donderdag, november 07, 2013

Tweede handsje-II Jonge most-appendix

Als ik het wel heb bevat Jonge most 120 gedichten van achtendertig dichters (zie de Nederlandse Poëzie Encyclopedie als je wilt weten wie die dichters zijn). Om de veronderstelling weg te nemen dat de bloemlezer louter dichters zou hebben gekozen uit de stal van opdrachtgever Van Dishoeck, heb ik de bronnen van de opgenomen gedichten geïnventariseerd (leve de kwantificerende letterkunde). De gedichten blijken te zijn ontleend aan tijdschriften en aan bundels van uiteenlopende uitgeverijen: 45 gedichten uit 7 tijdschriften en 75 gedichten uit bundels van 19 uitgeverijen. Hier komen de feiten (tijdschrift respectievelijk uitgeverij: aantal gedichten)
Tijdschriften
De vrije bladen: 17 (zowel het tijdschrift als de cahiers)
Forum: 15
Helikon: 6
Het getij: 4
Groot Nederland: 1
De gemeenschap: 1
De Hollandsche revue: 1

Uitgeverijen
Van Dishoeck: 14
Stols: 11
De gemeenschap: 8
Querido: 6
Boosten & Stols: 5
Folemprise: 5
Palladium: 5
Hijman, Stenfert Kroese en v. d. Zande: 4
Van Munster's Uitgevers Maatschappij: 3
De gulden ster: 2
De spieghel: 2
Ploegsma: 2
Strengholt: 2
C.M.B. Dixon & Co: 1
De Waelburgh: 1
Eben Haëzer: 1
Enschede: 1
Nijgh en Van Ditmar: 1
P.N. van Kampen: 1

Men zou vervolgens ook nog moeten kijken naar welke uitgeverij welk(e) tijdschrift(en) uitgeeft (De gemeenschap geeft De gemeenschap uit, Stols Helikon, en zo verder), maar niet alle tijdschriften zijn daar duidelijk in (noch bibliotheekcatalogi), noch blijven alle gedurende de betreffende twee decennia bij dezelfde uitgeverij, zo min als de dichters dat deden en doen.
Van Dishoeck en Stols springen er met 14 en 11 gedichten bovenuit; Stols nog meer als de gedichten uit bundels van Boosten en Stols en die uit Helikon erbij worden geteld; die komt dan op 22.
Mij heugt een artikel in het eerste nummer van Nederlandse letterkunde (1996, p. 2-29) waarin Wiljan van den Akker en Gillis Dorleijn schrijven 'Over de geschiedschrijving van de moderne Nederlandse poëzie' tussen 1901 en 1940 en waarin ze meer in het bijzonder 'problemen, getallen en suggesties' aandragen. De nummers 1 en 2 van de top 26 van meest poëzie publicerende uitgeverijen (minimaal zestien bundels tussen 1901 en 1940) zijn C.A.J. van Dishoeck en A.A.M. Stols (met 175 respectievelijk meer dan 126 bundels). Ze zitten er wel eens verder naast, die literatuurhistorici.

Geen opmerkingen: