maandag, mei 23, 2016

Stijl, meer in het bijzonder de poëtische.

In een recensie van een boek met de al te melige titel Pussy album, las ik, in een alinea met de kop 'Treffende taal' het volgende:
Omdat het verhaal nogal dun is, moet dit boek het hebben van de stijl. Die is grof, maar soms ook poëtisch – ‘Troosteloze flats stapelen zichzelf de grijste in’, of grappig – ‘Eva en de alcoholadefabriek. Met de pont over de portrivier van Willy Wodka’. In een van de weinig vrolijke en uitgelaten momenten van Eva schrijft Bergsma: ‘Ik ben het grootste uitroepteken dat er rondloopt.’ Taalvaardig en creatief met woorden en beelden is ze zeker.
Hoe ziet een stijl eruit die afwisselend grof, poëtisch en grappig is? Ik weet het niet, al was het maar omdat ik niet weet wat de recensent bedoelt met een grove stijl, een poëtische en een grappige stijl. Dat vult de recensent allemaal niet in. Dus probeer ik het maar.

Ik denk dat de stijl van de titel van het boek nog lang niet grof genoeg is. Die titel zou veel beter kunnen luiden: Kut-album. Kut is grover dan pussy, want pussy is Engels, dus kent wellicht niet iedereen in Nederland de ambiguïteit ervan (en wie het wel weet laat het boek alleen al wegens de titel in de winkel liggen); je zou het wel een semantisch verlies kunnen noemen dat door deze aanpassing de half verborgen referentie aan het zo genoemde 'poesiealbum' verloren gaat; anderzijds: het gaat hier om een roman, niet om een album gedichten, dus de referentie aan dat genre rijmt als kut op Dirk. Bovendien, om verder op de originele titel door te gaan, suggereert de uitgang -y dat het hier om een verkleinde vorm gaat, en dat wekt al gauw vertedering (cf. baby, poepie, junkie). En vertedering is niet grof. Poep en junk, dat is pas grof. En kut.

Grappig vindt de recensent kennelijk een woordspelletje met een boektitel, zoals de varaint op Sjakie en de chocoladefabriek, de Nederlandse vertaling van een kinderboek van Roald Dahl. Vervang de naam van de hoofdpersoon door die van je eigen hoofdpersoon, en klaar is Eva. Lachen. Eva en de anderen. Eva Nieland. Eva zegt sorry. Het wordt al gauw hilarisch, immers? De komst van Eva Stiller. Eva's erfenis. Beter dan Gummba. Maak zelf uw eigen leuke bijna-titels. Maar pas op, want er zijn andere recensenten die een bloedhekel hebben aan oubollige woordgrapjes. Wie wind zaait...

Dom, zo u wilt: grof, is het om chocolade niet te vervangen door alcohol, als Eva meer met dat spul dan met chocolade heeft dan Sjakie, maar door iets waanzinnigs en niet bestaands als alcoholadeHet kan zijn dat dit als woordspel bedoeld is: in beide woorden zit de lettercombinatie co gevolgd door, op enige afstand een a en ook nog een l in de buurt. Maar dat was het dan wel. Uit de suiker in de chocolak.Was mijn naam John de Mol, dan had ik hier een format van goud in handen.

Komen we nu tot de echte poëtische stijlaspecten. Poëzie is indirect want gebruikt vaak beeldspraak. Denkt men. Alsof in 'gewone' omgangstaal geen beeldspraak voorkomt, alsof in de krant men nooit de omschrijving vak K gebruikt voor dat deel van de Tweede Kamer waar de bewindslieden zitten, alsof Jan Marijnissen in datzelfde 'huis' nooit zei: Effe dimmen, waar hij letterlijk iets anders bedoelde, en ga zo maar verder. Het is misschien beter om te stellen dat in poëzie als het goed is relatief vaak originele beeldspraak wordt gebruikt (zie verder Aletta G. Dorst, 'More or different metaphors in fiction? A quantitative cross-register comparison', in: Language and Literature 24 (2015), nr. 1: 3–22).

Dit indirecte, beeldende taalgebruik (wat zelf al beeldspraak is) kunnen we hier ontdekken in de woordgroep Troosteloze flats. Flats hebben immers geen gemoed, maar hier worden ze als menselijke wezens voorgesteld, gepersonifieerd. Maar origineel is het beeld niet, want in de dikke Van Dale wordt het metonymisch gebruik van dit woord beschreven (een troosteloos gevoel gevend). Exit de echte poëzie.

Maar deze flats kunnen zich stapelen. Niets of niemand kan zich(zelf) stapelen, dus dit moet wel heel erg beelden taalgebruik zijn. Stapelen is immers een overgankelijk, en niet een wederkerend werkwoord. De lezer moet zich dus maar een beeld in gedachten zien te vormen van flats die zich op elkaar stapelen, flat op flat, deze hand op deze hand.  Kleuterpoëzie.

Nog bijzonderder wordt het wanneer blijkt dat deze flats zichzelf de grijste in stapelen, wat wil zeggen dat zij zich, zonder hulp van buiten, zo op elkaar stapelen dat zij maar liefst in de grijste uitkomen, wat een stuk verder ligt dan de zwartte en dan de roodte, en al helemaal veel verder dan de witte en de paarste.

Zeven woorden, barstensvol poëzie. Creatief met woorden.

Geen opmerkingen: