Dit is niet de plaats om een uitgebreide evaluatie te noteren van de Workshop Lange Gedichten. Als je daar meer over wilt weten, had je er maar bij moeten zijn. Met bruut voorbijgaan aan de bijdragen van Lotte, Jan-Willem, Johan, Hans, Yves, Kim en Paul, over allerlei uiteenlopende soorten teksten (van gedichten tot bijna proza, van klassiek tot postmodern) van uiteenlopende lengte (van net honderd regels tot vele duizenden) uit allerlei perioden of tijdvakken (van vroeg-negentiende- tot laat-twintigste-eeuws), die de workshop inderdaad het gewenste veelvervige karakter gaven dat Dietlinde en mij bij het plannen maken toelachte, licht ik er de voordracht van Callahan door Onno Kosters even uit, de enige niet-beschouwende bijdrage die alleen al daardoor bijdroeg aan het palet. Ik geloof niet dat ik iemands mening in de verdrukking breng als ik zeg dat dat een klaterende voordracht was.
Nu ik weet hoe deze poëzie klinken kan, ga ik de bundel waar dat gedicht in staat, Callahan en andere gedaanten, toch maar weer eens herlezen. Ik dacht namelijk tot voor kort dat ik De grote verdwijntruc veel beter vond. Maar misschien klopt dat niet helemaal. Relatief dan, want ik vind die Grote verdwijntruc wel een heel goede, intrigerende bundel. Flarden ervan zweven door mijn hoofd. Aangenaam.
En via de bundel, meer in het bijzonder het gedicht 'Il Gattopardo (Vrij naar Visconti)' werd ik op het spoor gezet van De tijgerkat van G. Tomasi di Lampadusa, een vertaling door Anthonie Kee, waarvan dit jaar de dertiende druk verscheen in een kloeke Athenaeum-Polak & Van Gennep-pocket van 312 bladzijden.
Ik ben pas op een derde, dus daar ga ik nog niks over zeggen, anders dan dat ik soms denk: heeft Rosenboom het van Tomasi di Lampadusa geleerd?
Maar wat op pagina 106 even tegenviel, was de wel heel slechte letteruitvoering, alsof er een afdruk van een pdf-versie van een fotokopie in terecht is gekomen. En 106 is niet de enige pagina die bepaald onder de maat is qua 'zet'- en 'druk'-werk.
Maar daarover niet gezeurd: het is een wonderlijke, eigenaardige historische roman, met een soms heerlijk ironische afstand nemende verteller, die vanuit 1958 neerblikt op het gedoe en het gebrek aan doen in 1860, en voortdurend ruim de tijd neemt om mensen en situaties te beschrijven. Je moet dit boek in ieder geval niet gehaast lezen, zeker het begin niet.
Maar, ay, de dagen worden al weer korter!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten