zondag, september 02, 2007

Gastropoda cum grano salis

Zonder toestemming gejatte metafoor voor een slak
Zit ik, aan de vooravond van het academisch seizoen, te bladeren in een nieuw, imponerend boek, dat ik even biets uit de nieuwe aanwinsten van de boekerij van collega Van der Poel, Learned Love; proceedings of the Emblem Project Utrecht Conference on Dutch Love Emblems and the Internet (November 2006), edited by Els Stronks and Peter Boot (The Hague, Dans Symposium Publications 2007), dat gekoppeld is aan een zo mogelijk nog imponerender project van collega Els Stronks, zie ik daar dat ik 'another Dutch textual scholar' ben. Dat deed me in eerste instantie denken aan een Spitting Image-typering van Andrew Lloyd Webber op basis van die eermalige Mozart - Wooooolfie!! - film: 'another fart who composes a lot'. Maar dit intertekstuele gedoe laat ik verder terzijde (voorzover dat, theoretisch gezien, kan). Het gaat om het volgende.

'According to Stolk there is no such thing as text-critical edition because, he argues, neither Marita Mathijsen nor G[illis] Dorleijn (another Dutch theorist) nor Hans Zeller mention this edition type in their writings.' (pagina 158-159 van de bijdrage van Edward Vanhoutte aan het genoemde boek, 'Traditional editorial standards and the digital edition'; zie ook hier voor de betreffende bijdrage van Edward Vanhoutte in pdf-formaat). Mijn (beargumenteerde) door Vanhoutte gecomprimeerde constatering levert me een vette oorvijg op: 'But others do.' (p. 159)

Gelijk heeft Vanhoutte. Mea culpa. Ik had er beter aan gedaan alles te lezen op editorisch gebied vooraleer met zo een (geclausuleerde) constatering op de proppen te komen. Alleen vergeet Vanhoutte erbij te vermelden dat ik deze boude vaststelling deed in de context van een recensie van een zich 'tekst-kritisch' noemende editie die werkelijk en aantoonbaar (en aangetoond) slecht was (ondermeer omdat ze qua tekstkritiek en -constitutie een allegaartje was), zó slecht, dat ze niet lang nadien uit de handel is genomen (zie hier de recensie in pdf, ontleend aan Nederlandse letterkunde 10 (2005), nr. 3: 259-262.) Het leek me toen raadzaam om meteen maar te struikelen over het eerste woord dat niet van Daisne afkomstig en niet goed gekozen was. Plus legde ik daarbij tevens uit dat er natuurlijk wel zoiets is als tekstkritiek, maar dat daar iedere (goede) editie op gebaseerd is; en dat de gewraakte editeur waarschijnlijk iets critical-text-theory-achtigs in de zin had (veel duidelijker was het niet, vond ik).

In een recensie van een andere, eerder verschenen, uiterst intrigerende, en goede, editie (die zich ook 'tekstkritisch' noemt) repte ik niet van die in mijn ogen vreemde en overbodige typologie (zie mijn: '[Rec. van:] Stijn Streuvels, De teleurgang van den Waterhoek. 14e dr. Tekstkritische editie door M. de Smedt en E. Vanhoutte. Antwerpen 1999.' In: Nederlandse letterkunde 6 (2001): 90-92, hier in pdf), al was het maar omdat in die editie van De teleurgang van den Waterhoek, naast alle andere grote kwaliteiten, valt te wijzen op de qua tekstconstitutie veel zuiverder koers die erin gevaren wordt dan in die Trein der traagheid-editie (met excuses voor deze formulering).

Vanhoutte, die veel beter dan ik thuis is in de (moderne) editietechniek, wijst er in zijn Learned Love-bijdrage op dat een theoreticus als Waltraud Hagen (Handbuch der Editionen, München 1979) een definitie geeft van 'the critical edition' (Vanhoutte 2007: 159). Maar dat begrip kende ik ook al wel. Waar het mij om ging was juist die typering 'tekstkritische editie', das ist andere Kuche. En vooral: ik vond en vind dat een bijdrage aan de terminologische overbodigheid (voor Leijnse al in 1988 reden om te spreken van 'Het Babylon van de editietechniek') die het veld geen goed doet. Vanhoutte verwijst naar Heinrich Meyer die in Edition und Ausgabentypologie (1992) 'more than forty names for different types of editions' verzamelde in 'the literature on textual scholarship in Germany in the twentieth century' (Vanhoutte 2007: 158). Bij een dergelijke persistentie van die warboel (Mathijsen sprak al in 1983 van 'De editiechaos in Nederland') vind ik het vreemd om de vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid die Mathijsen in haar handboek Naar de letter (1997) geeft, 'an opportunistic reduction' te noemen (idem); dat klinkt namelijk niet als lof. Ik houd, zeker in een handboek, wel van 'a deliberate simplification' (idem), zolang het helpt en niet schaadt.

Geen opmerkingen: