Hadden de ouderwetse docenten dan toch gelijk? Staat uit-het-hoofd-leren gelijk met begrijpen? Het wetenschappelijke tijdschrift Memory heeft de man vorige maand onderzocht die Paradise Lost in zijn geheel kan reciteren: ruim 10.000 versregels. Deze prestatie is weliswaar uniek, maar niet bovenmenselijk, zo bleek. De onderzoekers kwamen tot de volgende conclusie: 'hij moet het gezicht zeer grondig hebben geanalyseerd, zowel wat structuur als wat betekenis betreft', want 'dit soort geheugen ontstaat niet spontaan, daar moet je voor werken.'Het berichtje is geschreven door Toef Jaeger, die mijn collega's en mij kennelijk tot 'de ouderwetse docenten' rekent. Het zij zo. In onze cursus Literaire teksten, vertalen, analyseren en interpreteren werken we in het onderdeel van Moderne Nederlandse letterkunde met Tempel en kruis van Marsman. Iedere student krijgt een pars van die tekst toegewezen en moet daar allerlei traditionele analytische en interpretatieve handelingen mee verrichten en... moet dat pars ook uit het hoofd leren, onder andere omdat we denken dat je een gedicht pas echt in in je vingers krijgt, of onder de knie, als je het uit je hoofd kent (maar, Toef, dit doen we pas sinds het cursusjaar 2008-2009). Voor eigen gebruik hanteer ik die methode al een tijd: gedichten uit het hoofd leren, ook langere lappen, om nog beter te proeven hoe ze werkelijk in elkaar steken, om te doorgronden hoe de onderdelen aan elkaar geregen zijn, of de overgangen te begrijpen zijn; wanneer het memoriseren niet soepel verloopt, weet je dat je een lastige passage bij de lurven hebt.
Nu is heel Tempel en kruis wat veel voor de korte tijd die ons ter beschikking staat; vandaar die verdeling in partes. En heel mooi is dan dat ene college waarin we, de gehele groep, studenten en de docent, het gehele gedicht uit het hoofd voordragen, ieder zijn/haar pars en alle partes op orde. Bloedstollend eng voor de studenten, voor wie de ervaring geheel nieuw is, maar ook altijd een prachtige belevenis en een heel aparte manier om de gehele tekst tot je te nemen.
Het lijkt op, maar is toch heel anders dan, het tijdens een - smakelijk omlijste - marathonbijeenkomst gezamenlijk voordragen van Herman Gorters Mei, zoals dat op jongstleden Hemelvaartsdag voor het eerst gebeurde in Utrecht op Rood|Noot. Het was me een genoegen om daaraan mee te mogen werken.
De lezers hadden allemaal een pars ter grootte van een A-4 toegewezen gekregen, dat kennelijk ontleend was aan de Costerpagina, want de fouten in de voorleestekst zijn daar letterlijk terug te vinden. Gelukkig had ik mijn pars thuis even nagelezen in de Delta-editie (en een paar keer doorgenomen en me op tijd bedacht dat ik het niet meer op tijd uit mijn hoofd kon leren). Mijn pars had maar één fout: boek II, regel 1698: 'Zoo rook ze hem en kwijde en viel daar flauw.', moest (natuurlijk) zijn: 'Zoo rook ze hem en kwijnde en viel daar flauw.' Maar enigszins argwanend geworden, heb ik wat rondgebladerd. In een stukje van 244 versregels trof ik er maar liefst tien aan met een knetterende fout erin, plus een regel die tweemaal afgeschreven is; elf foute regels in een steekproef van 244:
Brak en de wijn brak ut als uit een bom
Steunden de hooden op de armen, meer
Opene vloerren, knielden ze wel neer.
Leegte en eenzaamheid -- wnt heen was hoop
En roen terwijl rondom de bodem dreunde
''Noemand meer weer hem,'' gromde Alvaders stem.
Hij zweeg en is verwenen en mijn bloed
Aanzwelling van een vas. Daar was heel lang
Of ze noet open ging en haren heer
Haar mond en sprak niet veel, maar keek zltijd
Dat betekent dat de hele Coster-Mei (die net als de echte Mei 4381 verzen omvat) zo'n 197 fouten kan bevatten. En veel van die fouten zijn funest voor de voordrager die zich niet grondig voorbereid heeft en/of niet goed thuis is in Gorters toch al eigenaardige, op klassieke leest geschoeide en overigens persoonlijk aangepaste poëtische taalhantering. Sommige voorlezers in Utrecht leken eigenlijk niet helemaal te weten wat ze lazen, afgaande op de nonsens die er af en toe tussen sloop.
Dat kon trouwens de pret niet drukken, en het was die voorlezers ook niet aan te rekenen; zij waren vogels van zeer diverse pluimage met een ding gemeenschappelijk: allemaal liefhebbers, letterlijk en figuurlijk amateurs, die op hun vrije Hemelvaartsdag met z'n allen lekker Gorter wilden lezen. Niet gek dat de meesten geen tekstkritische en editietechnische achtergrond hebben. En niet voor iedereen is laat-negentiende-eeuwse poëzie nog 'natuurlijke' taal. Is de tekst dan ook nog eens corrupt, dan wordt voordracht extra moeilijk, uit het hoofd leren onmogelijk en zinloos.