in mijn werkelijkheid: Begrip verplicht. Of: het kan wel verplicht zijn, maar ik begrijp niet wat de bordjesschrijver bedoelt met het pleonastisch intrappen van wat volgens mij een open deur is.


Waar heb je nou machines voor? Wat is daar handig aan? En dan nog: er staat een volkomen Bokito-proof hek om die machine heen; je kunt er niet bij in de buurt komen als je het al zou willen.

zaterdag, september 17, 2011

Taalvondst

In zijn recensie van de debuutbundel van Ellen Deckwitz, De steen vreest mij, betoont Guus Middag zich blij-verrast door een taalvondst in deze regels:

Hij knikt, gelooft niet
dat er in mijn ballpoint
ook een kogel zit.

De kop boven de recensie luidt dan ook: 'De balpen als schietwapen', maar verder vindt Middag de bundel vooral vaag, zoals blijkt uit de ondertitel van zijn stuk: 'De dichterlijke geheimspraak van Ellen Deckwitz'. Wel maakt één gedicht hem nieuwsgierig naar de volgende bundel van deze dichteres die tot nu toe vooral bekend is van poëziepodia, voordrachtspoëzie, slams; aanstaande zaterdag treedt ze op tijdens de Nacht van de Poëzie.

Naar aanleiding van de hier geciteerde regels zegt Middag onder andere: 'Iedereen weet, of kan weten, dat er voorin een balpen een heel klein, in inkt ronddraaiend balletje zit'. Inderdaad. 'Daarom heet de balpen (of ballpoint) ook balpen (of ballpoint). Inderdaad. En, voegt Middag eraan toe: 'Het is een geweldige vondst voor een schrijver om bij dat balletje aan een kogel te denken.' (NRC Boeken 16 september 2011, p. 10)

Maar, dacht ik, als die Deckwitz nou eens Duitse wortels heeft (haar familienaam zou erop kunnen duiden), zou ze dan niet het woord 'Kugelschreiber' in haar woordenschat hebben gevonden? En, dacht ik, heette de balpen ook in het Nederlands niet kogelpen?

Een blik in het digitale WNT sub 'balpen' bleek een schot in de roos, en dan vooral het volgen van de link naar het etymologisch woordenboek waarin staat opgetekend: 'De leenvertaling kogelpen [1960; M.H.] (< Duits Kugelschreiber) is een tijdlang gepropageerd als de juiste Nederlandse term, maar wordt vrijwel uitsluitend in België gebruikt.'

Leuk is dat: wat voor de één niet meer is dan het oppoetsen van een in onbruik geraakt synoniem voor een alledaags woord (of het opdelven van een in onbruik geraakt neerlandisme, herstel: purisme), is voor de ander een dichterlijke taalvondst. Ik denk namelijk dat Middag bedoelt dat Deckwitz een neologisme heeft gedicht (hij ziet in haar bundel 'een duidelijke voorliefde voor zelfgemaakte rare woorden', zoals 'bladerpilaar' en 'letselsterfte'), terwijl ik denk dat ze iets gevonden heeft wat in de taal klaar lag, verscholen lag, erin verstopt is geraakt door onbruik.

Toch weer een illustratie van het belang van de lezer bij het tot stand komen van poëzie. Als duizend lezers dezelfde bundel lezen, lezen ze misschien alle duizend toch een andere bundel.

zondag, september 11, 2011

Poëzie in de openbare ruimte


Altijd al gedacht dat je geen poëzie kan lezen als het hard waait, maar bij een gedicht van Robert Anker is het echt onmogelijk. Info hier.

zaterdag, september 10, 2011

Weinig letters, veel geschiedenis

Eindelijk eens diep gegaan met de Open Monumenten Dag. Een paar meter onder het hedendaagse maaiveld gekeken naar dat van de Romeinen een twintigtal eeuwen terug hier ter stede.


Onder andere. En hoe mooi is het dan om, na eerst naar omlaag te hebben gekeken, vervolgens de blik omhoog te richten langs een bouwwerk van eeuwen later, dat er eeuwen later nog steeds staat, waar ik bijna dagelijks langs fiets, alsof het er niet toe doet.

Dat - en zo kwetsbaar - is cultureel erfgoed (zie ook de NRC van vandaag, katern Wetenschap, over het doolhof van het digitale erfgoed).