dinsdag, mei 23, 2023

Lezersbedrog

Terwijl ik met Freddy slenterde door boekhandel Het Colofon bleef mijn door de winkel bladerend oog haken bij een grappige titel: The Book that No One Wanted to Read. Het boek is geschreven door 'actor-author-broadcaster-comedian-filmmaker' Richard Ayoade, en verscheen bij uitgeverij Walker Books in 2022.

Achterop staat deze aankoop-aanjagende aanprijzing:

it's the first book to have been written by a book (me).

Dat klinkt net zo leuk als de titel. De titel klopt trouwens volgens een blurbje eigenlijk niet. Nadia Shireen heeft immers gezegd dat het boek zo leuk is dat de titel zou moeten luiden: The Book That Everyone Wanted To Read.

Maar als ik het wel heb, is dit niet het eerste boek dat door een boek geschreven is. Al in 2014 verscheen eveneens bij Walker Books: My name is Book. An Autobiography. In kleine letters staat op het voorplat volledigheidshalve ook nog: as told by John Agard. Op het achterplat staat deze aanprijzing:

This is non-fiction like you've never read it before – the story of books, told by none other than... BOOK!

Het zijn allebei kinderboeken. Maar ook werken in dat genre moeten qua volwassen paratekstuele informatie toch serieus en correct zijn?

Om de boel verder te compliceren: in 2021 verscheen bij Pushkin Children's Books een jeugdboek van Beth Bacon met de kennelijk plagieerbare titel: The Book No One Wants to Read. Een echte loljurk, die Bacon; ze schreef ook I Hate Reading en The Worst Book Ever.

dinsdag, mei 09, 2023

Nog weer eens stijl, nogmaals beeldspraak (II)

Nu ik Niets is gelogen (2019) van Sacha Bronwasser aan het herlezen ben (omdat de roman nogal intrigerend is qua thema en vertelling), zie ik dat ik bij de eerste lezing waarschijnlijk niet zomaar over een vergelijking struikelde, maar dat dat mede gebeurde doordat er vlak daarvoor al een vreemde beeldspraak staat; daar had ik overheen gelezen, nieuwsgierig als ik was naar wat er allemaal nog zou komen. Maar bij herlezing struikelde ik er alsnog over. Op ongeveer 4% van het totaal (het is lastig verwijzen naar een e-boek), het laatste onderdeel van 'deel I: middag', staat dit:

De aanloop naar dit moment is opgelost, gorgelend weggelopen in de trechter van het geheugen.

Ik denk dat ik wel begrijp wat de (bedoelde) betekenis is; die staat naar ik aanneem namelijk al in het gedeelte vóór de komma: de gebeurtenissen voorafgaand aan 'dit moment' heeft de ik-vertelster, het personage Gala Versluis (de kunsthistorica en freelance-journaliste die een inleiding gaat houden bij de opening van een tentoonstelling in Kortrijk van werk van Lisa van Staal), de gebeurtenissen daaraan voorafgaand heeft ze niet of niet goed in haar geheugen opgeslagen en/of is ze vergeten. Het 'oplossen' is de natuur- dan wel scheikundige metafoor voor 'mnemotechnisch niet beklijven'.

Om het punt duidelijk(er) te maken en/of om het sterker te formuleren, volgt er na de komma een tweede metafoor, die is gecombineerd met een vergelijking, als een soort zelfcorrectie. 

Na die tweede beeldspraak volgt ook nog wat duidende context: 'Blijkbaar had ik besloten dat ik niet alleen zou gaan en had ik Fatima gebeld.' Zo kan dat gaan in een mensenhoofd; het woord 'Blijkbaar' verraadt opnieuw het weinig standvastige karakter van de registrerende en terugblikkende menselijke geest. Sowieso gaat deze roman, net als Luister (2023), over de subjectieve, onvolledige, verteken(en)de, kortom: gatenkazerige wijze waarop een individu het leven waarneemt en opslaat (ik zoek nog een mooi Nederlands equivalent van 'lückenhaft').

Wie herinnert, terugblikt, memoreert, kan voor verrassingen komen te staan, zeker wanneer de ervaringen en herinneringen van anderen erbij betrokken worden (een vergelijkbaar meervoudig perspectief speelt een rol in Luister). De kleinigheden van de aanloop naar 'dit moment' in Niets is gelogen zijn min of meer uit Gala's herinneringen verdwenen, zoals suiker oplost in een kopje thee, niet meer van de thee te onderscheiden als zelfstandig iets, verdund en schijnbaar verdwenen in de herinnering aan het (belangrijker) geheel van het moment zelf, waarvan deze roman de omcirkelende, benaderende beschrijving is. Die beschrijving door Gala is de roman, en de roman is, net als Luister, een monoloog. Beide romans zijn ook te karakteriseren als ouderwets realistische tranches de vie, maar de vertelwijze is niet simplistisch chronologisch.

Die aanloop naar het moment, of beter: naar het beslissende moment, het moment waarop je nog terug had gekund, is volgens het zinstuk na de komma 'gorgelend weggelopen in de trechter van het geheugen.' Wat, zo luidt mijn probleem, voegt dat beeld toe aan de reeds voor de komma geleverde informatie dat de aanloop is verdwenen uit of nooit is terechtgekomen in het geheugen?

Ten eerste: dat het 'gorgelend' gebeurde. 'Gorgelen' is volgens het Woordenboek der Nederlandse taal 'een klokkend geluid maken door eene vloeistof, door middel van uitstromende lucht, achter in de keel in beweging te houden (en op die wijze de keel te spoelen).' Bij gorgelen verdwijnt er dus geen vloeistof, loopt er geen vloeistof door de keel weg; die vloeistof wordt daar achterin juist in beweging gehouden. De metafoor, met als kern dat de aanloop zich als een vloeistof gedraagt, zegt het tegendeel van wat voor de komma nog de kennelijke bedoeling was van de zin.

Ten tweede: dat het geheugen als een trechter is. Past goed bij die vloeistof, maar wat zou 'de trechter van het geheugen' kunnen zijn? Ik denk bij nader inzien niet dat hier sprake is van een vergelijking zoals in 'Een boom van een kerel' of 'De kluis van mijn hart' waarbij de lengte van een vent of de veilige beslotenheid van iemands hartstocht wordt vergeleken met de lengte van een boom respectievelijk de solide ontoegankelijkheid van een bankkluis. Het geheugen is toch wel wat meer dan alleen maar een doorgangsmiddel van les chose de la vie vanuit de werkelijkheid naar het niet-zijn? Misschien is de trechter hier metonymisch gebruikt als aanduiding voor de taps toelopende ingang tot het geheugen; maar dan is hij juist een hulpmiddel om de aanloopgegevens naar het moment zonder morsen in het geheugen over te schenken. Als door zo'n trechter iets 'wegloopt', komt het juist in het geheugen terecht, terwijl voor de komma staat dat 'de aanloop' niet in het geheugen is opgeslagen.

Ik snap deze beeldspraak niet, vanuit welke hoek ik er ook tegenaan kijk.

Wachtend op hulp, stel ik een alternatief voor als tijdelijk lapmiddel:

De aanloop naar dit moment is opgelost, klokkend verdwenen door de strot [of: in de bodemloze zinkput] van de vergetelheid.

'Klokkend' is een klanknabootsend woord is dat zowel met vloeistof als met het verstrijken van de tijd verbonden kan zijn.

P.S.
Op de website van de schrijfster las ik lof, naar aanleiding van Niets is gelogen, voor haar metaforiek, uit onverwachte hoek; ze citeert Hugo Borst, die ik nog niet kende als literair criticus, die ergens gezegd heeft: 'Sacha Bronwasser is de koningin van de metafoor.' Op de website van haar uitgeverij staat nagenoeg hetzelfde citaat, eveneens zonder bron: 'Sacha Bronwasser is wat mij betreft de koningin van de metafoor.' Dat klinkt al wat minder ver reikend. En misschien bedoelt Borst dat ze wat hem betreft wat veel metaforen en vergelijkingen gebruikt?

Iets anders, maar wellicht verwants. Tijdens het herlezen van dit debuut, ben ik ook wat gaan rondlezen in recensies, voor zover die niet achter betaalmuren verscholen gaan (een mens moet zorgvuldig omgaan met z'n pensioen). Toen werd ik door Yolanda Entius in Trouw met de neus op de feiten gedrukt. Gala zit in het eerste deel van de roman wat te rommelen met de datum van de opening van de tentoonstelling. Ergens in het voorjaar zou die geweest zijn, in maart of zo... terwijl ze helemaal aan het begin van de roman, aan het begin van haar eigen relaas, meer in het bijzonder: met de ontvangst van de rouwkaart van een van de personages, precies uitrekent hoe lang die Pé Derkinderen nog had geleefd na de avond van de dag van de opening van de tentoonstelling: 'Vijf jaar en negentien dagen', is het resultaat van het rekenen. Ze moet dan nog weten dat de opening plaatsvond op 25 mei 2013. Is haar dat even later dan ontgaan?

'Niet het geheugen rommelt hier maar wat aan', zegt Entius,  'de verteller doet het.' Opmerkelijk is het zeker. Nadrukkelijk vertelt Gala dat ze op 'maandag 17 juni' de enveloppe met het overlijdensbericht van de mat raapt. Vervolgens vertelt ze niet dat ze dat bericht ook daadwerkelijk leest, maar kennelijk deed ze dat wel, want ze weet dan immers pas dat Pé is overleden. Maar later die dag 'voert' ze 'de naam in', zoals ze zegt; een vreemde formulering, maar kennelijk gebruikt ze 'Pé Derkinderen' als zoekterm op de computer, want daarna staat er dat vervolgens 'boven aan de lijst resultaten een rouwadvertentie staat.' Niet 'de' maar 'een' rouwadvertentie, trouwens. Dan volgt de tekst van die digitale of gedigitaliseerde rouwadvertentie, waarop als enige tijdsaanduiding onder de naam van de overledene staat: '1954-2018'. Vervolgens vertelt Gala:

Ik staar een tijdje naar de letters. De advertentie is vandaag verschenen in De Standaard. Pé overleed op 13 juni.

Het is volkomen onduidelijk waar ze die precieze datum aan ontleent. 'Vandaag' is 'maandag 17 juni'. Drukt De Standaard rouwadvertenties altijd exact vier dagen na iemands overlijden af? Lijkt me sterk. Ik had aan dit gerommel geheel geen aandacht besteed, geboeid als ik was door het zich ontwikkelende weefsel van gebeurtenissen, herinneringen en reconstructies dat deze roman dan nog is, op 1% van het totaal; ik zat nog tot over m'n oren in de expositio van deze tragedie en kon belangrijke en onbelangrijke informatie nog niet scheiden.

Nog op de avond zelf, die in deze roman centraal staat, is ook Fatima, de vriendin van Gala, aan het rommelen met de datum en vooral de tijd: ze wil meedoen aan een wereldwijde meditatie (ik moet zeggen: niet iets waar mijn aandacht van wakker schiet) en ze moet daarom op de juiste tijd 'inloggen' op het 'portaal'; volgens mij is dat van belang bij astrologisch-achtige fenomenen, maar het duurt nogal een tijd voor Fatima erachter is hoe laat dat moet zijn (21:12 uur, om precies te zijn, en niet ongeveer half negen, wat ze aanvankelijk dacht). Maar haar onduidelijkheid kan te maken hebben met, exponent zijn van de onhebbelijke onduidelijkheid van de menselijke herinnering waar de roman over gaat.

Een stapje hoger op de ladder van de willing suspension of disbelief is het, om ook het lückenhafte karakter van zowel de vertelling als de extradiëgetische vertelster te zien als onderdeel van de uitbeelding van de thematiek. Voeg daar nog bij dat voorafgaand aan de romantekst vermeld wordt dat dit 'boek [...] zijn oorsprong [vindt] in een gebeurtenis uit 2013, maar [...] een werk van fictie' is, en het spiegelpaleis is compleet. Je komt jezelf, als rommelige lezer, er ook nog eens tegen.


PPSS
'Toen ik twintig was overleed mijn vader. [...] De telefoon ging op 30 december 1999'; '"Tante Roos is hier," raspte mijn moeder. "Kom naar huis." // Het nieuwe jaar brak aan, mijn eenentwintigste verjaardag kwam en ging en toen was de begrafenis.' (laatste onderdeel van het hoofdstuk 'Gala' in 'deel II a: avond'); dat moet dus ergens in de eerste week van januari 2000 zijn geweest.

Dertien jaar later, op 'de' dag van deze roman, 25 mei 2013, memoreert Gala: 'Ik ben vijfendertig jaar, dit zijn nog steeds mijn glory days.' (hoofdstuk 'Maxim' in hetzelfde deel).

Opmerkelijk: ze zou pas 34 moeten zijn geworden ongeveer vier maanden voor 'de' dag.

Er tekenen zich nu toch enige scheurtjes af in de suspension of my disbelief.

donderdag, mei 04, 2023

Nog weer eens stijl, nu een vergelijking

Begonnen aan Niets is gelogen (e-boek, Ambo | Anthos, 2019), het debuut van Sascha Bronwasser, omdat haar tweede roman, Luister (2023), me goed was bevallen. En ik had weer nood aan iets goeds, want na bladzijdenlanggerekt gapen was ik in slaap gesukkeld bij het boekenweekgeschenk van 2023, De eerlijke vinder, waarin Lize Spit een negen- of tien-jarig joch (waarom toch?) zonder wereldwijsheid een boekje vol laat focaliseren met een zeer doorzichtige spanningsboog over een met de haren erbij gesleept Kosovaars vluchtelingetje van weinig meer jaren ouderdom dan de (anti-)held, in een vertelling die opzichtig – lekker retro – in de tijd is geplaatst van nog non-digitale telefonie en flippo's in Smiths' (had je toen nog) chipszakken. Achteraf snap ik niet dat ik het gehaald heb 67 bladzijden in dit gemakzuchtig in elkaar geknutselde cpnb-flippo-encyclopedietje te lezen.*

Bronwasser daarentegen had me meteen weer bij de leeslurven. Anders dan Spit, die alleen maar handelingen en gedachten van personages op papier zet zodat ze allemaal kloppen, besteedt Bronwasser ook aandacht aan haar taal, haar stijl, en werpt af en toe een prikkelende metafoor of vergelijking in de leesring. En waar gehakt wordt, vallen spaanders. Ik citeer er een.

Alles begint bij het binnenrijden van Kortrijk en het zien van de Leie, die zich door de stad snijdt als een mes door een plak paté.

Om bij het eind te beginnen: waarom paté, behalve omdat het lekker allitereert met 'plak'? Is er een speciale relatie tussen paté en Kortrijk? Google biedt me niets anders dan het café Paté aan de Pottelberg 189 aldaar, maar daar lijkt Bronwassers me niet op te doelen. Misschien is het omdat 'boter' te afgezaagd was, en 'paté' net zo pasteus is (als het geen al te grove paté is). Akkoord, dat kan er best mee door.

Maar als ik via datzelfde Google de Leie door Kortrijk zie stromen, komt er weinig reden tot associatie in mij naar boven met een snijdend mes, laat staan met een messcherpe scheiding van linker- en rechteroever, laat staan met een rechte snijlijn. Toch bedoelt Bronwasser dat laatste, want, niet vertrouwend op de kracht van haar eigen vergelijking, zo lijkt het, voegt ze er dit nog aan toe:

Meer een kanaal dan een rivier.

Een onvolledige, zelfstandige zin, die niet duidelijk of eenduidig syntactisch met de voorgaande is te verbinden. Ik kom niet verder dan dat de Leie er '[m]eer' als 'een kanaal dan' als 'een rivier' uitziet; de onvolledige zin zou je als een achterop geplaatste bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid kunnen opvatten, zodat ze ook betrekking heeft op het zogenoemde snijden dat de Leie hier schijnt te doen. Die zin zou ook als een bijstelling achter 'Leie' geplakt kunnen worden, en dan is het een bijvoeglijke bepaling. Lood om oud ijzer? Knollen voor citroenen?

Nu begint de hele formulering van de beschrijving te verkruimelen, want de Leie 'snijdt' niet de stad in tweeën volgens de tekst, de Leie 'snijdt zich' door de stad. Wat is dat: zich door een stad snijden, en wat is dan zich, zoals een mes door de paté, door een stad snijden? Wat doet een mes anders dan snijden? Wat kan je met paté anders doen dan snijden? En dan bedoel ik: een plak in de bak met paté lossnijden. Daarna komt het smeren of een hoekje van de plak afsnijden om te snoepen. Ik weet niet waarom iemand ook nog eens door een plak paté zou willen snijden. 

Voorin het boek staat dat het verhaal is gebaseerd op een gebeurtenis uit 2013, maar dat het een werk van fictie is. 'De erin opgevoerde personages en locaties bestaan niet als zodanig.' Ik zal dan maar aannemen dat door het gefictionaliseerde Kortrijk in dit boek een (vrijwel) kaarsrechte, gefictionaliseerde Leie stroomt, en ben benieuwd of dat snijdend mes, dat naar mijn smaak al te los in deze beschrijving zit, later nog ergens wordt ingezet.


* Gisteren heb ik toch maar doorgebeten en het restant van het geschenk gelezen. Dat leverde niets nieuws op, of het moet een wendinkje in het plot zijn waar niemand wakker van ligt. Van enige deernis met het leed van de Kosovaarse vluchtelingen is geen sprake: het zijn volgens dit verhaal lui die een ongeluk van een autochtoon ensceneren om de reddende held uit te kunnen hangen en een verblijfsvergunning te kunnen incasseren. Jimmy blijft leven, Tristan sterft. Fijn geschenk, leuke propaganda.