De hoofdpersoon van de eerste roman van Sander Schwartz, de hoofdpersoon van De vergever, de jongste roman van Robert Anker, is volgens zijn geestelijke vader 'Een nare man'. En Schwartz vervolgt: 'Ik heb iets met nare mannen, ik weet niet waarom, ook mijn volgende boeken worden erdoor bevolkt.' En een eindje verder recapituleert hij nog eens:
Enfin, het waren echte mannenboeken die ik schreef, bevolkt door harde mannen. Misschien moet ik dat woord 'hard' een beetje nuanceren. Ze waren vooral hard voor zichzelf. Ze moesten zichzelf neerzetten in een weigerachtige wereld. Ze waren er niet op uit om anderen te benadelen maar dat gebeurde natuurlijk wel, en dat ze daarbij op gespannen voet stonden met de heersende moraal, laat zich raden. Zulke mensen vinden wij al snel onaardige, nare mensen.Klopt, zou ik ook zeggen als dit een analytische beschrijving was geweest van het oeuvre van Robert Anker. Zo'n gast als die Schwartz noem ik elders een pro-actieve seksist. En dat was niet als compliment bedoeld, let wel: als het om een mens zou gaan; maar nu het om een personage van een roman van Anker gaat, maak ik me er minder zorgen over. Bovendien gaat het lancet van Anker heel diep in het wezen van die Schwartz. Nadat hij hem tot leven heeft gewekt en even zijn woeste gang heeft laten gaan, sloopt hij hem ongenadig. Hij slaat zijn gewapendbetonnen bolster aan barrels zodat zijn eigenste werkelijke zieltje bloot komt te liggen. Dat laat Anker die Schwartz natuurlijk zogenaamd zelf doen. Maar we moeten niet vergeten dat binnen de romanwereld die snerpende analyse wordt opgesteld en uitgesproken door Schwartz' grote (inmiddels ex-)geliefde Kim. Kim dringt tot zijn wezen door, en vertrekt, en als ze elkaar per ongeluk weer ontmoeten in de Bijenkorf, stelt ze de diagnose.
En toen ik dat las, dacht ik: iets vergelijkbaars heb ik eerder gelezen. Bijvoorbeeld in Een kleine moeite van Hans Blom. En toen ik daar iets over noteerde, moest ik weer aan een ander vergelijkbaar boek denken, Een mooie jonge vrouw van Tommy Wieringa. En nu schiet me te binnen dat ook in Compassie van Stephan Enter een empathieloze hork ten tonele wordt gevoerd en door de psychologisch-analytische gehaktmolen wordt gedraaid.
Al met al een aardig tuiltje recente romans met antipathieke hoofdpersonages, die door een meestal niet erg prominent vrouwelijk personage doorzien worden en op een ander, beter spoor worden gezet. Vergelijk dat eens met een roman als Het smelt van Lise Spit: de heldin lijkt wel een aanminnig meisje en jonge vrouw, en haar jeugdvriendjes zijn inderdaad zelfingenomen seksistische rotpubers, maar die Eefje, later Eva, komt niet op een beter spoor. Zij onderneemt de ijselijkste wraak die maar denkbaar is. Niks geen compassie of katharsis, althans niet een ten goede.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten