woensdag, november 09, 2016

Zo ontzettend dom

Dat dacht ik toen ik merkte aan wat voor breindrek mijn Volkskrant een- en andermaal de ruimte had gegeven en weer gaf. De initiële publicatie, de brief van M. de H., had ik (en heb ik nog steeds) niet gelezen; die stond kennelijk in een maan-, dins- of woensdagkrant: dan lees ik alleen digitaal en sla ik  gelukkig meningenrubrieken en columns makkelijker over dan in de papieren donder-, vrij- en zaterdagkrant. De storm van verontwaardiging en weerlegging die erover opstak, las ik wel, en ook De H.'s tweede brief, waarin hij zijn op blubber gebaseerde opinie herhaalt en, onbedoeld, glashelder aantoont dat hij niet kan lezen maar wel kan selecteren, namelijk alleen wat in zijn modderige onzinkraam te pas komt.

Kern van De H.'s betoog was: mijn dochter heeft moeite om het verschil tussen ei en ij te leren omdat ze hetzelfde klinken, mijn dochter beschikt over weinig tijd en haar tijd is kostbaar, het onderscheid tussen ei en ij is waardeloos, want zij klinkt hetzelfde als zei, en dus vindt papa dat het spellingsonderscheid maar beter weggedaan kan worden. Dat is beter voor zijn dochter en haar kostbare tijd.

Ik ga niet vragen wat de kennelijk schaarse tijd van die dochter zo kostbaar maakt, ik ga ook niet vragen waarom die dochter kennelijk minder schooltijd kan besteden aan het leren van letters en klanken dan andere kinderen. Het klinkt alsof ze een waanzinnig kostbaar productieproces moet leiden dat onnoemelijk veel geld genereert. Argumenten van die orde kom ik erg vaak tegen (al generaliserend schaar ik dat van De H. er ook onder, misschien ten onrechte). In de krant, bijvoorbeeld (ik generaliseer weer, want ik lees er meer dan één), gaat bijna ieder (hyperbool) nieuwsbericht over geld of over geldgenererende activiteiten. Alles (hyperbool) wordt gereduceerd tot geld (en de achterliggende gedachte is dat je van geld nooit genoeg hebt). Literatuur wordt  in de krant samengevat in top-10-lijsten (verkoopcijfers, dus) op basis van populistisch-redactionele bestsellerdwanggedachten en een monofocale afwijking richting economische marginalia. Schilderijen komen alleen in de krant als ze voor veel geld verkocht worden; het maakt geen donder uit of ze mooi zijn of belangrijk; ze zijn belangrijk omdat ze duur zijn; het lijkt wel of ze daar ook mooier van worden. Men (generalisering) kent geen onderscheid meer tussen prijs en waarde.

Ik zou ook kunnen zeggen: men kent het verschil niet of niet meer tussen economische waarde en symbolische waarde. Toevallig las ik vanmorgen een prachtig voorbeeld daarvan, uiteengezet door een schrijver nog wel. In 1963 heeft André Brink contact met uitgeverij De Bezige Bij; het gaat over zijn roman Lobola vir die lewe (1962) waarmee hij 'sy eerste enorme bydrae gelewer het tot "die vernuwing van Sestig".' (bron) Brink schrijft aan Ingrid Jonker:
Nou gaan hulle dit een van hulle Literaire Reuzenpockets maak, in 'n oplaag van 2 000. Finansieel beteken dit nie baie nie, want die Pockets verkoop teen 20 c, daar gaan kommissie af en Koos-hulle deel 50 - 50 met my. Maar dit gaan om soveel belangriker dinge. Bezige Bij is een van Hollands se beste prestige-uitgewers en hul pockets word deur 'n agent aan die hele Europese mark vir vertaling aangebied, boonop was die keurder Bert Schierbeek, die leidende "moderne" figuur in die eksperimentele rgting in Holland. (bron)
Voor ik afdwaal (de Nederlandse vertaling verscheen in 1966): het argument van De H. getuigt van een heel enggeestig soort egoïsme, of moet ik zeggen: solipsisme, ook al spreekt hij quasi namens zijn dochter (het kind heeft zo veel moeite met spellen dat ze niet zelf de brief heeft kunnen schrijven). Het argument van de familie De H. getuigt ook van een angstaanjagend gebrek aan nieuwsgierigheid.

Taal is een middel tot communicatie, een middel om tot uitwisseling te komen (van gedachten, om maar iets te noemen), een middel ook voor kennisverwerving. Wie wil communiceren met andere mensen, moet hun taal kennen. Wie een taal niet kent, moet die leren. En de taal die een mens spreekt, zegt ook al iets over die mens, of hij of zij dat nu wil en weet of niet (om het voorbeeld heel simpel te houden: dat het Nederlandse woord 'gezelligheid' moeilijk te vertalen is, is niet zonder betekenis). Wie wil communiceren, echt wil communiceren, moet daar moeite voor doen; ook nog als die iemand de taal die de ander spreekt al kent, zoals bij veel verschillende bevolkingsgroepen het geval is. Nederlanders, Duitsers, Denen, noem maar een 'volk', en vaak is er meteen een taal mee gemoeid; soms ook een probleem, dat is waar. Het Nederlands, Frans en Duits in België alleen al laten zien dat een taal niet zo maar gewoon even ieders 'dingetje' is (ik zal nooit vergeten hoe er in een groep studenten een storm van jaloezie opstak toen sommigen, die alleen maar dialect spraken, erachter kwamen dat het van het dialect van anderen ook een geschreven versie bleek te bestaan).

De De H.tjes lijken me, om terug te keren tot hun gebrek aan nieuwsgierigheid, niet wezenlijk geïnteresseerd in andere mensen (ook niet in de meningen van anderen: pa peilt alleen de getalsmatige verdeling van meningen van anderen), net zoals ze niet wezenlijk geïnteresseerd lijken te zijn in (andere) taal. Hun logica - in de geest van 'wat ik niet onmiddellijk begrijp, moet maar worden afgeschaft' - heeft in de media al geleid tot zeer terechte, soms aan het hilarische grenzende extrapolaties.

De monolinguale De H.tjes zullen waarschijnlijk het onderwijs in zogeheten vreemde talen ook willen afschaffen, net als het onderricht in het onderscheid van ei en ij: de brief van Brink die ik hierboven citeer, kan je toch veel makkelijker lezen in de Nederlandse vertaling? Wat zou je dan moeilijk doen en kostbare tijd verliezen om dat Afrikaans te proberen te begrijpen? Antwoord: vanuit de wil om anderen te leren kennen, inclusief het 'andere' van anderen. Onbekend maakt onbemind, zei mijn moeder al.

Geen opmerkingen: