donderdag, februari 15, 2018

A Close Reading of some "But"'s

In een werkgroepbijeenkomst van de cursus Literary Toolbox (UU) vroeg een student naar de betekenis van een rare zin in de eerste alinea van “The Dead” van James Joyce. Het gaat om de tweede zin in het volgende citaat:
It was well for her she had not to attend to the ladies also. But Miss Kate and Miss Julia had thought of that and had converted the bathroom upstairs into a ladies’ dressing-room. (Joyce, 175)
Die was mij ook al opgevallen, maar ik kon er niets mee, dus dacht ik er wijs aan te doen erover te zwijgen (symptoom van een omgekeerd Halbe-Zijlstra-syndroom). Vooral dat “But” leek me vreemd, omdat er geen tegenstellend verband tussen de inhoud van de twee zinnen lijkt te bestaan, maar een verklarend. Ik zou eerder iets als “Since” verwachten. Ik wil proberen het gebruik van “But” op deze plaats te verklaren.

Pas bij herlezing van het verhaal zag ik dat aan het eind van de tweede alinea nog tweemaal “But” op een opmerkelijke manier wordt gebruikt, en wel in een passage die met dezelfde woordgroep begint als de allereerste alinea:
Lily, the caretaker’s daughter, did housemaid’s work for them [i.e. for Julia and Kate]. Though their life was modest they believed in eating well; the best of everything: diamond-bone sirloins, three-shilling tea and the best bottled stout. But Lily seldom made a mistake in the orders so that she got on well with her three mistresses. They were fussy, that was all. But the only thing they would not stand was back answers. (176)
Maar er is meer op te merken over taalgebruik en Lily. Zij weet de achternaam van hoofdpersoon  Gabriel Conroy kennelijk niet goed uit te spreken: “Gabriel smiled at the three syllables she had given his surname and glanced at her.” (177) Dat Gabriel zich welbewust is van zijn hoge(re) scholing (“their grade of culture differed from his”, denkt hij over al de anderen, p. 179), moet ik hier helaas onbesproken laten, net als de gedachte dat er een associatief verband kan bestaan tussen “surname en sirloins” dat weer een verklaring kan zijn voor Lilys geprikkelde reacties op Gabriel.

Sommige taaluitingen van Lily zijn (misschien, want mijn Engels is verre van feilloos) niet van het hoogste BBC-gehalte: “Oh no, sir, she answered. I’m done schooling this year and more.” (177) En: “The men that is now is only all palaver and what they can get out of you.” (178) Zeker die laatste zin lijkt me een uiting van informele spreektaal.

Als dit klopt, denk ik dat er in de eerste twee citaten sprake is van erlebte Rede, van de vervlechting van enerzijds specifieke taalelementen van een personage in het verhaal en anderzijds taalelementen van de verteller, die buiten de verhaalde wereld staat; tekstinterferentie dus (zie verder Van Boven en Dorleijn). De verteller blijft aan het woord, maar geeft gedachten of visies van een personage weer, daarbij gebruikmakend van enkele typische spreektaalelementen van het personage. Het lijkt erop dat de verteller hier een eigenaardigheidje van Lilys taalgebruik kopieert, namelijk om zinnen met “But” te beginnen, een woord dat dan betrekkelijk betekenisloos is. Een spoor van haar spreektaal.

Misschien duidt in het eerste citaat ook de woordgroep “It was well for her” op het vermengen van de twee registers; die woordgroep kan vertaald als: Het was haar best, de weergave door de verteller van wat in een echte Lily-monoloog zou kunnen luiden: “’t Is mij best […].” En deze veronderstelling deel ik, bij nadere naslag, met Wallace Gray, die in zijn digitale introductie tot Dubliners noteert: “The expression ‘well for her’ is the kind of language a Dubliner of her economic and social caste would use; here, it becomes part of the author’s style.” By the way: ik zou hier liever van “the narrator’s style” spreken.

Over het tweede stuk vertellerstekst dat ik hierboven citeerde, zou dan nog dit zijn op te merken. Aanvankelijk is daar inderdaad de verteller aan het woord. In de zinnen die eraan voorafgaan, refereert deze namelijk aan “Julia” en “Kate”, terwijl het bij de positie van Lily past om netjes te spreken over “Miss Kate and Miss Julia” zoals uit het eerste citaat blijkt, en zoals ze ook daadwerkelijk doet als ze hen vertelt dat Mr Conroy is aangekomen (176).  Gabriel op zijn beurt heeft het over “Aunt Kate” (177, bijvoorbeeld), en de verteller neemt dat van hem over wanneer deze Gabriels gedachten of visie weergeeft (179, bijvoorbeeld). Overigens duidt ook de letterlijke herhaling van de beginzin erop, dat de verteller aan het woord is. De twee zinnen die met “But” beginnen, bevatten dan dus zijn weergave van observaties van Lily.

Om een en ander helder te houden, is het handig om het narratologisch onderscheid te hanteren tussen ‘vertelling’ (wie voert het woord) en ‘focalisatie’ (wie neemt waar). Leonard maakt in zijn bijdrage aan het boek van Attridge wel het onderscheid tussen deze fenomenen, maar hij gebruikt helaas niet deze terminologie. Hij omschrijft wat hij (mijns inziens niet geheel terecht) noemt “one of Joyce’s great achievements” (dat kunstje had Joyce af kunnen kijken van Flaubert onder anderen) als volgt: “an ‘objective’ narrative that, at the same time, appears unable to exceed the character’s perspective.” (Leonard, 96)


Literatuur

Boven, Erica van, and Gillis Dorleijn. Literair Mechaniek: Inleiding tot de Analyse van Verhalen en Gedichten. 1999. Coutinho, 2013.

Gray, Wallace. “James Joyce’s Dubliners: An Introduction.” World Wide Dubliners.

Joyce, James. “The Dead.” Dubliners, with an introduction and notes by Terence Brown. 1992. Penguin Books, 2000, pp. 175-225.


Leonard, Garry. “Dubliners.” The Cambridge Companion to Joyce, edited by Derrek Attridge, Cambridge UP, 2004, pp. 87-102. CambridgeCore.

Geen opmerkingen: