zaterdag, maart 02, 2019

Microficties 2018

Bij een vertaling van een kleine bloemlezing uit Microfictions 2018 van Régis Jauffret

Ruim voor het einde van mijn vakantie in Bretagne in de zomer van 2018 was ik door mijn leesvoorraad heen: ik had de geïmporteerde romans die ik daar wilde lezen, gelezen. En vakantie-lezen gaat in Frankrijk in mijn geval  ten koste van aandacht voor Nederlandstalige romans (die lees ik semi-beroepshalve toch al) en vooral ten koste van het lezen van Engels- en Duitstalige romans, zoals ik in Duitsland geen Frans, in Engeland geen Duits lees, en zo verder (nou ja, zó ver ga ik nou ook weer niet op vakantie).

Ik raakte dus, nu noodgedwongen, en het regende ook nog, weer eens verzeild in een librairie. Gelukkig maar: zo kon ik meteen proberen een indruk te krijgen wat er in Frankrijk zoal literair à la mode was en nagaan of er een nieuwe Modiano was verschenen. Maar ik zag een vuistdikke Gallimard-uitgave, zo’n klassieke crèmekleurige paperback met dat eenvoudige, strakke, zwarte en rode kader op het omslag en die mooie schreefletter, auteursnaam, ondertitel en uitgever zwart, titel vetter, groter en rood.

Mentale annotaties, gemaakt staande en lezende in de librairie:
– auteur: Régis Jauffret: nooit van gehoord*
– titel: Microfictions 2018: intrigerend, want deze heerlijk in de hand liggende, plooibare, literaire baksteen telt duizend pagina’s, exclusief inhoudsopgave van nog eens vijftien bladzijden (wat is daar micro aan?)
– ondertitel: Roman, super-intrigerend, dat enkelvoud na het meervoud in de hoofdtitel. Blijkt het boek uit 500 (zegge: vijfhonderd) hoofdstukken te bestaan van elk maximaal anderhalve pagina druks.

Toen de regen opgehouden was, realiseerde ik me (het kan ook andersom geweest zijn) dat ik een behoorlijk lange tijd gefixeerd had staan lezen in een mij totaal onbekend boek. Kortom: op weg naar de terugkerende zon en de uitgang van de winkel heb ik Microfictions 2018 aangeschaft, dat met z’n negenhonderdtachtig gram meer dan driemaal zo veel weegt als mijn e-reader die meerdere tientallen romans en andere boeken bevat (nee, vrijwel geen poëzie, dat wordt een zetspiegelzooitje in zo’n apparaat).

Bij langer lezen, tot ver na de vakantie, bleek me dat deze roman lastiger te doorgronden is dan ik in de boekwinkel had vermoed. De drempels liggen wat mij betreft op lexicaal (idiomatisch) en syntactisch, niet op narratief terrein. Met alleen een standaardwoordenboek red ik het niet; en Jauffrets eigenaardigheid om bij vlagen, tussen zijn korte en anaforische staccatozinnen door, enorm lange, slingerende volzinnen, overladen met her en der geplaatste bepalingen, te punniken, maken een vlotte lectuur niet voor de hand liggend.

De beste manier om zo’n weerbarstig literair werk goed te lezen en te doorgronden, lijkt me te proberen het te vertalen, naast het hardop te lezen. Het één niet minder dan het ander is bovendien een goed antidotum voor mijn aangeboren neiging te vervallen tot reading for the plot, een attitude die, denk ik, al helemaal niet past bij deze uiterst verbrokkelde, ongezellige, grillige verzameling van vaak gore trances de vie, of: trances de vie sale, waarin talloze vertelstemmen zonder enige introductie dooreen klinken en geacheveerde lange en korte norse zinnen elkaar afwisselen en waarin ook nog een betrekkelijk grote verzameling spreektaaleigenaardigheden is verwerkt.

De sfeer van sommige hoofdstukken doet me (maar dit zeg ik er enigszins terzijde bij) denken aan een gedicht van Tonnus Oosterhoff, dat – uit der aard – niet in druk is verschenen en ik vooralsnog niet op het internet terug heb kunnen vinden sinds de oorspronkelijke, dynamische webstekbundel Gedichten waarin het was opgenomen, is opgeheven; het gedicht is helaas niet opgenomen op de vervangende, statische stek met dezelfde url. Ik doel op het ‘schermgedicht’ dat, zoals K. Michel het eens omschreef, ‘op enkele kleurflitsen na bijna geheel uit geluid bestaat’ en waarin ‘een mannenstem […] hard roepend probeert om boven het snelwegverkeer, dat langs zijn bivak raast, uit te komen: “Dank jullie wel. Klootzakken. Bedankt voor de afgedankte skipakken. De lege zakken. Jullie moeten zeker mijn lijf hebben.”’

Het gaat me in m’n eentje niet lukken om de gehele roman binnen afzienbare tijd te vertalen (dit is een euphémisme), maar ik kan het niet laten om enkele proeven (en dat betekent vooral: probeersels) aan te bieden aan Nederlandstalige lezers, omdat ik in tijden niet zo’n merkwaardige en eigenwijze roman heb gelezen die er enerzijds zeer aantrekkelijk uitziet, maar anderzijds zijn  uiterste best lijkt te doen zo veel mogelijk lezers zo snel mogelijk weer buiten het kaft te jagen.

De hoofdstukken zijn in de roman alfabetisch geordend op titel; mijn vertaalde hoofdstukken zijn dat eveneens. Het lijkt me niet nodig de ‘oorspronkelijke’ volgorde aanhouden, omdat de auteur in een interview heeft verklaard dat de ordening van zijn microficties er niet toe doet; je kunt waar je maar wilt in de roman beginnen: ‘On peut le lire dans n’importe quel sens. On peut entrer dans le livre par n’importe quelle porte. C’est un chaos d’histoires.’ Het ontslaat, lijkt me, de vertaler van de plicht om alfabetische equivalenten voor de titels te vinden.


* Mag, op vakantie, van iemand niet gehoord hebben, vind ik, zelfs als een auteur al 25 titels op zijn naam heeft staan. Maar het kon anders... er is immers, ook in Nederland, al over hem geschreven; er is al werk van hem vertaald, bijvoorbeeld hoofdstukken uit zijn eerste Microfictions (2007).

Geen opmerkingen: