woensdag, september 09, 2020

Visie en ideologie (en ironie)

Het is gelukkig weer zo ver: weer een nieuw academisch jaar, weer meer nieuwe studenten dan vorig jaar, en wederom nieuwe onderwijstechnieken (het Teamsen of Teamen, wat je maar beter niet op moet zoeken in een woordenboek van straattaal) en – verrassend – weer een frisse blik op oude materie. We zijn weer lekker met het schuitje van Literair mechaniek van wal gestoken richting de woelige baren van de analyse en interpretatie van de literaire teksten-zee. Altijd deining.

Onderweg ligt in de vaargeul van  hoofdstuk 9, de boei van de ideologie...
hier gebruikt in de zin van ideeën, voorstellingen en beelden die vanzelfsprekend en natuurlijk lijken, maar in feite gekleurd en partijdig zijn. Doordat ze gepresenteerd worden als natuurlijke, eeuwige waarheden lijken ideologische betekenissen onvermijdelijk en onveranderlijk: zo is het nu eenmaal. (p. 263)
En dan volgen er twee voorbeelden. Een ervan is uit een tekst van (een interview met) Harry Mulisch:
Dat gebeurt waarschijnlijk wanneer vrouwen aan het woord zijn (en vrouwen moeten maar beoordelen of de vrouw in dit boek een echte vrouw is). Die magische, hermetische wereld, dat is, denk ik, toch een mannelijke wereld. Ik ken de vrouwen meer als straight.

Ik bespeur hier inderdaad wel een  'mannelijke' visie, beter: een achterliggende, essentialistische generalisering van wat vrouwen zouden zijn, maar ik zie ook het tegendeel van een presentatie van een idee, voorstelling of beeld als zijnde natuurlijk en vanzelfsprekend, want er staat: 'waarschijnlijk' en 'denk ik' en 'Ik ken [...] als [...]', plus – al is het tussen haakjes – de suggestie dat het betere oordeel door vrouwen moet worden geveld. Het gaat in dit fragment in mijn visie om weinig meer dan een uitgesproken persoonlijk idee van de (mannelijke) spreker, juist niet om een visie die gepresenteerd wordt 'als vanzelfsprekendheid, als feit.'

Het andere voorbeeld bevat wel zo'n (zogenaamd) feit. Het is een citaat van Jan Engelman.*

Kunst is een mannelijke aangelegenheid.

Klaar. Duidelijk. Zo is het. Dàt is de pretentie van deze uitspraak. En wat het erger maakt: erna volgt nog een uiteenzetting, een verklaring waarmee de spreker zijn gelijk wil proberen te funderen:

Want haar grond, haar kern is een werkelijkheid, een hervonden werkelijkheid, en geen droom

Heel deze mannelijke hogeborstzetterij (in een essay over Charley Toorop in De vrije bladen) valt evenwel – in mijn lectuur – meteen aan gruizelementen door het loutere (contemporaine) gebruik van het van het taalkundige geslachtsonderscheid van zelfstandige naamwoorden: 'kunst' is – nog steeds – een vrouwelijk woord. Engelmans tekst laat, wat mij betreft, al aan de oppervlakte een contradictie zien die heel zijn betoog onderuithaalt; een stijlfiguur die elders in het handboek wel behandeld, maar hier ter plekke niet herkend wordt.

* Waar is De Lezeres des Vaderlands als je haar nodig hebt: ze zou eens moeten turven hoe de man-vrouwverhouding is van de in dit handboek aangehaalde auteurs.

Geen opmerkingen: