zondag, april 24, 2011

Terug in Utrecht

In het museum Hamburger BahnhofZo, dat was een lange zit op Goede Vrijdag, aan de Potsdamer Platz, in de Philharmonie Berlin: De Mattheus, uitgevoerd door het RIAS Kammerchor, onder leiding van Hans-Christoph Rademann.

Achter de musici gezeten, in een zaal die dat qua geluid wel hebben kan, recht tegenover de dirigent, die er in al zijn ernst mede een waar spektakel van maakte. Dat was pure passie (in de andere zin) waarmee hij aan het dirigeren was; alsof hij zelf eigenlijk liever mee zou spelen en zingen. En op het laatst nog een passage die me de rillingen ouderwets over de rug joeg toen het koor en orkest heel, maar dan ook heel zachtjes zong respectievelijk speelde. De zaal, en die zat boordevol, was enthousiast, en terecht.

Pas vanochtend las ik in de NRC, in het Hollands dagboek van beenviolist Ralph Rousseau, dat het ongebruikelijk is om op Goede Vrijdag nog na 15:00 uur een passie te spelen, omdat Christus dan al gestorven was; een vrij fundamentalistische gedachtegang waar gelukkig heel rationeel geen gehoor aan wordt gegeven.

Na afloop nog een aangenaam gesprek bij een witbier met collega Gijsbert, zodat het nog wat later werd dan het al was. Genoegens kunnen zo eenvoudig zijn.

Zit ik de volgende zaterdag aan de Oderberger Straβe (ik had reisadviezen gekregen van een ervaringsdeskundige) lekker aan het bier, nou ja, het echte witbier was eventjes op bij Fleischmöbel, dus het werd witbier (Hefeweizen) met 50 % grapefruitsap, een aanrader bij deze zomerse temperaturen, zie ik opeens zo'n parkeercontrolerende ambtenaar aan het sombere werk. Pas in tweede instantie zie ik dat hij een Nederlandse auto probeert of overweegt te, of daadwerkelijk zal, bekeuren, en pas in derde instantie, meer in het bijzonder na een blik op het nummerbord, bedenk ik me dat bij deze man, zo lang nog na 1989, misschien alsnog de angst in de overheidsfunctionele knieën is geslagen: 'Was soll denn das hier, so ein neumodisches Partei-Auto??'

Daarna, omdat ik toch die kant op moest, een heerlijk ijsje verderop in dezelfde straat bij Kauf dich glücklich, en toen begon de vertrektijd zich toch werkelijk aan te dienen en moest ik de schoon vormgegeven dieperik van het Hauptbahnhof in.

Ik moet nodig weer eens terug naar Berlijn.

donderdag, april 21, 2011

Intusschen in Berlijn

Toegegeven: Köln is niet wat je noemt verbijsterend mooi. Maar er zijn toch stukjes die dat proberen goed te maken, zoals dat op het bijgaande plaatje, geschoten met de telefoon, wandelend van de binnenstad naar het universiteitsterrein; met een rijtje platanen lijm je mij in een handomdraai. En misschien niet mooi, maar wel een beetje Emmalaan-like (Utrechtse neerlandici weten wat ik hiermee bedoel) is het Instituut voor Neerlandistiek aan de Lindenthalgürtel: de voormalige praktijkruimte en woonst van een tandarts, ongelogen: dr. Faust. Klein, overzichtelijk, inpandige collegezaaltjes, verse koffie, vriendelijke mensen, kamers overladen met boeken want de bibliotheek is in da hous.

Ook mooi aan Köln (en, bleek later, niet minder Berlin) is de mogelijkheid om schier overal te stoppen met lopen, te gaan zitten, en iets te eten en iets (anders) te drinken. Ik dacht dat ik die Keulenaren daarin maar als goede leidslieden moest volgen. Niet ten onrechte, want die Duitse horecalui zijn zeer aangenaam in de omgang. Evenals de museumlieden, in concreto de Ludwig Museumlieden. En een historisch-moderne kunst dat ze daar verzameld hebben...

Dit noteer ik in Berlin, aan het Marheinekeplatz, of daaromtrent. Om het juister te zeggen: ik noteerde het in m'n hotel, en was van plan het later te interneteren om de hoek bij een Geschäft van een verre Oost-Europeaan met computers achter zijn winkel met ver-Oost-Europese toetsenborden met diakritische tekens waarvan ik niet wist dat ze bestonden, en zeker niet onder toetsen die ik gewend ben (als in: waarvan ik gewend ben dat ze) eenvoudige letters (te) produceren. De ideale wereld schuift deze twee in één.

Goed, ik was van plan dit vandaag te posten, na het college, bijvoorbeeld, maar mij werd het niet onmogelijk gemaakt om daarna nog uitgebreid en aangenaam te converseren, en daar weer na kwam ik op een terras terecht van een uiterst bekwame Italiaanse keukenmeester (dit klinkt wijdser dan het stadsplattegrondelijk is) zo dat het een en het ander in samenspanning voorkwam dat de lust mij zou bekruipen dat ik daadwerkelijk de gang zou maken richting die pc-boer. Inmiddels (donderdag 21) zit ik diep in voormalig Oost-Berlijn achterin de zaak van een heel donkere meneer die wel behoorlijke verlichting heeft aangebracht.

En dan nu waar het om draait: die universitaire uitwisseling. Leuk is dat! En die mensen die je dan (weer) tegenkomt buiten de muren, ik noem een Gwennie Debergh, ik noem een Gijsbert Pols, en een Jan Konst, en hen die hen omringen al noem ik die dan hier niet met en bij name, zo vriendelijk als die allen zijn, zo soepel als dat allemaal toegaat, om niet te… nee: om wel te zeggen: voorkomend (dat is letterlijk: ze voorkomen dat je wensen zou hebben; dat is gastmensschap).

En nu: een ijsje.

maandag, april 18, 2011

Dom, dom, dom

Die van Utrecht is natuurlijk (in de zin van: vanzelfsprekend, en dat dan weer figuurlijk) nummer één; die van Barcelona is er geen, maar een basiliek, maar lijkt er in de verte wel een beetje op; die van Keulen is niet permanent in aanbouw, maar in dito restauratie, en die hebben ze, naar ik me liet vertellen, tijdens de oorlog (WO II) alleen maar laten staan omdat die zo'n handig oriëntatiepunt was voor de piloten die de rest van de stad plat moesten gooien.

Inderdaad: het uitzicht is bedroevend, maar een klimwandeling één van die torens op (beter: in) is werkelijk indrukwekkend. Deernis met die dappere middeleeuwers die dat bijelkaar gezwoegd hebben.

En dat uitzicht: daar merk je weinig van als je er schaal 1:1 in rondloopt, en zeker met dit weder en na een aangenaam gastcollege.

vrijdag, april 15, 2011

Koninklijke kwartiermakelaardij

Zeer vereerd door deze koninklijke kwartiermaakster, maar meer nog door het verzoek dat me bereikte gastcolleges te verzorgen aan de Universität zu Köln en de Freie Universität Berlin (de tour zou eerst nog grander zijn, maar dat paste niet in de beurzen). Die oosterburen krijgen wat poëzie om hun oren, moderne epische poëzie, natuurlijk. Ik ben zeer nieuwsgierig naar hoe dat daar toegaat. En dan, direct daarna, aan de slag met blok vier in Utrecht, Geschiedenis van de moderne letterkunde en Genrevervaging, naast de steeds doorstomende Educatieve minor en de immer voortkachelende Eindwerkstukken. Nimmer een duf moment. En, oh ja, ik moet ook nog...
Nee, geen litanie, letterenlol.