woensdag, december 21, 2016

Jargon

In de Nieuwsbrief SO&O nr. 13 - december 2016 staat een bijdrage van mijn alter ego over een stukje jargon waar SO&O mee te maken krijgt en heeft (SO&O is de afdeling Studentzaken, Onderwijs en Onderzoek van de faculteit GW van de UU).

Werk je al langer in dezelfde omgeving dan vallen ze soms niet  eens meer op, het gevaar dreigt dat je ze zelf ook te pas en te onpas gebruikt. Maar er zijn woorden waarbij je als nieuwe (of ervaren) medewerker, als ze in een vergadering haast terloops worden gebruikt, een wenkbrauw optrekt. Dan is het goed om even stil te staan bij zo’n woord of term.
Waar komt het vandaan? Wie begon ermee? Wordt verondersteld dat je weet waar het over gaat en waarom eigenlijk? Is er een betere/mooiere/Nederlandse variant?

We vroegen neerlandicus Fabian Stolk ons iets te vertellen over de term interdisciplinaire hub.

Wij lezen vandaag pagina 21 van het Strategisch plan 2016-2020:

In 2020 te bereiken doelstellingen
Interdisciplinair onderzoek
In 2020 heeft elk strategisch thema een of meer interdisciplinaire ‘hubs’ ingericht. In deze hubs werken interdisciplinaire teams met nationale en internationale partners aan oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen. Een aantal van deze hubs brengt partners uit overheid, bedrijfsleven, science-based startups, maatschappelijke organisaties en de kennissector bij elkaar op de campus in (tijdelijke) projectorganisaties. Daarin staat de integratie van wetenschappelijk onderzoek, innovatie en valorisatie centraal.

Sommige bestuurderlijke woorden of woordgroepen kunnen een mens vrolijk maken in de korter wordende dagen voor kerst. ‘Interdisciplinaire hub’ is er een van. Mijn eerste associatie, misschien wat vervormd door een latinistische vooropleiding, is er namelijk een met de Marsupilami, het wonderwezen van mijn lievelingsstripper, wijlen André Franquin (1924-1997), die mijn hart in eerste instantie al had veroverd met zijn Guust Flater (alias Gaston Lagaffe). Aan het standaardwerk over de Marsupilami, de aan het dier gewijde Wikipedia-pagina, ontleen ik deze fonetische gegevens:

De gebruikelijke ‘roep’ van de [mannelijke] Marsupilami is Hoeba hoeba, die van de [vrouwelijke] Marsupilamia: Hoebi hoebi en van de kleine Marsupilami’s: Bi bi bi. Marsupilami’s kunnen ook spreken, maar dan enkel door na te zeggen wat mensen uitspreken.

Het is onder oud-gymnasiasten niet ongebruikelijk de ‘u’ in wetenschappelijke, van het Latijn afgeleide woorden als oe uit te spreken. In het geval van het morfeem ‘hub’ in de context van de Marsupilami Franquini, zoals het dier officieel heet, loopt de associatie wat betreft de fonetische details voor velen in de academische gemeenschap wellicht helaas vooral via een stupide deuntje van Dennie Christian (voor wie het aandurft: hier is de video, met geluid).

In het Strategisch plan 2016-2020 is slechts driemaal sprake van een ‘hub’, en wel in de hierboven geciteerde passage, zo leert een snelle zoektocht met ‘ctrl-f’ in de gedigitaliseerde versie van dit geschrift. De eerste keer staat het nog netjes tussen aanhalingstekens, als om aan te geven dat het gaat om een ironisch gebruikt woord of een (mogelijk) onbekende term. Het serieuze karakter van de brontekst in acht nemend, houd ik het erop dat men bedoelde aan te geven dat het een onbekend veronderstelde en voor het eerst gebruikte term betreft.

Echter: het gaat hier om een stuk interne bedrijfs-communicatie, om niet te zeggen: corporate identificational gibberish. Daarom, mogen we aannemen, wordt de term wel eenmaal tussen aanhalingstekens geplaatst, maar vervolgens toch niet uitgelegd of vertaald (vergelijk ‘science-based startups’, dat kennelijk al zo veel burgerrechten heeft verworven in de UU-communicatie dat er geen aanhalingstekens meer omheen nodig zijn). Er vindt hier door middel van een ‘ en een ’ een subtiel spel van in- en uitsluiting plaats, zoals te doen gebruikelijk in (semi-) sacrale teksten, die eigenlijk alleen bestemd zijn voor de gevoelige ogen van ware ingewijden.

Laat ik u van dienst zijn en enige uitleg geven. Voor de betekenis van ‘hub’ moet de leek te rade gaan bij Franquin, stripbiologen, Dennie Christian noch een Latijn-Nederlands-woordenboek, maar wel bij Merriam-Webster. Het woord is – wellicht in het kader van de voortschrijdende anglo-saxificatie van de UU - aan het Engels ontleend en betekent:

1: the central part of a circular object (as a wheel or propeller)
2 a: a center of activity: focal point
   b: an airport or city through which an airline routes most of its traffic
   c: a central device that connects multiple computers on a single network
3: a steel punch from which a working die for a coin or medal is made.

We zouden ‘hub’, in de context waarin het woord hier gebruikt wordt, eenvoudig kunnen vertalen met ‘spil’, of beter nog met: ‘naaf’, of best met: ‘contactgaatje’. Ik verzin dit laatste natuurlijk niet zelf. Het staat, net als het strategisch plan, gewoon en voor iedereen toegankelijk op het internet.

In verband met de versterking van onze culturele en Nederlandstalige identiteit, en om van onze reeds ijzersterke positie in een steeds meer internationaal georiënteerde wetenschapsmarkt een roestvrijstalen positie te maken, en omdat ik aanneem dat er een wervende kracht van uitgaat, stel ik voor dat in het Strategisch plan 2020-2024 niet meer gesproken zal worden van ‘interdisciplinaire “hubs”’, maar van ‘interdisciplinaire contactgaatjes’.

dinsdag, december 06, 2016

Vertalen

Als het niet hoeft, lees ik geen vertalingen. Dante lees ik dus alleen maar in vertaling. Mijn Italiaans is nog niet eens toereikend om bij Roberto's een aardbeienijsje te bestellen. "Twee bolletjes, graag. Nee, dank u, zonder slagroom". En dan houd ik nog niet eens van aardbeienijs.

Milton lees ik liever in vertaling. Niet omdat ik in het Engels geen ijsje kan bestellen, maar omdat Miltons Engels, in het bijzonder zijn zinsconstructies en zijn vocabulaire, van dien aard is dat ik Het paradijs verloren sneller en veel beter begrijp wanneer mogelijke hindernissen voor me zijn geslecht terwijl ik ze in een goede vertaling toch in een staat kan lezen die zo goed mogelijk equivalent aan het origineel is. Gemak dient de mens, zou mijn moeder zeggen.

En dan, zoals in het geval van Dante of Milton, vaar ik absoluut blind op de vertaling; ik neem er niet eens het origineel bij. En, ja, ik kijk dan wel even naar wie de vertaling heeft gemaakt. En dan lees ik 'm alsnog. Frans? Ongeveer eenzelfde pak van een vergelijkbaar laken soms. Flauberts Bovary bleek te hoog gegrepen met al die minutieuze, realistische beschrijvingen, maar Modiano, Claudel en Camus gaan er origineel in als koek. Korte zinnen, helder vocabulaire.

Als het niet echt nodig is, of lijkt te zijn, dan lees ik dus liever het origineel. Nou geniet ik - achteraf!, laat dat duidelijk zijn - van een best wel brede opleiding, al was het maar doordat mijn moeder bang was dat ik geen kei zou zijn in wiskunde. Resultaat van deze ouderlijke voorwaartse vlucht was de gedachte: hoe meer taal, hoe beter de (hoop op de) kans op enig succes. En verdomd, alsof het darten-voor-slechtzienden was: Nederlands, Duits, Engels, Frans, Latijn en Grieks, dat zat allemaal in mijn post-babyboom-pakket, maar (Gott was kennelijk toch nog niet dood, wel barmhartig) Duits mocht ik na twee jaar al laten vallen; en ook dat kwam, wellicht, mede door mijn moeder, want als er iemand een grenzeloze teringhekel had gekregen aan Duitsers en aan alles wat maar in de verte op iets Duits' en Duitstaligs leek, dan wel die achttienjarige schone die haar bloedeigen stad (Rotterdam, of all places) had moeten ontvluchten anno 1940, de stad waar haar lief woonde en aanvankelijk bleef (totdat hij in de bossen onderdook voor de Arbeitseinsatz).

Nu ja, het kwam nog goed. Het is niet gelukt me een hekel te laten krijgen aan Duitsers of Duitse taal en cultuur. Sorry, Mutti. Dus lees ik nu Juli Zehs Spieltrieb. Een overdonderend mooi boek, weet ik nu al, net over de helft. Hoewel het speelt in en handelt over de nabije actualiteit - de wereld van 2004 en al haar problemen zijn nog lang niet verdwenen immers - zijn de hoofdpersonages tegelijk zo vergroot, dat ik steeds op twee sporen lees, dat van het meegesleept worden en het me verbazen over dat meeslepende (en als ik het uit heb, wil ik nu al Robert Ankers Oorlogshond herlezen). En de taal, de taal van Zeh is fenomenaal. Razendlange zinnen weet ze feilloos te construeren zonder aan zeggingskracht in te boeten, en steeds ook weer gooit ze er korte brokken tussendoor, zodat het geheel een weergaloos ritme krijgt.

Maar: argwanend jegens de ware effectiviteit van het kortdurend onderricht dat ik genoot van de heer Wachter op 's Rijks Scholengemeenschap Schoonoord te Zeist, heb ik naast m'n prachtige papieren pocketuitgave uit 2011 toch ook een digitale Nederlandse uitvoering aangeschaft. Voor de zekerheid; om geen dingetjes te missen wanneer ik daarover zorgen heb althans; ik gebruik, met andere woorden, de e-boek-vertaling heel oneerbiedig en oneigenlijk als een ad hoc-woordenboek.

Dusdoende stuitte ik op de volgende, mijns inziens niet volledig goed geslaagde vertaling van een passage uit een vrij cruciaal hoofdstuk vlak na het midden van het boek.
Kurz nach Schulschluss, genau in der Sekunde, da ein einzelner Sonnenstrahl aus dem leeren Himmel schoss und am Dachfirst von Ernst-Bloch [zo heet de school] die doppelseitige Klinge wetzte, ging Höfi [de geschiedenisleraar] in die Knie und drückte sich mit beiden Beinen ab.
In de vertaling is dat:
Kort na het einde van de lessen, precies op het ogenblik dat één enkele zonnestraal uit de lege hemel schoot en de scherpe kanten van de nok van het Ernst Bloch aan beide zijden deed glanzen, zakte Höfi door zijn knieën en zette zich met beide benen af.
Zonder dat ik het beter kan vertalen, vraag ik me toch af waarom een seconde tot een ogenblik geworden is, waarom een tot één moest worden, maar vooral waarom dat hele beeld van het tweesnijdend zwaard dat aan de nok wordt gewet, aan gort is gegaan. Dat glanzen slaat als een drol op een sluisdeur in deze context. Höfi jaagt zichzelf, welbewust, maar daartoe door uiterste wanhoop gedwongen, over de kling. Wat, in des hemels naam, zijn hier de scherpe kanten van de nok die ook nog eens aan beide zijden in het zonnetje liggen te glanzen? De binnen- en de buitenzijde van de linker- en de rechterkant? Er wordt helemaal niet geglansd hier. Er wordt gewet. Het helse zwaard, de hemelse kling is plots getrokken en wordt gescherpt voor het eindoordeel, dat in een flits wordt geveld.