p. 199 bovenaan voor de nette beschrijving van een koe die in de stront stapt!
Dat maakt me ongeveer veertig jaar later toch nog even nieuwsgierig:
De landman slaapt; het rundvee staat te lodderoogen in de schaduw van wilg en hagedoorn; de schapen op de hei hebben den zoom van het dennenbosch gezocht waar hun herder met opgetrokken kniëen [sic] achterover op den grond ligt, en Philax nevens hem met de amechtige tong uit den ruigen bek.
Alles zwijgt. Geen vogel doet zijn lied schallen of tsjilpt op bescheiden toon; geen blaadje is er dat ritselt. Slechts een enkele bij, die zich op rappe wiek naar gindsche kamperfoelie spoedt, snort suizend langs ’t oor; of ook een zwerm bruinvliegen doet zich hooren, wanneer een loome hoef of klauw den verschgevallen buit in ’t weiland beroeren komt, en ’t klein en azend gedierte daardoor al gonzend uiteenstuift.
Geen woord gelogen in die aantekening. Prachtig, dat realisme van de oude stempel. Lang van draad, maar fraai gesponnen.
Het boek is, blijkens de versozijde van de Franse titel, “Gedrukt bij Gebr. Giunta d’Albani te ’s-Gravenhage”. De zetter aldaar, die zich ook vergreep aan de knieën van de herder, had zich eerder al vergist op de zethaak: het paginanummer tegenover bladzijde 109 is als “801” op het papier terechtgekomen.
Het is niet om die twee zetfeilen in het bestek van nog geen honderd pagina’s dat het boek het spreekwoordelijke veld moet ruimen, maar omdat ik weet dat ik er toch niet meer aan toe kom het te lezen, terwijl de nieuwe kast al bijna uit zijn voegen barst en ik bij het inruimen nog nauwelijks voorbij de F van Ferron ben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten