Veel mensen lezen weinig poëzie.Grappig, want mijn lezend brein ziet achter deze open deur onmiddellijk een parallel universum:
Weinig mensen lezen veel poëzie.Schiet je ook geen meter mee op. Wel met die mensen, maar niet met de mededeling, die een meting veronderstelt. Maar hoeveel is weinig en hoe weinig is veel (dan wel: hoe veel is weinig en hoeweinig is veel)? Oooh, als alfa's aan het tellen gaan... (vertel mij wat).
Maar de tekst gaat verder:
Dat zouden ze beter meer kunnen doen, [...].Zouden die vele mensen die weinig poëzie lezen dan maar beter méér weinig poëzie kunnen lezen? Meer korte stukjes poëzie, of 'meer' als in: vaker? Of zouden diezelfde vele mensen eenvoudigweg meer poëzie moeten lezen? Komt misschien op hetzelfde neer?
Maar (ik ben als ontregelde poëzielezer soms wat te zeer ingesteld op regelachtige eenheden, een alexandrijn kan ik nèt aan qua behapbare taalbrok) de tekst gaat verder:
al is het maar vanwege de vernieuwing van taal en denken die het teweegbrengt.
Het meer weinig poëzie lezen brengt dus vernieuwing van taal en denken teweeg? Zou het? En dat is niet een conclusie, maar een vooronderstelling, zoals het hier staat, in dat boek waarvan ik auteur noch titel nog genoemd heb.
Ik ben neuroloog noch linguïst maar toch heb ik er zo mijn twijfels bij dat 'taal' (überhaupt, niet beperkt door een voorafgaand 'hun', 'onze' of 'de Nederlandse') en denken (evenmin geclausuleerd) vernieuwing ondergaan ten gevolge van het meer weinig poëzie lezen. Enigszins geïndoctrineerd door The Shallows van Nicholas Carr hel ik meer over naar de overtuiging dat het lezen van meer veel poëzie je misschien een tikkeltje die kant op kan helpen. Dus frequenter langere lappen poëzie lezen. Of goed proza. Goed voorbeeld doet goed volgen.
Leest meer epen, het verdiept uw brein.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten