... om- en doordat de tentoonstelling verlengd is tot eind deze maand, moet je toch echt even naar Scheveningen, naar het museum Beelden aan zee (alleen maar beelden, binnen en buiten, en, heel veilig, zeer figuratief), en dan in het bijzonder 'Imago', de tentoonstelling van Caspar Berger. Ik ben er zelf naartoe gegaan alleen al omdat ik in een krant een advertentie ervan zag, met een foto. Kortzichtig? Nou en! Die foto blijkt een stukje te zijn van dit beeld:
Ik ga hier en nu niet uitleggen wat het aantrekkelijke ervan is, zoek dat zelf maar uit (wel, dat ik het achteraf heel erg fraai vond dat die gekke naad dwars doorheen de kop precies (bijna) samenviel met een lijn in de achtergrond; echt niet op gelet bij het schieten van het plaatje, wat nou weer geen hoopvolle gedachte is voor iemand die wel eens foto's maakt) (overigens heb ik netjes gevraagd of ik foto's mocht maken: ik koop altijd ansichten in een museum - voor m'n plakboek, zeg ik - stammend uit de tijd van suikerzakjes, sleutelhangers, sigarenbandjes en -kistjes, -doosjes en -blikjes, Flipje uit Tiel, autoplaatjes in vaders cigarettendoosjes (Full Speed of Chief Whip, wat toen nog onschuldig klonk), kabouter Piggelmee en het Toovervischje... oeps, nu overdrijf ik een weinig - maar van Berger waren er geen ansichten aanwezig).
Om kort te gaan: ik kom die tentoonstelling binnenlopen en wordt onmiddellijk geconfronteerd met een afschuwelijk lelijk onding van een lomp stuk brons op een grofbetonnen sokkel. Deceptie, deceptie. Toch maar doorgelopen... en genoten van wat er verder te zien was. Ook van een video van een half uur over de genese van dat zelfportret dat aan het begin van de tentoonstelling staat... blijkt dat ik te lui, veel te lui heb gekeken: je moet ook om het beeld heen lopen, de achterkant ervan zien en dan naarbinnen kijken: er zit een beeld in het beeld, een glanzend bronzen, felrealistisch, als het ware in zichzelf gekeerd portretbeeld... nou ja kijk zelf maar op de site van Berger (bij 2007, sub Zelfportret 5 / IMAGO). Een tentoonstelling die uiteindelijk een leerproces in kijken blijkt te zijn. Nog nooit zo aan den lijve meegemaakt.
Ook wel leuk, maar geheel bezijden het punt, voor literaten, dat er een beeld staat van Innocentius:
dat dus weer lijkt op dat doek van Bacon (Francis):
dat volgens mij afgebeeld staat op een van de romans van Brakman, van toen hij zijn eigen omslagen nog niet schilderde (maar ik kan het boek niet vinden thuis).
woensdag, januari 09, 2008
vrijdag, januari 04, 2008
Woorden...
... woorden, woorden, en dan heel veel: bladzijden... en dan heel veel: de werkelijkheid...
De Verzamelde gedichten van Nijhoff... een bladzijde of 400 (tot en met het Colofon: 485 in de editie 1990).
Alle gedichten van Achterberg: zeker weten 1267 bladzijden (maar dan wel inclusief Nawoord, Biografie, Bibliografie, Verantwoording, Register op titel en beginregel, en Gedetailleerde inhoudsopgave, want de gedichten houden al op p. 1163 op).
De 'romans en ander literair proza' van Pieter Waterdrinker beslaan onderhand 'bijna 2000 bladzijden druks', dixit de literator uit Moskou zelf in NRC Boeken d.d. vrijdag 4 januari 2008 op p. 2 in de rubriek 'Reacties'.
Waarde en omvang hangen niet altijd samen, dat is duidelijk. Maar soms probeer ik toch die link te leggen, bijvoorbeeld als ik wil aanduiden hoezeer ik bij tijd en wijle onder de indruk ben van iets als het Woordenboek der Nederlandsche taal, een 'ding' dat ik zo niet dagelijks dan toch wel erg regelmatig raadpleeg, zo niet direct (digitaal of papiraal), dan toch wel indirect: via de er zwaar op leunende Van Dale. Het WNT beslaat een lief aantal van 45.805 bladzijden. Vijfenveertigduizend achthonderdenvijf. Daar leest zelfs een rechtgeaard, aan iedere semiosis twijfelende neerlandicus beroepshalve nog geen deel van een fractie van, vrees ik, hoe ijverig hij of zij ook filologeert, tot in de vrije tijd aan toe.
Mijn zwarte, terugtrapgeremde, tweeëntwintig jaar oude Gazelle met dubbelgeveerd Lepper-zadel en plingplongbel, gezekerd met ring- en kabelslot, gestolen op een olijke zondagmiddag tijdens de boekenweek van 1999, op de Oudegracht, nabij de Literaire Boekhandel Lijnmarkt 17...
...nooit meer iets van vernomen, ook niet na na de aangifte bij de wouten op het Paardenveld. Gelukkig maar, in zekere zin, want hoe had ik ooit kunnen bewijzen dat die ene, met de afgeschuurde Gazellevignetten (dat had ik namelijk zelf al gedaan in een bui van brand denial) werkelijk de mijne was; hoe had de dienstdoende welwillende oom agent werkelijk willen, laat staan: kunnen aantoonbaar maken dat die slecht gekapte, loslopende bonobo met betonschaar er de specifieke dief van was?
Ons aller dierbaar benzine-jerrycannetje A (ledig als een tweedehands Danaïdenvat en droog als de Gobiwoestijn na Leeghwaters zomervakantie), en ons aller minstens dito benzine-jerrycannetje B (bevattende een schamele 1,5 liter Euro-loodvrij, aangelengd met de voorgeschreven 1 % smeerolie voor watergekoelde tweetakt), ontvreemd ergens afgelopen september in Utrechts binnenwateren...
...nooit meer een fractie van teruggezien, ook niet na de digitale aangifte. Niet opmerkelijk, want hoe had ik kunnen bewijzen dat dat rode ding, met afgesleten aanknopingspunt voor montage van buigbare schenktuit, werkelijk het onze was; hoe had de havenmeester of een andere tante agent werkelijk willen, of kunnen aantonen dat die opgeschoren sleepstaartmakaak met slijptol er de vernielzuchtige jatmoos van was?
En in dezelfde NRC, die dat gedoe om Waterdrinker maar blijft publiceren (er wordt, ook op tv, meer om die mummelende man heen geleuterd dan dat zijn oeuvre werkelijk wordt gelezen en gewaardeerd, als je het mij vraagt), diezelfde NRC meldt, maar dan op de voorpagina temidden van het echte nieuws, dat het Parmesaans Openbaar Ministerie op 14 maart aanstaande eindelijk gaat beginnen aan het Parmalat-proces en dat daartoe een dossier is aangelegd van 6.000.000 (zegge: zes millioen) pagina's... Dat is dus bijna 131 maal het gehele WNT! Nee, dan lijkt het me niet gek dat de verdachten, indien schuldig bevonden, nimmer achter de traliën zullen geraken, zelfs niet dat ze nooit schuldig bevonden zullen worden. Of is het de bedoeling dezer berichtgeving dat mijn achting voor juristen hoger zou moeten zijn dan die voor neerlandici?
De werkelijkheid... daar kan geen steno tegenop.
Al hoopte Achterberg wel op iets dergelijks (in het gedicht 'Stenografie' uit de bundel Vergeetboek):
Nu gij geen ander wezen hebben kunt
dan tegenover mij aan tafel zat
zich punt voor punt verwijderend, zodat
gij door de muur tot op een waas verdunt,
is mij het stationnaire woord misgund
omtrent uw toestand. Alles wat ik had
aan definitie brokkelt op het blad.
Om adequaat te blijven, hic et nunc,
volg ik u stenografisch in het klad
en rekt het teken zich reikhalzend uit
bij deze wedloop tussen taal en tijd.
Eens trekt de letter in het eindgedicht
zijn laatste vrije ophaal om u dicht.
De Verzamelde gedichten van Nijhoff... een bladzijde of 400 (tot en met het Colofon: 485 in de editie 1990).
Alle gedichten van Achterberg: zeker weten 1267 bladzijden (maar dan wel inclusief Nawoord, Biografie, Bibliografie, Verantwoording, Register op titel en beginregel, en Gedetailleerde inhoudsopgave, want de gedichten houden al op p. 1163 op).
De 'romans en ander literair proza' van Pieter Waterdrinker beslaan onderhand 'bijna 2000 bladzijden druks', dixit de literator uit Moskou zelf in NRC Boeken d.d. vrijdag 4 januari 2008 op p. 2 in de rubriek 'Reacties'.
Waarde en omvang hangen niet altijd samen, dat is duidelijk. Maar soms probeer ik toch die link te leggen, bijvoorbeeld als ik wil aanduiden hoezeer ik bij tijd en wijle onder de indruk ben van iets als het Woordenboek der Nederlandsche taal, een 'ding' dat ik zo niet dagelijks dan toch wel erg regelmatig raadpleeg, zo niet direct (digitaal of papiraal), dan toch wel indirect: via de er zwaar op leunende Van Dale. Het WNT beslaat een lief aantal van 45.805 bladzijden. Vijfenveertigduizend achthonderdenvijf. Daar leest zelfs een rechtgeaard, aan iedere semiosis twijfelende neerlandicus beroepshalve nog geen deel van een fractie van, vrees ik, hoe ijverig hij of zij ook filologeert, tot in de vrije tijd aan toe.
Mijn zwarte, terugtrapgeremde, tweeëntwintig jaar oude Gazelle met dubbelgeveerd Lepper-zadel en plingplongbel, gezekerd met ring- en kabelslot, gestolen op een olijke zondagmiddag tijdens de boekenweek van 1999, op de Oudegracht, nabij de Literaire Boekhandel Lijnmarkt 17...
...nooit meer iets van vernomen, ook niet na na de aangifte bij de wouten op het Paardenveld. Gelukkig maar, in zekere zin, want hoe had ik ooit kunnen bewijzen dat die ene, met de afgeschuurde Gazellevignetten (dat had ik namelijk zelf al gedaan in een bui van brand denial) werkelijk de mijne was; hoe had de dienstdoende welwillende oom agent werkelijk willen, laat staan: kunnen aantoonbaar maken dat die slecht gekapte, loslopende bonobo met betonschaar er de specifieke dief van was?
Ons aller dierbaar benzine-jerrycannetje A (ledig als een tweedehands Danaïdenvat en droog als de Gobiwoestijn na Leeghwaters zomervakantie), en ons aller minstens dito benzine-jerrycannetje B (bevattende een schamele 1,5 liter Euro-loodvrij, aangelengd met de voorgeschreven 1 % smeerolie voor watergekoelde tweetakt), ontvreemd ergens afgelopen september in Utrechts binnenwateren...
...nooit meer een fractie van teruggezien, ook niet na de digitale aangifte. Niet opmerkelijk, want hoe had ik kunnen bewijzen dat dat rode ding, met afgesleten aanknopingspunt voor montage van buigbare schenktuit, werkelijk het onze was; hoe had de havenmeester of een andere tante agent werkelijk willen, of kunnen aantonen dat die opgeschoren sleepstaartmakaak met slijptol er de vernielzuchtige jatmoos van was?
En in dezelfde NRC, die dat gedoe om Waterdrinker maar blijft publiceren (er wordt, ook op tv, meer om die mummelende man heen geleuterd dan dat zijn oeuvre werkelijk wordt gelezen en gewaardeerd, als je het mij vraagt), diezelfde NRC meldt, maar dan op de voorpagina temidden van het echte nieuws, dat het Parmesaans Openbaar Ministerie op 14 maart aanstaande eindelijk gaat beginnen aan het Parmalat-proces en dat daartoe een dossier is aangelegd van 6.000.000 (zegge: zes millioen) pagina's... Dat is dus bijna 131 maal het gehele WNT! Nee, dan lijkt het me niet gek dat de verdachten, indien schuldig bevonden, nimmer achter de traliën zullen geraken, zelfs niet dat ze nooit schuldig bevonden zullen worden. Of is het de bedoeling dezer berichtgeving dat mijn achting voor juristen hoger zou moeten zijn dan die voor neerlandici?
De werkelijkheid... daar kan geen steno tegenop.
Al hoopte Achterberg wel op iets dergelijks (in het gedicht 'Stenografie' uit de bundel Vergeetboek):
Nu gij geen ander wezen hebben kunt
dan tegenover mij aan tafel zat
zich punt voor punt verwijderend, zodat
gij door de muur tot op een waas verdunt,
is mij het stationnaire woord misgund
omtrent uw toestand. Alles wat ik had
aan definitie brokkelt op het blad.
Om adequaat te blijven, hic et nunc,
volg ik u stenografisch in het klad
en rekt het teken zich reikhalzend uit
bij deze wedloop tussen taal en tijd.
Eens trekt de letter in het eindgedicht
zijn laatste vrije ophaal om u dicht.
woensdag, januari 02, 2008
Over het lezen van klassieken
Het lezen van klassieken - klassiekers, zo u wilt - is niet altijd een onverdroten pretje. En dan denk ik nu niet eens aan een echt klassieke tekst, maar meer aan een klassieker, binnenkort zestig jaren oud: Oeroeg, van Hella S. Haasse.
Zij - dit ter zijde - mocht toen de tekst voor het eerst verscheen, nog geen naam hebben, want het boekje werd in 1948 anoniem uitgegeven als 'geschenk ter gelegenheid van de Nederlandse boekenweek van 26 februari tot 6 maart 1948' door de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels; met een prijsvraag voor de lezers: wie schreef dit? En dan mocht men kiezen uit negentien namen, waarvan er denk ik thans twaalf niet meer als die van een literator zullen worden herkend of herinnerd. In mijn exemplaar heeft een brave burger het antwoord ingevuld, met potlood:
De kans bestaat dat ik Oeroeg voor het eerst las halverwege de jaren negentig der twintigste eeuw als leraar Nederlands te Gorinchem, in een poging mee te kunnen praten tijdens de examens die ik bleek af te moeten nemen (de bandopnames heb ik recent maar eens gedeponeerd bij het restafval). Ik weet zeker dat ik het als scholier niet las (Beatrijs, echt waar en het hoefde niet eens van de leraar - hè, Pim?! -, en alles, dus niet alleen Kaas, van Elsschot, behalve dan Villa des Roses).
Vorig jaar heb ik het boek geloof ik driemaal gelezen. Eenmaal per ongeluk, als dat kan; wellicht ook uit nieuwsgierigheid naar oudheden. Toen nog eens, omdat ik de eerste druk op de kop had getikt; en dat had ik gedaan omdat ik wist dat ik er aandacht aan wilde besteden in een college (dat nog moet plaatsvinden... ik kan soms zo ver vooruit denken). Vervolgens nog eens omdat ik ook een Sonderausgabe tegen het antiquarische lijf liep (Hofman forever!!!), die inmiddels als volgt in mijn bibliografie-van-alles terecht is gekomen:
Haasse, Hella S., Oeroeg – een begin. Amsterdam, Em. Querido’s Uitgeverij BV, 2004.
[Bevat:
- Peter van Zonneveld, ‘Het onbereikbare geboorteland’;
- Kees Snoek, ‘”Dat geheim van vlees en bloed”’ uit Indische letteren 13 resp. 14 (1998 resp. 1999);
- [Hella S. Haasse], ‘De tovervogel’ [facsimile van opstel van vijftienjarig Haasje, met transcriptie];
- [Hella S. Haasse], Oeroeg facsimile;
- [Idem], Oeroeg tekst [heremijntijd: geen verantwoording what soever];
- Juryrapport Prijs der Nederlandse Letteren 2004;
- Verantwoording [groot: zes regels, met bijna alleen de vermelding dat die twee artikelen uit Indische letteren 1998 en 1999 komen. Niets over de manuscripten, hun heromst, hun afschriften, hun verhouding tot het boek].
[Kortom: een schitterend uitgevoerd, gebonden, groot formaat-boek met stofomslag, maar een - vakkundig bezien - ronduit ondermaatse 'editie'. Een vergelijkbare (d.i. ondermaatse) collatie van de alleen eerste alinea van Oeroeg leert al in een minuut dat de ‘tekst’ in dit boek niet gelijk is aan die van de eerste druk, noch aan die van de (laatste) (gereproduceerde) manuscriptversie].
Maar goed: onlangs deze klassieke novelle ten derden male gelezen. Geen onbekookt oordeel dus. Literaire papillen recentelijk opgepept met Het grote uitstel en Multatuli (nog mee bezig). Mmjaa, dan is Oeroeg maar een laf hapje. Hoe kan een mens zich zo verschuilen achter de onwetendheid van de belevende ik... ‘Nooit heb ik geweten […]’ staat er dan. En: ‘Van dit alles was ik maar heel onvolledig op de hoogte.’ En: ‘Ik beschrijf de gebeurtenissen zoals ze zich in die tijd aan mij voordeden.’ En, of het al niet erg genoeg is zo: ‘Ik wist weinig of niets [...] van het gistingsproces dat zich in bepaalde lagen van de inlandse maatschappij voltrok.’ Maar geen kwade wil of wat ook, hoor: ‘Het koloniale denken, in het naoorlogse vaderland zo vaak, al dan niet ten onrechte, bekritiseerd, was mij vreemd.’ En de bottom line (op drie na): ‘De diepte peilde ik nooit.’ Mag je dan nog zeggen dat het koloniale denken je vreemd is, of moet je juist besluiten dat dit koloniaal negeren bij uitstek is??? Niet willen weten is ook een vorm van denken, immers. Zo bezien, met wat misschien een ideologische blik mag heten, kan het toch een interessante tekst zijn. Ik zal dan ook die begeleidende teksten van Van Zonneveld en Snoek gaan herlezen (want ik ben niet echt thuis in deze materie).
Maar wat de literaire kantjes ervan betreft, laten we zeggen: stijl en taalgebruik, is er toch echt geen enkele lol aan te beleven. Dit alles gevoegd bij die kunstmatig volgehouden onwetendheid van de vertellende ik en de lachwekkende iteratieve vertellingen alsmede de monstrueuze blokkarakteriseringen en de stereotiepe ondoorgrondelijkheid van Oeroeg, maken me het boekje enigszins ongenietbaar, als ik het zo eens mag zeggen. Maar ik realiseer me dat ik behoor tot een minderheid en dat ik dit eigenlijk heel goed moet vinden.
Zij - dit ter zijde - mocht toen de tekst voor het eerst verscheen, nog geen naam hebben, want het boekje werd in 1948 anoniem uitgegeven als 'geschenk ter gelegenheid van de Nederlandse boekenweek van 26 februari tot 6 maart 1948' door de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels; met een prijsvraag voor de lezers: wie schreef dit? En dan mocht men kiezen uit negentien namen, waarvan er denk ik thans twaalf niet meer als die van een literator zullen worden herkend of herinnerd. In mijn exemplaar heeft een brave burger het antwoord ingevuld, met potlood:
De kans bestaat dat ik Oeroeg voor het eerst las halverwege de jaren negentig der twintigste eeuw als leraar Nederlands te Gorinchem, in een poging mee te kunnen praten tijdens de examens die ik bleek af te moeten nemen (de bandopnames heb ik recent maar eens gedeponeerd bij het restafval). Ik weet zeker dat ik het als scholier niet las (Beatrijs, echt waar en het hoefde niet eens van de leraar - hè, Pim?! -, en alles, dus niet alleen Kaas, van Elsschot, behalve dan Villa des Roses).
Vorig jaar heb ik het boek geloof ik driemaal gelezen. Eenmaal per ongeluk, als dat kan; wellicht ook uit nieuwsgierigheid naar oudheden. Toen nog eens, omdat ik de eerste druk op de kop had getikt; en dat had ik gedaan omdat ik wist dat ik er aandacht aan wilde besteden in een college (dat nog moet plaatsvinden... ik kan soms zo ver vooruit denken). Vervolgens nog eens omdat ik ook een Sonderausgabe tegen het antiquarische lijf liep (Hofman forever!!!), die inmiddels als volgt in mijn bibliografie-van-alles terecht is gekomen:
Haasse, Hella S., Oeroeg – een begin. Amsterdam, Em. Querido’s Uitgeverij BV, 2004.
[Bevat:
- Peter van Zonneveld, ‘Het onbereikbare geboorteland’;
- Kees Snoek, ‘”Dat geheim van vlees en bloed”’ uit Indische letteren 13 resp. 14 (1998 resp. 1999);
- [Hella S. Haasse], ‘De tovervogel’ [facsimile van opstel van vijftienjarig Haasje, met transcriptie];
- [Hella S. Haasse], Oeroeg facsimile;
- [Idem], Oeroeg tekst [heremijntijd: geen verantwoording what soever];
- Juryrapport Prijs der Nederlandse Letteren 2004;
- Verantwoording [groot: zes regels, met bijna alleen de vermelding dat die twee artikelen uit Indische letteren 1998 en 1999 komen. Niets over de manuscripten, hun heromst, hun afschriften, hun verhouding tot het boek].
[Kortom: een schitterend uitgevoerd, gebonden, groot formaat-boek met stofomslag, maar een - vakkundig bezien - ronduit ondermaatse 'editie'. Een vergelijkbare (d.i. ondermaatse) collatie van de alleen eerste alinea van Oeroeg leert al in een minuut dat de ‘tekst’ in dit boek niet gelijk is aan die van de eerste druk, noch aan die van de (laatste) (gereproduceerde) manuscriptversie].
Maar goed: onlangs deze klassieke novelle ten derden male gelezen. Geen onbekookt oordeel dus. Literaire papillen recentelijk opgepept met Het grote uitstel en Multatuli (nog mee bezig). Mmjaa, dan is Oeroeg maar een laf hapje. Hoe kan een mens zich zo verschuilen achter de onwetendheid van de belevende ik... ‘Nooit heb ik geweten […]’ staat er dan. En: ‘Van dit alles was ik maar heel onvolledig op de hoogte.’ En: ‘Ik beschrijf de gebeurtenissen zoals ze zich in die tijd aan mij voordeden.’ En, of het al niet erg genoeg is zo: ‘Ik wist weinig of niets [...] van het gistingsproces dat zich in bepaalde lagen van de inlandse maatschappij voltrok.’ Maar geen kwade wil of wat ook, hoor: ‘Het koloniale denken, in het naoorlogse vaderland zo vaak, al dan niet ten onrechte, bekritiseerd, was mij vreemd.’ En de bottom line (op drie na): ‘De diepte peilde ik nooit.’ Mag je dan nog zeggen dat het koloniale denken je vreemd is, of moet je juist besluiten dat dit koloniaal negeren bij uitstek is??? Niet willen weten is ook een vorm van denken, immers. Zo bezien, met wat misschien een ideologische blik mag heten, kan het toch een interessante tekst zijn. Ik zal dan ook die begeleidende teksten van Van Zonneveld en Snoek gaan herlezen (want ik ben niet echt thuis in deze materie).
Maar wat de literaire kantjes ervan betreft, laten we zeggen: stijl en taalgebruik, is er toch echt geen enkele lol aan te beleven. Dit alles gevoegd bij die kunstmatig volgehouden onwetendheid van de vertellende ik en de lachwekkende iteratieve vertellingen alsmede de monstrueuze blokkarakteriseringen en de stereotiepe ondoorgrondelijkheid van Oeroeg, maken me het boekje enigszins ongenietbaar, als ik het zo eens mag zeggen. Maar ik realiseer me dat ik behoor tot een minderheid en dat ik dit eigenlijk heel goed moet vinden.
Abonneren op:
Posts (Atom)