vrijdag, januari 04, 2008

Woorden...

... woorden, woorden, en dan heel veel: bladzijden... en dan heel veel: de werkelijkheid...

De Verzamelde gedichten van Nijhoff... een bladzijde of 400 (tot en met het Colofon: 485 in de editie 1990).

Alle gedichten van Achterberg: zeker weten 1267 bladzijden (maar dan wel inclusief Nawoord, Biografie, Bibliografie, Verantwoording, Register op titel en beginregel, en Gedetailleerde inhoudsopgave, want de gedichten houden al op p. 1163 op).

De 'romans en ander literair proza' van Pieter Waterdrinker beslaan onderhand 'bijna 2000 bladzijden druks', dixit de literator uit Moskou zelf in NRC Boeken d.d. vrijdag 4 januari 2008 op p. 2 in de rubriek 'Reacties'.

Waarde en omvang hangen niet altijd samen, dat is duidelijk. Maar soms probeer ik toch die link te leggen, bijvoorbeeld als ik wil aanduiden hoezeer ik bij tijd en wijle onder de indruk ben van iets als het Woordenboek der Nederlandsche taal, een 'ding' dat ik zo niet dagelijks dan toch wel erg regelmatig raadpleeg, zo niet direct (digitaal of papiraal), dan toch wel indirect: via de er zwaar op leunende Van Dale. Het WNT beslaat een lief aantal van 45.805 bladzijden. Vijfenveertigduizend achthonderdenvijf. Daar leest zelfs een rechtgeaard, aan iedere semiosis twijfelende neerlandicus beroepshalve nog geen deel van een fractie van, vrees ik, hoe ijverig hij of zij ook filologeert, tot in de vrije tijd aan toe.

Mijn zwarte, terugtrapgeremde, tweeëntwintig jaar oude Gazelle met dubbelgeveerd Lepper-zadel en plingplongbel, gezekerd met ring- en kabelslot, gestolen op een olijke zondagmiddag tijdens de boekenweek van 1999, op de Oudegracht, nabij de Literaire Boekhandel Lijnmarkt 17...

...nooit meer iets van vernomen, ook niet na na de aangifte bij de wouten op het Paardenveld. Gelukkig maar, in zekere zin, want hoe had ik ooit kunnen bewijzen dat die ene, met de afgeschuurde Gazellevignetten (dat had ik namelijk zelf al gedaan in een bui van brand denial) werkelijk de mijne was; hoe had de dienstdoende welwillende oom agent werkelijk willen, laat staan: kunnen aantoonbaar maken dat die slecht gekapte, loslopende bonobo met betonschaar er de specifieke dief van was?

Ons aller dierbaar benzine-jerrycannetje A (ledig als een tweedehands Danaïdenvat en droog als de Gobiwoestijn na Leeghwaters zomervakantie), en ons aller minstens dito benzine-jerrycannetje B (bevattende een schamele 1,5 liter Euro-loodvrij, aangelengd met de voorgeschreven 1 % smeerolie voor watergekoelde tweetakt), ontvreemd ergens afgelopen september in Utrechts binnenwateren...

Trabeau na de gewelddadige brandstofroof, september 2007
...nooit meer een fractie van teruggezien, ook niet na de digitale aangifte. Niet opmerkelijk, want hoe had ik kunnen bewijzen dat dat rode ding, met afgesleten aanknopingspunt voor montage van buigbare schenktuit, werkelijk het onze was; hoe had de havenmeester of een andere tante agent werkelijk willen, of kunnen aantonen dat die opgeschoren sleepstaartmakaak met slijptol er de vernielzuchtige jatmoos van was?

En in dezelfde NRC, die dat gedoe om Waterdrinker maar blijft publiceren (er wordt, ook op tv, meer om die mummelende man heen geleuterd dan dat zijn oeuvre werkelijk wordt gelezen en gewaardeerd, als je het mij vraagt), diezelfde NRC meldt, maar dan op de voorpagina temidden van het echte nieuws, dat het Parmesaans Openbaar Ministerie op 14 maart aanstaande eindelijk gaat beginnen aan het Parmalat-proces en dat daartoe een dossier is aangelegd van 6.000.000 (zegge: zes millioen) pagina's... Dat is dus bijna 131 maal het gehele WNT! Nee, dan lijkt het me niet gek dat de verdachten, indien schuldig bevonden, nimmer achter de traliën zullen geraken, zelfs niet dat ze nooit schuldig bevonden zullen worden. Of is het de bedoeling dezer berichtgeving dat mijn achting voor juristen hoger zou moeten zijn dan die voor neerlandici?

De werkelijkheid... daar kan geen steno tegenop.
Al hoopte Achterberg wel op iets dergelijks (in het gedicht 'Stenografie' uit de bundel Vergeetboek):

Nu gij geen ander wezen hebben kunt
dan tegenover mij aan tafel zat
zich punt voor punt verwijderend, zodat
gij door de muur tot op een waas verdunt,

is mij het stationnaire woord misgund
omtrent uw toestand. Alles wat ik had
aan definitie brokkelt op het blad.

Om adequaat te blijven, hic et nunc,
volg ik u stenografisch in het klad

en rekt het teken zich reikhalzend uit
bij deze wedloop tussen taal en tijd.

Eens trekt de letter in het eindgedicht
zijn laatste vrije ophaal om u dicht.

Geen opmerkingen: