woensdag, mei 13, 2009

Op een kluitje, met progressie

Lang geleden, in juli 2006, las ik een boek dat handelt over een aantal mensen die, door omstandigheden, bij elkaar in een vakantieverblijf terechtkwamen. Het boek met dit magere gegeven (het loopt inderdaad niet goed af) was niet goed. En dat is een wel erg ruimhartige formulering voor een huiveringwekkende lectuur. Ik heb het over Mirjam Boelsums, In zeven dagen (Augustus, Amsterdam-Antwerpen 2006). Ik las het niet, ik moest het lezen wegens juryverplichting, vrijwillig op me genomen, en schreef er een rapportje over dat ik op het internet zette. Jeugdzonde.

Acht maanden later las ik een boek dat handelt over een aantal mensen die, door omstandigheden, bij elkaar in een vakantieveblijf terechtkwamen. Het nog steeds magere gegeven werd hier in een verrassender verhaal met boeiender personages uitgesmeerd over, afgaande op de hoofdstuktitels, twaalf dagen. Het boek was goed geschreven, al was het nog niet echt mijn soort boek. Ik heb het over Adriaan Jaeggi, Edele dieren (Nieuw Amsterdam 2007). Ik las het graag, niet alleen omdat ik een weelderig, met violette inkt gesigneerd exemplaar van die boomlange, anekdotenvolle Adriaan kreeg (of: ik kocht het en hij signeerde het even zwierig als ware het een geschenk, dat kan ook; weet ik niet meer; doet er niet toe). Van dat boek is, heel decent, geen spoor terug te vinden in mijn leesdagboek, waar ik toch werkelijk heel trouw alles probeer te boekstaven van mijn leesavonturen; zelfs niets in de index; niks. Ik zal het eerdaags herlezen, bij wijze van herdenking van Adriaans eerste sterfdag (zeg je dat zo?)

Drie dagen geleden las ik een boek dat handelt over een aantal mensen die, door omstandigheden, bij elkaar in een vakantieveblijf terechtkwamen. Het fundamenteel magere gegeven wordt hierin toch al weer sterker, of ter wille van een boeiender thematiek, uitgewerkt in drie zeer uiteenlopende delen, met verschillende, zij het ook vermoeiende focalisaties (licht beneveld, zwaar beschonken of garnalen stoned is het uitzich op de wereld hier voornamelijk). Ik heb het over Jeroen Olyslaegers, Wij (Meulenhoff-Manteau, Amsterdam-Antwerpen 2009), van de drie het mooist vormgegeven boek ook. Het boek heet wel Wij, maar het eerste deel heet 'Zij' en het laatste 'Gij'; alleen het middelste deel heet 'Wij'. Daar gaat het ook over. Ik las het overigens in eerste instantie omdat ik Wij van Elvis Peeters zo afstotelijk, en irritant, en kunstmatig provocerend, en flagrant stilistisch armoedig vond, dat ik het niet uit wenste te lezen; en tijd over had voor een ander. Dat bleek de weg naar een intrigerende roman.

Geen opmerkingen: