maandag, januari 20, 2014

Quootje

Toen ik mijn overbuurvrouw vertelde van mijn wat trage, mijn wat moeizame leesgang door Van der Heijdens Helleveeg, verraste zij me met de mededeling dat ze het boek al gelezen had. Meestal ben ik degene die de titels aanlevert na autolexie van het betreffende werk. Ditmaal was ze me voor. Minder verrassend, veeleer treffend, was de karakterisering van het boek die ze te berde bracht: 'Toon Kortooms!'

Nee, geen lof was dat, en niet als aanprijzing bedoeld. Ik stemde met haar in, hoewel me niet bewust zijnde ooit wat van Kortooms gelezen te hebben (er stond bij mijn ouders een omnibus van hem in de kast; dichterbij ben ik niet gekomen). Wat een oeverloos voortemmerende, zichzelf steeds maar weer opnieuw herhalende, negaties ontkennende, verdubbelende en herinnerende, aan het theater van de tragische lach gelieerde, burleske Brabantse dorpsnovelle is dit, af en toe tentatief opgeleukt met neo-studentikoze dikdoenerij als 'Door de inchocolade gedrenkte kus was Priapus weer vaardig over me geworden.'

Een personage zegt, dus, nou die zegt nog, Koos dus, hij zegt:

Ik zeg: “Tien, hou je mond. Vertel het me straks. Heel rustig.” Dat doet ze, een halfuur later. “Koos, ik moet je iets akeligs vertellen.” “Ja, meisje, ik weet het.” “Ik ben niet onvruchtbaar.” “Daar had je me mooi te pakken, schat. Geweldig nieuws toch.” “Er is ook slecht nieuws. Jouw zaad is steriel.” De klap die je dan krijgt. Man, man.
Zo ratelt het maar door. Wel onvruchtbaar, niet onvruchtbaar, de ontkenning van wel en de ontkenning van niet, de herinnering aan de ontkenning van niet, het verslag van een gesprek over de herinnering aan de kopie van een brief met de bevestiging van de ontkenning van wel.

De doodsreutel van stervend zaad. Goed opgeschreven, hoor, zonder stijl-, spelfouten, kant of wal. Maar op pagina 193 van de 299 (dan wel 124 van de 194, afhankelijk van de positie waarin ik de tekstdrager houd) deed het bovenstaande citaat mij de leesdeur dicht, with a bang.

Maar wat ik wilde zeggen, over wat het hermeneutenhartje vroolijk bonken deed, twee dingen. Eerstens wederom lof voor het digitale lezen (sorry, Gina, driewerf sorry) want toen ik met een eenvoudig gebaar (even met een vinger priemen en wat vegen) bovenstaand citaat uit de tekst tilde en op mijn schrijfblok plakte, verscheen er automtisch bij:

Uittreksel van: A.F.Th. van der Heijden. 'De helleveeg.' De Bezige Bij, 2013-05-27. iBooks. Er zijn mogelijk auteursrechten op dit materiaal van toepassing.
Van typefoutverontreiniging van een citaat (daar ben ik werkelijk sterk in) en van per ongeluk citeren (daarin dan weer niet) kan zo geen sprake meer zijn in ons hedendaagse post-Peter Nijkamptijdperk, zelfs niet van per ongeluk de bron vergeten; in tegendeel: ik heb moeite moeten doen om die waarschuwing te verwijderen annex te verplaatsen.

En tweedens: ik raakte de draad steeds kwijt in dit boek, of nee, de draad niet, want die is zo lang, die ziet geen lezer die naam waardig over het hoofd, maar wel de parafernalia. Kom je echter in zo'n digiboek een minder prominent personage tegen of een of andere verloren naam en weet je niet meer wie of wat het was, dan priem je even en klikt 'zoek' en hoppa: alle relevante passages netjes op een rij (en inderdaad, ook die mevrouw van de viswinkel vind je eenvoudig, inclusief de context waaruit klip blijkt en klaar dat zij niets van doen heeft met de 'zaakjes boven de viswinkel').

donderdag, januari 02, 2014

Carpe fructum

Vanmiddag bij de lunch ontdekte ik in mijn verstrooidheid dat de deksel van de Jumbo-abrikozenjam precies past op de geheel gelijkvormige pot van de AH-aardbeienjam. Et cetera. Als dat zogenaamd concurerende broodbeleg niet uit een en dezelfde grote vruchtensmeerfabriek komt, eet ik mijn hoed op (bij wijze van spreken).

Maar wat las mijn lodderig oog op de deksels: zit de ene pot 'Boordevol fruit' (wat niet waar is, want slechts de helft van de 450 gram smurrie is van vruchten gemaakt), de andere toept daar overheen met een eveneens wervend bedoeld randschrift: 'Boordevol vers gerijpt fruit'.

Dat men zoiets vermeldt, roept bij mij de gedachte wakker dat de mogelijkheid bestaat dat zulks in andere potten niet het geval is. Zitten die wellicht net zo min als deze boordevol feitelijk fruit, en bestaat de helft die geen toegevoegde suiker is dan ook nog eens uit belegen sap en half rot fruitvruchtvlees?

Eerst het paardenvleesschandaal, nu dit weer. En 2014 is nog geen twee dagen oud: een jaar boordevol beloftes.

woensdag, januari 01, 2014

Topisch

Publieksgerichte informatieve teksten. Ik ken collega's die er zich dagelijks professioneel mee bezighouden. Qua onderzoeksobject. Terecht, denk ik. Ze vormen een genre dat bij voortduring voor verbetering vatbaar is (de teksten, bedoel ik). Dagelijks kan je er exemplaren van tegenkomen in de openbare ruimte. Zoals mij vandaag overkwam tijdens een mild getemperatuurde midwinternatuurwandeling door wat ik, met gevoel voor overdrijving, metonymie en egocentrisme, noem: mijn achtertuin, in dit geval het gedeelte ervan dat 'Landgoed Beerschoten' heet. Ik noem het achtertuin, omdat ik donateur ben van Het Utrechts Landschap (stille hint voor wie nog een goed voornemen over heeft).

Op dat landgoed, dat onder veel meer een waterwingebied omvat, bevind zich een grondwatermeter: een roestvrijstalen object van zeker tweeënhalve meter hoog. Die reële omvang in combinatie met de naamgeving 'grondwatermeter' roept bij de vuurwerkverdoofd kuierende neerlandicus meteen vragen op. Niet alleen: hoe lang is een grondwatermeter, maar vooral: wat - als het geen contradictio in terminis is - is grondwater, ?

Die laatste vraag leek te worden beantwoord in een begeleidend, in kunststof gevat, monumentaal schrijven, opgesteld door een klassiek, beter: basaal geschoolde klerk. Hoewel, basaal? Middelbaar, want Wikipedia herinnerert me aan deze redelijk recente fase van de nationale intellectuele ontwikkeling:

In Nederland is in de jaren zeventig binnen het vak taalbeheersing het begrip "topische vragen" ingevoerd als een kenmerkende eigenschap van de schrijfprocedure door Willem Drop in het boek Taalbeheersing: handboek voor taalhantering uit 1974.
Inderdaad, uit 'Drop' heb ook ik het aangeleerd gekregen op het gym, nog vóór ik college kreeg van deze professor te Utrecht (slechte boektitel, trouwens; waarom niet Taalhantering: handboek voor taalbeheersing? Even onhandig).

Niet moeilijk is het dus om teleurgesteld te raken bij het lezen van de toeristisch instruerende tekst over de grondwatermeter, die zo monter begint... Zeven eenvoudige (weliswaar enkele samengestelde) zinnen. En niet één die antwoord geeft op de inleidende vraag! En dan zwijg ik nog over de fouten die deze tekst tot een monstrum van redundantie maken. En nu we het toch over stijl hebben: 'Dat komt omdat [...].' Wanneer komen op het gebruik van die vercontamineerde constructie eens forse schrijfstraffen te staan?