zaterdag, september 17, 2011

Taalvondst

In zijn recensie van de debuutbundel van Ellen Deckwitz, De steen vreest mij, betoont Guus Middag zich blij-verrast door een taalvondst in deze regels:

Hij knikt, gelooft niet
dat er in mijn ballpoint
ook een kogel zit.

De kop boven de recensie luidt dan ook: 'De balpen als schietwapen', maar verder vindt Middag de bundel vooral vaag, zoals blijkt uit de ondertitel van zijn stuk: 'De dichterlijke geheimspraak van Ellen Deckwitz'. Wel maakt één gedicht hem nieuwsgierig naar de volgende bundel van deze dichteres die tot nu toe vooral bekend is van poëziepodia, voordrachtspoëzie, slams; aanstaande zaterdag treedt ze op tijdens de Nacht van de Poëzie.

Naar aanleiding van de hier geciteerde regels zegt Middag onder andere: 'Iedereen weet, of kan weten, dat er voorin een balpen een heel klein, in inkt ronddraaiend balletje zit'. Inderdaad. 'Daarom heet de balpen (of ballpoint) ook balpen (of ballpoint). Inderdaad. En, voegt Middag eraan toe: 'Het is een geweldige vondst voor een schrijver om bij dat balletje aan een kogel te denken.' (NRC Boeken 16 september 2011, p. 10)

Maar, dacht ik, als die Deckwitz nou eens Duitse wortels heeft (haar familienaam zou erop kunnen duiden), zou ze dan niet het woord 'Kugelschreiber' in haar woordenschat hebben gevonden? En, dacht ik, heette de balpen ook in het Nederlands niet kogelpen?

Een blik in het digitale WNT sub 'balpen' bleek een schot in de roos, en dan vooral het volgen van de link naar het etymologisch woordenboek waarin staat opgetekend: 'De leenvertaling kogelpen [1960; M.H.] (< Duits Kugelschreiber) is een tijdlang gepropageerd als de juiste Nederlandse term, maar wordt vrijwel uitsluitend in België gebruikt.'

Leuk is dat: wat voor de één niet meer is dan het oppoetsen van een in onbruik geraakt synoniem voor een alledaags woord (of het opdelven van een in onbruik geraakt neerlandisme, herstel: purisme), is voor de ander een dichterlijke taalvondst. Ik denk namelijk dat Middag bedoelt dat Deckwitz een neologisme heeft gedicht (hij ziet in haar bundel 'een duidelijke voorliefde voor zelfgemaakte rare woorden', zoals 'bladerpilaar' en 'letselsterfte'), terwijl ik denk dat ze iets gevonden heeft wat in de taal klaar lag, verscholen lag, erin verstopt is geraakt door onbruik.

Toch weer een illustratie van het belang van de lezer bij het tot stand komen van poëzie. Als duizend lezers dezelfde bundel lezen, lezen ze misschien alle duizend toch een andere bundel.

Geen opmerkingen: