maandag, mei 18, 2015

Gezag?

In een definitieve versie van een BA eindwerkstuk tref ik het volgende citaat aan: "Helma van Nierop noemt 1985 […] als markering van het begin van de discussie over het verschil en de overeenkomsten tussen kinderboeken en boeken voor volwassenen".

Niets mis mee. De bronverwijzing is in orde. Het citaat past in het betoog. Het citaat is correct gemarkeerd, inclusief de (terechte) weglating.

Niets mis? Bijna niets. Kloek kras ik een verwijsteken door de "N", plaats een dito teken in de marge met erachter: "L".

Revisie. Alle correcties zijn correct aangebracht.

Alle? Bijna alle. Niet die "N" die een "L" zou moeten zijn. Dan is het tijd om een heteroniem van A. van Duin te citeren: "Nee, nou wordt-ie fraai!" Of, uit de reclame: "Ik ben toch niet gek?"

Dan weet je als dociele docent dat de tijd rijp is voor reflectie: als hoog en laag dooreen gaan lopen. De docent zoekt de geciteerde bron op. De docent leest in die bron, te aangehaalder plaatse (whoehw, weemoed, wanneer mag je dat nog zo schrijven): "Helma van Nierop noemt 1985 […] als markering van het begin van de discussie over het verschil en de overeenkomsten tussen kinderboeken en boeken voor volwassenen".

Niet over een nacht ijs gaande, werpt de toch lichtelijk in zijn eer aangetaste annex wiek geschoten docent een blik in het register van het aangehaalde boek. En vindt: "Nierop, Helma van 185, 300." (t.a.p. 315).

Ouderdom? Hersenfalen, - algemeen? Korsakov? Welnee. Op p. 185 staat klip en klaar: "En sinds september 1998 bekleedt Helma van Nierop als bijzonder hoogleraar jeugdliteratuur voor vijf jaar de nieuwe Leidse 'Annie M.G. Schmidtleerstoel'." En daarachter nootnummer 9, dat refereert aan de eindnoot op p. 300, waar het hierboven reeds gegeven en herhaalde citaat staat.

Dus... heeft de dociele docent het al jaren verkeerd gezien, gelezen, geschreven en gezocht? Ontdaan voert hij, toch nog van deze tijd, de volgende woordgroep als zoeksleutel in Google: "jeugdliteratuur Van Nierop". En het eerste relevante wat hem treft is de krantenkop: "'Dit is een begin van erkenning'; Helma van Nierop is de eerste hoogleraar jeugdliteratuur".

Dat het eigenlijke stuk anders begint, is niet onbelangrijk: "Neerlandica Helma van Lierop is de eerste hoogleraar jeugdliteratuur in Nederland, op de Annie M.G. Schmidtleerstoel in Leiden. Ze zal de onbezoldigde functie voor vijf jaar vervullen." Dit stond in de NRC van 17 juli 1998. Zo pijnlijk.

Zo zeer doet het ook als je als druk doende zijnde docent plots vergeefs blind lijkt te varen op wat je denkt al jaren goed te weten: Helma van Lierop, Helma van Lierop-Debrauer. Klopt, toch? Ja, joh, tuurlijk toch?! Soelaas te langen leste!

Voor de draad ermee: het was mijn docent, mijn collega, mijn co-promotor, Redbad Fokkema die zo mis kleunde in zijn overigens erg mooie studie Aan de mond van al die rivieren. Een geschiedenis van de Nederlandse poëzie sinds 1945 (Amsterdam-Antwerpen: De Arbeiderspers 1999).

Maar: hoe vertel ik het mijn studenten?

Geen opmerkingen: