donderdag, oktober 08, 2009

Geen stijlfiguur?

Beetje bij beetje, om niet te zeggen: stap voor stap begint het me te dagen. Of: Little by little, zoals Dusty Springfield zong, en Day by day zoals The Fifth Dimension het kweelde (wat weer wat anders is dan Day after day volgens Badfinger). Sommige stijlfiguren hebben geen naam, misschien omdat ze te gewoon zijn? Ik bedoel de koppeling substantief aan substantief door middel van een voorzetsel om iets te zeggen wat ook met één woord zou kunnen. Vroeger was er een vervelende reclame voor een Enka-zeem, die deed z'n werk maand na maand, oftewel: lang.



Dat moge zo zijn, maar 'Two's a company, three's a crowd', en met oogkleppen lezend door Kloos' Okeanos (Verzen-versie zoals in Okeanos-fragmenten-editie) las ik er vier:

[1-3]
Een donkre rotsen-regen, blok bij blok,
Vloog door de wijde lucht, in logge dwarr'ling
Neer-ploffend voor Zeus' voet, en waar 't gebergte
Zijn harde hellingen in de' afgrond zond,
Bonsden zij op en neer met doffen dreun
Van diep in diep tot de ongepeilde krochten,
Waar nooit een straal van 't godlijk licht in drong,
Dat de echoo's eindeloos op rots en wand
Weer-dondrend rilden door Olympos' romp,
Van schicht op schicht, en klimmend tot de kammen,
Zeus' eeuwgen zetel op zijn grondvest schokten.

en

[4]
En nam hem norsch, met half-gewend gelaat,
Den beker uit de handen, snel en ruw,
En liet hem vallen met een heldren slag
Op 't voetstuk van haar zetel, goud op goud


Ik keek bij Kloos, omdat ik er eerder bij Verwey maar liefst zeven had gelezen in zijn Persephone (Verhalende gedichten (1905) (ook te zien in de DBNL-versie van Oorspronkelijk dichtwerk deel 1, 1938, maar pas op met downloaden: reuzegroot document!, dus maar beter de Nieuwe gids-versie, dat scheelt niet veel):

[1]
Waar wijlde zij, toen Hyperions lach
Van berg tot bergen vloog - Persephoneia!

[2]
Tot al de ontwaakte zangers uit hun nestjes,
De veêrtjes schuddend ritselden in 't loof,
Onzichtbaar fladd'rende van takje op takje

[3]
Zóó was 't jaar aan jaar

[4]
En immer groeide er een verward gedruisch,
Van waar zich waterval op waterval
Onzichtbaar tusschen rotsen nederwierp

[5]
Zoo liepen zij vast nader, drom bij drom,
En wierpen zwijgend de armen op de lucht

[6]
En als 't geluid, dat in een afgrond loeit,
Waar 't water immer valt van kloof in kloof,
Holden haar woorden hortende in den nacht

[7]
Dan zal ik schudden aan uw oud gewelf
Dat de aarde in puin ineenstort op uw hoofd;
En stutten 't al uw zonen, zuil aan zuil,
Zij, die God Kronos bonsden van zijn troon,
Zij zouden allen vallen, [...]


En inderdaad, ik was daar gaan zoeken, omdat ik eerder keer op keer, om precies te zijn tien keer, gestruikeld was over deze figuur in Keats Hyperion (waarvan wel gezegd wordt dat het de inspirerende bron was van Verwey's tekst en die van Kloos, waarvan de onderlinge inspiratierelatie weer onderwerp is van veel rivaliserend, quasi-Olympisch gekibbel):

[1-2]
Forest on forest hung about his head
Like cloud on cloud.

[3]
He pac’d away the pleasant hours of ease
With stride colossal, on from hall to hall

[4]
Even now, while Saturn, rous’d from icy trance,
Went step for step with Thea through the woods

[5]
And now, from forth the gloom their plumes immense
Rose, one by one, till all outspreaded were

[6-7]
Crag jutting forth to crag, and rocks that seem’d
Ever as if just rising from a sleep,
Forehead to forehead held their monstrous horns

[8]
Each family of rapturous hurried notes,
That fell, one after one, yet all at once

[9-10]
Not thunderbolt on thunderbolt, till all
That rebel Jove’s whole armoury were spent
Not world on world upon these shoulders piled


Maar echt leuk werd het pas bij de vertaling van Hyperion door W.W. van Lennep (1879; geen digitale versie beschikbaar). Van Lennep vertaalde ze niet alleen alle tien,

Woud boven woud
Als wolk op wolk
van hooge zaal in zaal
stap voor stap
één voor één
Vloog top er tegen top
rots hield aan rots/Haar reuzenhoornen dreigend aangeklemd
één voor één
Geen donderkeil op donderkeil
geen wereld, opgetast/Op wereld

maar hij voegde er eigenmachtig nog zeven aan toe ook:

[1]
[...] die, van heilgen top bij top,
In blauwen adem golfden hem ter eer

waar Keats volstond met

[...] breath'd aloft from sacred hills

[2]
dag bij dag < Each day

[3]
keer op keer < ever and anon

[4]
En, blinkend [...] rees pluim bij pluim

waar Keats schreef

from forth the gloom their plumes immense/Rose

[5]
Zoo verrijst/Druïdensteen bij steen, in steilen kring

als vertaling van

like a dismal cirque/Of Druid stones

[6]
Elk zat als in zijn doodswâ; woord noch blik
Gaf buur aan buur, noch wenk van hoofd of hand

was in het Engels

Each one kept shroud, nor to his neighbour gave
Or word, or look, or action of despair

[7]
[...] wen in de effen wei
Ik bloem, na bloem, zag beuren 't zachte hoofd

tot slot als overzetting van

[...] I have [...] seen the flowers
Lift up their heads

In de hierboven aangehaalde songs wordt met deze Enkazeemfiguur voorzichtigheid uitgedrukt, en een voortschrijden of een onophoudelijkheid. Die betekenis is ook wel te zien in sommige van de gevallen in de teksten van Kloos en Verwey en Keats, maar overwegend lijkt me bij hen de semantische functie van deze stijlfiguur veeleer dat er geïmponeerd moet worden, dat de suggestie van veel- en groot(s)heid gewekt moet worden; de figuur werkt als semantische botox, misschien niet onverwant aan de hendyadis, tautologie en perifrase; een soort stilistische Dehnung: er wordt niet meer gezegd dan met één kernachtig woord, maar het kost wel meer worden om dat te zeggen. Deze Goden, zo moet bij Kloos en Verwey en Keats duidelijk worden, zijn geen godjes, en al helemaal geen Nesciaanse Titaantjes. Dit zijn Geweldenaren. Want zoals Kloos al schreef in zijn eerste literaire kroniek in De nieuwe gids: 'Een der kenmerken van de nieuwe richting in de poëzie is een vrij sterke neiging naar het epos, het echte, plastische epos, met groote figuren en tragische toestanden, zooals Keats het bij Milton aantrof en Verwey het in Keats gelezen heeft.'

Geen opmerkingen: