vrijdag, december 05, 2014

Boek en babbel

Sommige introducties van interviews met literatuurschrijvende medemensen begrijp ik niet, of niet goed, of niet geheel, of geheel niet. Deze bijvoorbeeld: "Als vrouw mag ik veilig zeggen dat A[...] M[...] een hele mooie vrouw is, zonder dat ik daarmee misschien afbreuk doe aan haar kwaliteiten. Want die heeft ze ook: [...]."

Primo: als je toch correct probeert te doen, doe het dan goed. Zeg dat je A.M. "een heel mooie vrouw" vindt. Of de lezer het daarmee eens is, doet er "misschien" niet toe. En in het interview is die geroemde fysieke schoonheid geen onderwerp van gesprek. Dus waarom moet het gezegd?

Nog minder doet het ertoe dat de interviewster dit vindt, want de geïnterviewde is een schrijfster, een beroepsgroep die het vooral moet hebben van iets anders dan een aantrekkelijk uiterlijk. Al was A.M. zo lelijk als een pokdalige winternacht; als ze maar goed / mooi / interessant / intrigerend / vernieuwend of god weet wat is als schrijfster; als haar schrijven, dat wat ze schrijft maar zo te omschrijven is. Dat doet ertoe. Dat zijn resultaten van kwaliteiten die ertoe doen, in eerste instantie en niet pas in tweede ("Want die heeft ze ook").

Dan: waarom mag een vrouw wèl zeggen een schrijfster een "hele mooie vrouw" te vinden, en, bij implicatie, een man niet? Wat voor soort denkstroop zit daaronder als flodderfundament? Omdat een vrouw daar verder niks mee bedoelt en / of niets buiten-literairs mee wil bereiken (héél kort door de bocht, en geïnspireerd door het preutse woord "veilig": seks)? Sinds wanneer willen alle mannelijke interviewers seks met geïnterviewde vrouwelijke schrijvers en vrouwelijke interviewers niet, en andersom? Zijn, met weer andere woorden, alle interviewers rechtlijnige, begeerteloze heteroseksuelen?

Dan: hoe kan je "misschien" afbreuk doen aan iemands (professionele en artistieke) kwaliteiten als je iets positiefs zegt over een (toevallige, aangeboren, gecultiveerde of verworven) eigenschap?

Jan Siebelink heeft twee schitterende honden als huisdier; als ik dat opschrijf, doe ik "misschien" wel afbreuk aan zijn kwaliteiten. Waarmee ik impliceer dat hij die heeft, schitterende honden en/of schrijverskwaliteiten (en ja, ik weet het: honden hebben is geen eigenschap, maar het hoort ook niet tot de kern van het schrijverschap)

Gezegd moet worden dat de auctoriale samenvattingen die de hier aangehaalde  interviewster geeft van delen van het gesprek, net zo larmoyant zijn als de opening. Een voorbeeld: "Soms is schrijven gewoon heel moeilijk en lukt het niet. Dat kan ontzettend frustrerend zijn, maar A[...] is een doorzetter." Deze Joop ter Heul-stijl kan een pastiche zijn van die van de geïnterviewde; die spreekt immers, alsof het doodnormaal is, over "de liefde en trouwheid die mijn vader had". Wie weet had hij ook verdrietigheid en krachtigheid?

In een biootje roemt de interviewster, of de reactie van haar medium, haar "vlijmscherpe pen". Iemand moest het opmerken. In de recensie van het boek van de geïnterviewde spreekt de interviewster namelijk van een "exemplarisch voorbeeld", en ze oordeelt: "Het werkt, maar is misschien wat te overduidelijk". Verder noteert ze iets als: "De twijfel waar die de ochtend erna mee gepaard gaat" en "Ze durft het niet tegen zeggen". Zo is het maar net. Maar als je zover bent gevorderd, ben je wellicht "het voorval al snel weer aardig vergeten". Immers: "het boek wisselt af tussen het heden en verleden".

Vlijmscherp. C'est le beton qui fait la musique!

Maar ik moet niet zeuren want ik behoor niet tot de doelgroep van de auteur van het interview en de recensie. Wat doe ik dan ook, rond te lezen op een "elitair platform met opinie en debat voor intelligente jongeren"? Ik ben geen jongere, bijvoorbeeld.

Geen opmerkingen: