'Wow!', knalde het toen door mijn leesbrein. Dat is een pronte vergelijking. Niet zuinig.
Maar vervolgens bedacht ik me dat ik helemaal geen achttienjarige Zeeuwsen ken of heb gekend, ik ben me er althans niet van bewust of bewust geweest.
Bij herlezing van de roman dacht ik, toen ik weer aankwam op pagina 36 (van de digitale uitgave naar de eerste druk): 'Hoepla, daar zijn ze weer. Wat een struise vergelijking!'
(Ja, ja, ik weet het, zo seksistisch dat er binnenkort wel verontwaardigd over geschreven zal worden in een Amerikaans dagblad; maar als je alle woorden uit VSV haalt die niet dooreen puriteinse beugel kunnen, houd je alleen wat persoonlijke voornaamwoorden en de voorkant van het omslag over; wat een gezeur.)
Erger dan de eerste keer bekroop me het gevoel, dat ik - bij nader toezien - geen idee had van wat De Winter annex diens vertelinstantie er eigenlijk mee bedoelde. Ik ga er namelijk van uit dat niet alle achttienjarige Zeeuwsen dezelfde borsten hebben. Sterker - maar nu wordt het wel wat particulier: ik heb niet alleen nog nooit twee Zeeuwsen met dezelfde borsten gezien, ook geen vijftigplussters, ik heb nog nooit twee dezelfde borsten gezien. Dus die krachtige generalisatie waar de vergelijking gebruik van maakt, brengt me niets voor het geestesoog.
En de lezer maar lezen en maar herlezen. Terwijl dit toch het manco is van onder andere iedere goede vergelijking, namelijk dat ze appelleert aan iets waarvan we niet weten of het wel is wat de schrijver ermee bedoelde, laat staan dat we weten of andere lezers er hetzelfde in lezen, en we een week later toch met andere lezers in de leesclub over dat boek zogenaamd weloverwogen oordelen uitwisselen of er een recensie over schrijven of een opmerking op een weblog.
Over dit onderdeel van het lezen is een prachtig vorm- en uitgegeven essay geschreven en getekend en geïllustreerd en geredigeerd door Peter Mendelsund: What we see when we read. Een lust voor het typografische oog. Alleen maar zwarten, grijzen en witten, maar het boek oogt als een regenboog.
Mendelsund hijst de gatenvullende verbeelding van de actieve lezer hoog op het schild, overigens zonder de auteur de Barthesiaanse dood in te jagen. 'After all - if we posit the removal of the author - from whom would we be receiving imagery?' (224)
Het is echt een essay, of meer nog een goed geordende verzameling persoonlijke notities van een kennelijk zeer geverseerd lezer. Er is geen spoor van een wetenschappelijk verantwoorde onderbouwing. Hoeft ook niet. Ik kende de goede man nog niet, zijn werk ook niet. Ik zag alleen een kort stukje over dit boek in de Volkskrant en daarna een uitgebreidere tekst op het weblog van Huub Beurskens dank zij een notitie op Facebook en dacht: kopen. Nog geen seconde spijt van gehad.
Nieuwsgierig? Koop dan niet de digitale uitgave (als die er al is). Dit boek moet je in de hand hebben, voelen, zien. Deze aanbeveling is in zo verre invalide, dat ik het boek nog niet uit heb; maar dat duurt niet lang meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten