Begin 1912 is Bloem, na enige mentale piekjes, weer eens in een poëto-pragmatisch dalletje verzonken wat betreft de mogelijke verschijning van zijn debuutbundel. Dit blijkt uit zijn epistolaire reactie, d.d. 29 februari 1912, op de recente verschijning van Van Eycks vierde dichtbundel, Uitzichten (1912): "Als ik ooit nog eens een bundel uitgeef, (waar ik hard aan begin te twijfelen) mag ik het wel op vuistdik karton doen als ik jou wil inhalen." (J.C. Bloem, Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet. Deel 2 / Apparaat en commentaar. Amsterdam-Oxford-New York 1979, p. 95; geraadpleegd via DBNL).
Bloems, inmiddels beroemde, debuut, Het verlangen, verscheen de facto op 12 mei 1921. Numeriek een kleine metathesis qua jaar van eerste publicatie ten opzichte van Van Eyck, maar literair-historisch betekent dat toch een afstand van maar liefst negen jaar. En wat meer is: in die tussentijd had Van Eyck al weer vier nieuwe bundels het licht doen zien. Kortom, ook al is dichtkunst geen wedstrijdje, tenzij in een slam - maar die had je toen nog niet -: bij Jacques' debuut stond het meteen al 9 - 1 voor Van Eyck, bijgenaamd Querculus. Pauvre Flos.
Om redenen die mij niet bekend zijn, kon ik, als NRC-contribuant, dezer dagen het elektrieke equivalent van een nieuwe versie van de, voor de zoveelste maal, verzamelde (lees: integraal herdrukte) gedichten van Anna Equist voor niks en niemendal downloaden. Ik deed dat blindelings, hoewel ik al relatief veel van haar bundels op de plank heb staan, zonder dat ik veel verschil kan zien tussen de ene en de andere; gratis is voor niks, dus pik in, 't is winter. Wat bleek: zo'n zeshonderd bladzijden. Kattengespin.
Het verzameld dichtwerk van Van Eyck (verschenen in de periode 1906-1958, gepubliceerd in deel 1 en 2 van zijn zevendelige Verzameld werk, uitgegeven door Van Oorschot) beslaat 356 + 537 = 898 bladzijden (inclusief alle registers en verantwoordingen); omgerekend een productie van ruim 17 bladzijden per jaar.
Het verzameld dichtwerk van J.C. Bloem (verschenen in de periode 1921-1958) beslaat 272 bladzijden, inclusief verantwoording, bibliografie, register en inhoudsopgave. Grofweg een output van net iets meer dan 9 bladzijden per jaar.
Het verzameld dichtwerk van Enquist (openbaar gemaakt in de periode 1991-2010) omvat (en ik ga af op de info in het e-boek, die lijkt te zijn toegespitst op de papieren versie) 596 bladzijden, inclusief aantekeningen en verantwoording. Ergo bijna 30 bladzijden per jaar.
Waarom dan, vraag ik me af, is dat gedichtenweekgeschenkboekje, dat een mooie voorkant heeft, met z'n schlemielige 14 paginaatjes met 10 gedichtjes van 12 regeltjes gedrukt op dijbeendik etalagekarton waar niet in te bladeren valt, terwijl het Utrechts dichtersgilde, eveneens voor nop maar op eigen initiatief, op de proppen komt met een boek van zestig normale, papieren, doorbladerbare bladzijden vol gevarieerde gedichten?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten