Toegegeven: Köln is niet wat je noemt verbijsterend mooi. Maar er zijn toch stukjes die dat proberen goed te maken, zoals dat op het bijgaande plaatje, geschoten met de telefoon, wandelend van de binnenstad naar het universiteitsterrein; met een rijtje platanen lijm je mij in een handomdraai. En misschien niet mooi, maar wel een beetje Emmalaan-like (Utrechtse neerlandici weten wat ik hiermee bedoel) is het Instituut voor Neerlandistiek aan de Lindenthalgürtel: de voormalige praktijkruimte en woonst van een tandarts, ongelogen: dr. Faust. Klein, overzichtelijk, inpandige collegezaaltjes, verse koffie, vriendelijke mensen, kamers overladen met boeken want de bibliotheek is in da hous.
Ook mooi aan Köln (en, bleek later, niet minder Berlin) is de mogelijkheid om schier overal te stoppen met lopen, te gaan zitten, en iets te eten en iets (anders) te drinken. Ik dacht dat ik die Keulenaren daarin maar als goede leidslieden moest volgen. Niet ten onrechte, want die Duitse horecalui zijn zeer aangenaam in de omgang. Evenals de museumlieden, in concreto de Ludwig Museumlieden. En een historisch-moderne kunst dat ze daar verzameld hebben...
Dit noteer ik in Berlin, aan het Marheinekeplatz, of daaromtrent. Om het juister te zeggen: ik noteerde het in m'n hotel, en was van plan het later te interneteren om de hoek bij een Geschäft van een verre Oost-Europeaan met computers achter zijn winkel met ver-Oost-Europese toetsenborden met diakritische tekens waarvan ik niet wist dat ze bestonden, en zeker niet onder toetsen die ik gewend ben (als in: waarvan ik gewend ben dat ze) eenvoudige letters (te) produceren. De ideale wereld schuift deze twee in één.
Goed, ik was van plan dit vandaag te posten, na het college, bijvoorbeeld, maar mij werd het niet onmogelijk gemaakt om daarna nog uitgebreid en aangenaam te converseren, en daar weer na kwam ik op een terras terecht van een uiterst bekwame Italiaanse keukenmeester (dit klinkt wijdser dan het stadsplattegrondelijk is) zo dat het een en het ander in samenspanning voorkwam dat de lust mij zou bekruipen dat ik daadwerkelijk de gang zou maken richting die pc-boer. Inmiddels (donderdag 21) zit ik diep in voormalig Oost-Berlijn achterin de zaak van een heel donkere meneer die wel behoorlijke verlichting heeft aangebracht.
En dan nu waar het om draait: die universitaire uitwisseling. Leuk is dat! En die mensen die je dan (weer) tegenkomt buiten de muren, ik noem een Gwennie Debergh, ik noem een Gijsbert Pols, en een Jan Konst, en hen die hen omringen al noem ik die dan hier niet met en bij name, zo vriendelijk als die allen zijn, zo soepel als dat allemaal toegaat, om niet te… nee: om wel te zeggen: voorkomend (dat is letterlijk: ze voorkomen dat je wensen zou hebben; dat is gastmensschap).
En nu: een ijsje.
donderdag, april 21, 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten