woensdag, maart 26, 2025

Dat kan toch best anders... (aflevering 2)

Enig genoegen beleefde ik aan het lezen van Camping van Maartje Wortel (Prometheus, Amsterdam 2024; digitale editie naar de eerste druk, 2024) niet. Wat een aanloop naar een intrigerende roman lijkt te zijn, blijkt al ruim voor de helft van het boek, dat op papier 240 pagina’s bevat, te verzanden in een vlakke herhaling van luchthartige tot laffe zetten, zonder enige spanning, zonder verdieping van personages of thematiek, zonder enig klaarblijkelijk vooropgezet plan zelfs; en het einde is er met de haren bij gesleept. Het merendeel is vulling van een dode mus.

De stijl sprankelt nergens, verleidt op geen enkele wijze tot gretig verder lezen, is ingetogen noch uitbundig, maar zo grijs dat zelfs pasticheren onbegonnen werk is. 

Wel lijkt het taalgebruik door de bank genomen in orde. Op enkele bedenkelijke, en daardoor taalkundig maar niet literair interessante passages na.

1. Het begon al op de eerste digitale pagina, waar iemand knikkers telt ‘[d]oor het stof van de knikkerzak heen’.

2. Vier ‘bladzijden’ verder staat een zin die in mijn hoofd maar geen betekenis weet te ontsteken:

De voorspellingen die ze had gedaan over de kwaliteit van water weken bijna nooit af, behalve de regelrechte afgrond in.

De zin staat, zoals ze hierboven staat, in het boek. Ik heb het citaat vier keer gecontroleerd, waarvan een maal door het van achter naar voren te lezen en te vergelijken met de brontekst.

Het blijft de vraag of er niet onder andere moet staan: ‘de kwaliteit van het water’, met het lidwoord dat sub 1 al voor problemen zorgde. Maar dan nog is de betekenis van de zin onbevattelijk, voor mij althans.

Daarnaast is het me onduidelijk waarvan de voorspellingen al dan niet afweken.

Het laatste deel van de volzin is wel een beetje een grappige ontsporing, zeker met dat ‘regelrechte’ als bijvoeglijk naamwoord, terwijl het me tegelijkertijd aardeduister is en blijft, wat een ‘regelrechte afgrond’ zou kunnen zijn.

3. Negentig bladzijden verder staat dit:

Hij was een van de weinige mariniers die geen dieren at, vooral geen vis.

Een syntactische enkel-/meerfout van de eerste orde: het onderwerp is in dit geval meervoudig, de persoonsvorm ten onrechte enkelvoudig. Maar ook hier is het laatste deel van de zin wel enigszins grappig, want hoe kan je ‘vooral geen vis’ eten als je überhaupt geen dieren eet. Het is evenwel van dezelfde flauwe soort humor als hierboven sub 2. 

4. Geen echte taalfout, maar wel zinloos-ongewoon geformuleerd is:

[Z]e had net als niemand van ons een keuze.

Zeg dat ze, net als iedereen of wij allemaal, geen keuze had, en iedereen snapt het onmiddellijk.

5. Van het zwembad, ‘[h]et grootste pluspunt van de camping’, wordt het volgende gezegd:

Er was echter geen glijbaan of duikplank, je kon ook niet in het zwembad staan, behalve als je groter was dan één meter negentig.

De roman heeft, afgezien van deze zin, geen enkele verwantschap met enige vorm van magisch-realisme.

6.        [H]ij zag eruit alsof hij in staat was een coupe te plegen.

Ik heb geen idee hoe je een haardracht of een ijsschaaltje pleegt.

8. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zijn toch moelijker dan men soms denkt:

Hij droeg een montuur met een goud montuur dat mooi afstak bij zijn huid.

Hieronder volgt, in aansluiting op item 4, de categorie ‘niet fout maar wel onhandig geformuleerd c.q. getuigend van een zeer vervelend soort neo-literaire nep-ironie annex dito besluiteloosheid’. Kwestie van smaak, ook dat.

7. Een kleine ingreep is soms al een verbetering.

een land [...] waar zij lokale specialiteiten zouden proeven in authentieke eetgelegenheden, die zij meestal meteen in hun hand uitspuugden.

Dit klinkt als een groteske, bijna letterlijk; is eenvoudig te verbeteren:

een land [...] waar zij in authentieke eetgelegenheden lokale specialiteiten zouden proeven, die zij meestal meteen in hun hand uitspuugden.

8. Onhandig geformuleerd, en lelijk:

Martha mocht dan wel niet van tennis houden, de jongens wel.

Laat dat domme, spreektalige, eerste ‘wel’ weg, en er is een vuiltje minder aan de lucht.

9. ‘Misschien van alles.’

En daarmee wordt dan de ontwikkeling van de intrige (voor zover aanwezig) gaande gehouden... dam per’apsez.

10. Alsof de auteur per woord betaald werd:

Rafi was een vriend van een vriend van een van de geliefden van Mila’s vriendinnen. Die vriendin hield er meerdere geliefden op na.

11. Perhaps be damned, om Pound nog maar eens te citeren uit het typoscript van The Waste Land:

Maar je went aan alles als je geen keuze hebt. En je went waarschijnlijk zelfs aan alles als je wel een keuze hebt. 

 12. In plaats van de thee krijgt de lezer het leeg getrokken zakje geserveerd:

Milla was iemand die vaak een zin eindigde met: weet je nog? In de hoop dat ze het allemaal nog wisten en tegelijkertijd in de hoop dat ze het allemaal zouden kunnen vergeten.

Met een beetje redactie valt hier nog wel wat van te maken, al verkies ik een plekje op een andere camping.


zondag, maart 16, 2025

De enkel-/meerfout

Al heel lang, denk ik, ben ik geboeid door een taalfenomeentje dat ik voor eigen plezier de ‘enkel-/meerfout’ noem, terwijl ik niet eens weet of het wel echt om een fout gaat. Het is een fenomeentje dat vaker voorkomt dan ik had verwacht toen ik erop begon te letten (ja, ik weet het: waarneming is theorieafhankelijk, maar dan nog), en iets wat vaak voorkomt in de omgangstaal is ‘gewoon’ of anders wel gewoon of gebruikelijk gewórden.

De enkel-/meerfout is de grammaticale getalssprong van een enkelvoudig (collectief) substantief naar een meervoudige referentie eraan, of: naar de referentie aan de samenstellende delen of leden van dat collectief. Een voorbeeld, uit de onuitputtelijke bron van schriftelijke doch alledaagse taal: het internettelijke NOS-Nieuws (of, zoals het boven het bericht heet, NOS Nieuws):

Het programma en de route voor Koningsdag [2025] in Doetinchem zijn gepresenteerd. Suzan & Freek zullen optreden voor de Oranjes, net als de Achterhoekse band Normaal, bekend van hun hit Oerend Hard.

Uitleg: ‘de Achterhoekse band’ is natuurlijk, eigenlijk, grammaticaal correcter gezegd ‘bekend van’ zijn ‘hit’. Dat die band bestaat uit meerdere leden, is een ander chapiter, dit te meer daar in het nieuws zijn frontman, Bennie Jolink, het enige lid van die band lijkt te zijn, althans het enige lid dat kan praten.

Dit soort getalssprongen van schrijfkatten in het nauw zie ik vaker in zinnen over ‘het kabinet’ annex ‘de regering’ (of wat daarvoor doorgaat anno 2025), ‘de politie’ en dergelijke in werkelijkheid collectieve, maar grammaticaal bezien enkelvoudige instanties.

Vandaag zag ik op een statisch sandwichbord op de stoep voor mijn buurtkroeg Sound & Soul in een fraai middenstands krijtschrift de mededeling genoteerd staan dat dit etablissement ‘deze maand’ vijf jaar bestaat, wat betekent dat het zulks deze maand door middel van prettig geprijsde aanbiedingen met zijn (potentiële) gasten wenst te vieren; een jarige trakteert immers. Maar letterlijk staat er op het bord:

Wij bestaan deze maand 5 jaar!!! [mijn cursivering; IDVH]

Probleem: eer ik in een luid ‘Lang zullen zij leven’ uit kon barsten tijdens mijn rondje met Freddy, de hond, dacht ik: ‘Maar wie zijn zij dan wel?’ In soliloquium antwoordde ik iets als: ‘Toch niet de leden van een mij overigens onbekend duo Sound & Soul? Want ‘‘Sound & Soul’’ is de naam van een, om niet te zeggen: één café, bar, eetcafé, of hoe je het ook wilt aanduiden, en wel de naam van deze tent waar nu dit bord voor staat.’

Oplossing: het personeel van dit horecaetablissement bestaat uit meerdere personen; zij kunnen die ‘Wij’ zijn.

Nieuw probleem: die personen ‘bestaan’ al veel langer dan vijf jaar (ik ken ze). Anderzijds vraag ik me af of de mensen die er nu koken en bedienen daadwerkelijk al vijf jaar werkzaam zijn bij Sound & Soul; ik heb enig verloop kunnen constateren (ze worden steeds jonger), terwijl de sfeer er overigens goed blijft.

Ik vermoed dat deze pluralis medii ordinis vaker voorkomt, ook zonder de omweg die de firma WC-eend ooit heeft verzonnen: het sprekend opvoeren van fictieve WC-eend-laboranten. Zie hier:


(resultaat met zoekopdracht wij gaan’’)

‘Wij’ klinkt persoonlijker, vriendelijker, feestelijker en/of dramatischer dan een droog ‘Deze toko’, natuurlijk. Of is dit ‘wij’ een hypercorrectie, een eufemisme, geboren uit woordgeslachtsschaamte?

Het blijkt echter ook mogelijk om te zeggen wat je bedoelt:

(screenshot van een website die sedert 2 maart 20215 niet opgefrist blijkt)