God strengthen me to bear myself;
That heaviest weight of all to bear,
Inalienable weight of care.
All others are outside myself;
I lock my door and bar them out
The turmoil, tedium, gad-about.
I lock my door upon myself,
And bar them out; but who shall wall
Self from myself, most loathed of all?
If I could once lay down myself,
And start self-purged upon the race
That all must run ! Death runs apace.
If I could set aside myself,
And start with lightened heart upon
The road by all men overgone!
God harden me against myself,
This coward with pathetic voice
Who craves for ease and rest and joys
Myself, arch-traitor to mysel;
My hollowest friend, my deadliest foe,
My clog whatever road I go.
Yet One there is can curb myself,
Can roll the strangling load from me
Break off the yoke and set me free.
En daar hoort dus dat plaatje bij, het schilderij van Fernand Khnopff uit 1891. Maar ik ken het gegeven vooral via (d.w.z. langs de omweg van) het gelijknamige gedicht, beter nog: het gedicht dat een stukje uit de betreffende tekst als citaat als titel heeft, van P.N. van Eyck, opgenomen in diens debuutbundel De getooide doolhof (Zeist, Meindert Bogaert jr., 1909). In Van Eycks Verzameld werk (deel 2, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1958, p. 493) staat erbij aangetekend: 'Doordat de dichter het [boek] zelf had moeten bekostigen, bevatte het maar een keuze uit wat hij gebundeld had willen zien.' (zie hiervoor ook een eerdere post).
Overigens een leuk onderzoeksonderwerp: het (al dan niet) zelf bekostigen van literaire debuten, ten pages or more door de tijden heen, zo gezegd; wat een geploeter toch steeds, geleur om centen, gevraag om aandacht, voorwoorden door of schimpscheuten naar meer of minder eerwaarde oudere tijdgenoten, you-face-book-tube-filmpjes en wat dies meer zij).
Ik heb domweg een zwak voor die dichter. 'Het bloed wil rust maar 't hart wil 't niet gedoogen', zo laat hij zijn Inkeer (1927) beginnen. En op de muur langs de trap in ons huis heb ik geschilderd: 'ascendimus ascensiones in corde', het eerste deel van het motto van Voorbereiding (1926) (het tweede deel luidt overigens: 'et cantamus canticum gradum'.) Zie, hoe mooi die letter; is dat niet de Hollandse Mediaeval van De Roos... herkenbaar aan de e met dat schuine oogje en de open staart van de g..., gepubliceerd toen mijn moeder drie was.
Maar ja, sla ik dat debuut van Van Eyck open, kom ik allerlei tegen, maar niet dat gedicht '"I Lock My Door Upon Myself"'. Typisch Van Eyck weer, die oeuvrebouwer. In de verzenbibliografie achterin VW dl. 2 staat erbij aangetekend dat het gedicht eerst verscheen in september 1907 in De beweging, het tijdschrift van Van Eycks dichterlijke Meester en professorale voorganger Albert Verwey, en dat het daarna werd opgnomen in de tweede druk van De getooide doolhof.
Dat heb ik weer: schaf ik van een dichter bijna alle eerste drukken aan, mis ik daardoor de tweede druk waarin dat gedicht wel is opgenomen. Wat een sadistisch universum; je zou er pantheïst van worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten