Op 18 mei 2013 nam ik deel aan een leesclub, aan één van de dertig leesclubben van die avond, georganiseerd door
Das Magazin. Voortreffelijk georganiseerd. Vijfentwintig mens, voornamelijk vrouw, trouwens (ik denk eenentwintig), die zich wilden bezighouden met
Dit blijft tussen ons, de tweede roman van Daphne Huisden. Mijn persoonlijke belangstelling voor deze roman was gewekt door haar debuut, dat op de shortlist had gestaan van de Academica Literatuurprijs 2012. De vakjury had voor dit boek gekozen, en Erik Menkvelds historische roman
Het grote zwijgen en
Een gat in de lucht van Erik Nieuwenhuis. Het publiek koos voor de historische roman, niet ten onrechte, want alle drie de genomineerde teksten waren goed, zij het op grond van uiteenlopende criteria; ik had een relatieve voorkeur voor
Alles is altijd fictie, omdat het een on-gewone roman is, een verkennende roman, een
comming of age-roman over een persoon van wie je niet eens weet of het een jongeman of een vrouw is; een roman met een goede sfeer, nee: een goed opgeroepen maar bizarre sfeer, met weinig maar intrigerende personages in een gesuggereerde, meer dan een uitgebreid geschetste ruimte (groot,oud huis, afgezonderde zolder, nieuwbouwkaantoorachtig iets er tegenover, dreigende sloop van het woonhuis, meen ik).
Van Dit blijft tussen ons kregen de leesclubleden ter voorbereiding een ongeredigeerde drukproef toegezonden. Dat maakte het clublezen extra intiem: het boek zou pas na de clublezing verschijnen. De organisatie wees erop dat de clubleden dus extra ruimhartig moesten lezen: er moest nog worden gevijld aan de nodige feilen. Achteraf kan ik wel opmerken hoe verbazingwekkend veel er in zo'n late redactiefase nog recht wordt gezet, op het gebied van komma's, grammatica, en verwarringen van muggen met spinnen, om maar iets te noemen; leuk om een blik in dat productieproces te krijgen. En tijdens de bijeenkomst vertelde Huisden nog het nodige over het ontstaan van de roman, het moeizame ontstaan.
De samenstelling van de leesclub was zeer diffuus: Jantine en Alleman deden eraan mee, en vooral gewone lezers. Er zat, geloof ik, geen professionele lezer bij. Ik was wat dat betreft een vreemde eend in deze bijt, net als de moderator, Wim Brands, en twee afgevaardigden van de uitgeverij van Huisden. Er was trouwens ook maar één persoon die Nederlands had gestudeerd, een Hongaarse die nu werkt als vertaalster. Geen idee waar al die studenten Nederlands blijven als er een boek in zicht komt.
Op merkelijk vond ik dat de lezers vrijwel allemaal geïnteresseerd waren in de personages, de personages als mensen. Dat die zo sympathiek was, dat die andere bij nader inzien alles behalve leuk was, en meer van dat soort observaties. En ook de vraag wat Huisdens favoriete personage was, duidde mijns inziens op een hoog gehalte psychologisch realisme in de belangstelling. Daarnaast was er veel aandacht voor de persoonlijke achtergronden van de roman. Een van de leesclubleden vatte deze visie Huisdens tweede roman samen onder de alternatieve titel: Alles is altijd autobiografisch.
Ik vind dat opmerkelijk, omdat ik maar niet geboeid kon raken door de personages; het zijn er maar liefst zestien (een heet Gizmo, zoals de vage man op zolder in Huisdens debuut). In zekere zin lijkt Samuel Cohen, een wannabe schrijver, centraal te staan: hij krijgt als eerste de volle personale aandacht, het vertelperspectief en de focalisatie, van de vertelinstantie, en hij ontbreekt in de lijst van namen die, onder de noemer 'De buren' voorafgaat aan het eigenlijke verhaal, als betrof het een lijst van personages in een toneelstuk; er wordt ook een plattegrondje bij gegeven, van de verschillende woningen om het plein heen als een scèneaanduiding (het boek is ook verdeeld in vier bedrijven). De vijftien anderen zijn dus zijn buren. Oh, nee: in de drukproef ontbreekt Sam in die lijst, maar niet meer in het uiteindelijk gedrukte boek. Vreemd enerzijds.
Maar die correctie is wel terecht, anderzijds, want mijns inziens is er niet een centraal personage. Het boek is juist een smeltkroes van krioelende, elkaar bespiedende en beroddelende figuren die enigszins geïsoleerd rondom dat plein wonen, een onvrijwillge gemeenschap vormen (met een buurtkroeg en eenmaal per jaar de gezamenlijke verjaardagsviering) en die allemaal over en weer zich ideeën vormen over elkaar, maar steeds het naadje niet van de kous te weten komen. Daar gaat het hele boek over, lijkt me: over de abstractie die mensen ondanks alles voor elkaar blijven.
Jammer dat de personages zelf ook wat abstract blijven, wel allemaal een tikje van een molen hebben, maar niet goed als karakters uit de verf komen en des niet tegenstaande, en niet gehinderd door een krachtige vertelinstantie, tomeloos mogen ouwehoeren in mono- en dialogen en hele lappen erlebte Rede. 'Het was heerlijk op zijn balkon, heerlijk alleen. En het was prachtig weer; niet te warm, niet te koud, een tikkeltje bewolkt, hier en daar wat opklaringen, zo nu en dan kans op een bui; een gebalanceerd klimaat.'
Na de grondige en boeiende bespreking van het boek met al die enthousiaste lezers en een verheugde Huisden was er een after in De Melkweg, waar dan alle dertig leesclubs samenkwamen. Ik struinde voor het eerste van mijn leven die tent binnen, sloeg linksaf naar waar het levendig leek en kwam terecht in een oord waar mijn zolen aan de grond kleefden van wat niet alleen maar bier geweest kon zijn en waar het orchideeënkwekerijheet was, alleen de schrijver C.W. mismoedig op zijn mobiel starend tegen de toog houvast vond maar bovenal geen zinnig woord meer te wisselen was met welke andere lezer of schrijver dan ook. Men liet er muziek horen. Ik was in een disco beland.
Om kort te gaan: bij het verlaten van het pand ontmoette ik toch nog die ene student Nederlandse taal en cultuur. Uit Utrecht ook nog. Van mijn werkgroep Modern Tijd zelfs. En hij was naar de leesclub van Bonita Avenue geweest. Bingo.