dinsdag, maart 17, 2015

Wachten op een vriend

Soms loopt werkelijk niets zoals ik verwacht. Soms begin ik heel gestructureerd aan het schrijven van een postje voor dit blog; dan zoek ik braaf eerst een bijpassend plaatje, beetje blond op Google, en in 99,999999...% van de gevallen gaat dat feilloos; soms is het tijd voor 0,00000..1%; soms is vandaag. Ik zoek het voorplat van de jongste roman van Huub Beurskens, Wachten op een vriend, een paperback met flappen, omvattende 205 bladzijden (exclusief verantwoording en inhoudsopgave); een prachtige uitgave van uitgeverij Koppernik (onder andere zo mooi doordat de paginanummers er heel bescheiden in zijn afgedrukt, net zoals in de jongste roman van Wessel te Gussinklo, Zeer helder licht); soms echter krijg ik dus niet wat ik zocht maar: dit.

Nou ben ik niet heel erg een liefhebber van het type smaakventilator dat de hooggeleerde J.J. te N. doorgaans in het openbare domein wenst in te zetten als hem privé iets niet geheel en al welgevallig is, dus het muziekwerk van de even N.'se heer F.B. catagorisch afbranden is niet mijn stiel, maar dat het werk van hem dat ik googlerwijze als eerste hit (aan)trof niet bijster veel, om niet te zeggen: niks en niemendal te maken had met het werk dat ik juist gelezen had en dus evenmin met het leesverslag daarvan dat ik te illustreren wenste, kan en zal ik hier niet met opgeheven gelaat ontkennen.

Aan de roman van Wessel te Gussinklo was ik enthousiast begonnen, maar ik moest de spaghettilectuur ervan, of: de lectuur van de spaghettizinnen en -gedachten ervan onderbreken toen er een eerste lichting van kandidaten voor de ANV-debutantenprijs binnenkwam.
Toen ik die taak verricht had, was ik wel aan wat anders toe, en begon ik, om weer op mijn eigen spoor te geraken, aan een klassieker: de baksteendikke roman De walgvogel van Jan Wolkers, die ik niet lang na verschijnen medio jaren zeventig voriger eeuw meerdere malen gretig gelezen had, maar sindsdien niet meer... Ook, zo bleek me nu, autobiografisch, ook rauw-realistisch, ook in de ik-vorm, ook een picareske roman, met alle exuberantie van dien, maar dan wel een roman van een vakmens, een taalbeest, iemand die weet van formuleren, van niet te veel gelul, van feiten en van meningen, niet van alleen maar domme gedachtetjes, maar van variatie in zinnen, alles tussen korte platte spreektaal en weloverwogen gestileerde en lang uitgewerkte woedeuitbartsingen.

Maar toen ik per trein op weg ging naar het eerste juryberaad, had ik geen zin om die dikke pil mee te nemen, en stopte ik liever het zeer slanke The Figure in the Carpet van Henry James in mijn tas. Zo'n leuke gelegenheidsuitgave. En wat een taal, wat een stijl, wat geacheveerd dit geheel, zo zeer weloverwogen van taal. Dat slobber je niet zomaar even weg tussen Ut- en Dordrecht. Dat vergt aandacht. Dat moet je langzaam proeven. Drie keer zo traag als Wolkers.

En nog voor ik dat uit had (nog steeds niet, eerlijk gezegd, dat uitgelezen hebben), maar pas na dat ik een nieuwe toren van debuten, kandidaten voor de ANV-debutantenprijs, had gescoord, lag daar de recentste roman van Huub Beurskens op de stapel: 'te lezen'. Noblesse oblige, of hoe noem je dat vanaf de andere kant: wat dringend is, gaat voor. En dan schiet ik al meteen in de receptieve leeshouding van: kom maar op, vertel me.

Komt nu pas het pijnlijke. Komt nu de bekentenis. Ik heb tot op de dag van heden nog nooit iets van Beckett gelezen. Tenzij in Wikipedia. En tenzij via het werk van Robert Anker en via het werk van Huub Beurskens. Maar Beckett zelf... geen iota. Ik weet dus dat ik moet denken dat ik wat mis. Hij lijkt me de soort auteur over wie ik liever lees dan van wie ik iets zou willen lezen. Althans in eerste instantie. Maar die instantie duurt nu al wel erg lang qua Beckett. Dante deed ik inmiddels, Homeros, Milton, Ariosto en Manzoni, zelfs De Meun en De Lorris heb ik geprobeerd, Proust, en nog zo wat, zonder echt diepe dankbaarheid. Musil, ergens kwartwegs blijven steken.

Echter: Nabokov, bijvoorbeeld, daar heb ik wel al enige kennis van genomen. Door Beurskens. Dus Samuel weet wat wat hem te wachten staat. Want Wachten op een vriend, en zeker met dat omslag, met dat boompje, is evident geënt op En attendant Godot, en de roman zelf doet daar alles behalve geheimzinnig over. Gelukkig kan ik hier en nu zonder bezwaard gemoed verklappen dat Beurskens' roman bijzonder meeslepend is, ook voor wie geen weet van Godot heeft.

Wat de roman zo bijzonder maakt is - onder meer, en dit hier zeer voorlopig - dat het werk uitermate nauwkeurig geformuleerd is, welbewust, doordacht; niet alleen de structuur is weldoordacht, iedere zin is het, elk woord; Beurskens vocabulaire is zeer gevarieerd, en hij kiest zijn woorden scherp, bijvoorbeeld om hier en daar alliteraties in te kunnen vlechten. Ik las het boek voortdurend op verschillende niveaus, lijkt het: woorden en zinnen, de verhaallijn, de spiegelende structuur, dat laatste zowel intern (de twee vertellers in de twee delen) als extern (intertekstueel), want wat de roman nog meer aantrekkelijk maakt is dat ze opvallend - en wellicht nog meer: onopvallend - refereert aan en voortborduurt op onder veel andere die tekst van Beckett. En dat het een hyperbewust kunstwerk lijkt te zijn, terwijl het handelt over bewustzijnsprocessen waarvan de personages zich juist niet bewust zijn of zich pas na hun daden, post factum, bewust worden. Het boek staat in zekere zin strak van de spanning tussen extreme cerebraliteit en dito emotionele sensibiliteit. Het gaat over totale overgave, overgave aan een idee en veronderstelde herinneringen; en het gaat over verdringing van de onaangename werkelijkheid.

Wachten op een vriend is ook, denk ik, te lezen als een voortdurende, grote interpretatie van Becketts genotekst. Nog weer anders: zoals er romans zijn waar ik liever iets over lees, dan dat ik die dingen zelf zou moeten lezen, is dit een roman waarover ik liever niet iets lees, terwijl het zelf lezen ervan me bijzonder behaagt (ik kon het niet dan met tegenzin en door nood gedwongen tweemaal wegleggen), zonder dat ik meteen al het idee heb dat ik de tekst geheel doorgrond, begrepen heb. Zelden vond ik een flaptekst zo waar als deze: 'Wachten op een vriend is een roman om in één adem uit te lezen om dat meteen daarna nogmaals te kunnen doen.'

En dan te bedenken dat de auteur misschien zelf die flaptekt geknutseld heeft... Tekst, fenotekst, paratekst, intertekst, alles in één hand. Ik was me er voortdurend van bewust een meerlagige roman te lezen en toch werd ik er tegelijkertijd lekker door meegesleept. Nog zoiets: deze roman gaat op verhaalniveau eigenlijk over een gebeurtenis die niet plaatsvindt maar waarvan de twee hoofdfiguren zich voorstellen hoe het zou zijn als die zich, en daar hopen ze op, voor zou doen.

Nu weer een stapel debuten. En dan opnieuw: Wachten op een vriend.

zondag, maart 08, 2015

Dom dom dom

Net even dat stuk 'Lees nou eens goed' over de sneller en beter lezen-methode van Mark Tigchelaar in de Volkskrant gelezen (de lovende recensie van Sander Bax' De Mulisch mythe had ik gisteren al genoten); me verbaasd over een domme fout aan het begin; maar aan het eind de verlossende woorden: "heeft u de fout in de vierde alinea van dit artikel gezien?" Ja dus. Dan heb ik, schrijft Yoshi Tuk, "nu al weinig moeite met geconcentreerd lezen." Hoopte ik al.

Des niet tegenstaande heb ik onlangs een forse leesblunder gemaakt. Met eraan gekoppeld een miskoop. Struinend door Broese aan de Stadhuisgracht zie ik een boekje liggen dat mijn aandacht trekt door zijn vorm, nee, door zijn formaat, door de kleur, de kreet "international bestseller" pontificaal op het voorplat, en vooral de titel en de opmaak ervan: The Art of Thinking Clearly. En Thinking staat in rood ondersteboven tussen de andere woorden die in zwart zijn gedrukt. Mijn portemonnaie spartelt dan al van de pret, want duur is het dingetje niet. Een titel in de geest van Filosoferen is makkelijker als je denkt, een boek dat ik die dag helaas niet in de winkel zag liggen, maar ik was dan ook vergeten ernaar te zoeken.

Nou loop ik niet blind met alle bestsellers de winkel uit, maar kennelijk prikkelt zo'n marktkreet m'n nieuwsgierigheid wel. Gek genoeg had ik nog niets over dit boek gehoord of gelezen, nog niemand had het per krant, tweet, blog of wat ook aangeraden. En van de auteur, Rolf Dobelli, had ik nog nooit gehoord. Maakte niet uit: internationaal helder denken trok me wel aan.

Maar het boek gaat dus ook helemaal niet over The Art of Thinking Clearly, noch over Die Kunst des Klaren Denkens, zoals het oorspronkelijke werk uit 2012 heet. En pas nu zie ik de categorieën waarin de Library of Congress het heeft ondergebracht: Reasoning (Psychology), Errors - Psychological aspects, Decision making, en: Cognition.

Het boekje bevat 99 hoofdstukjes van maximaal drie bladzijden (wat ik soms wel aangenaam vind, zeker zo vlak voor het slapen), waarvan het eerste heet: 'Why You Should Visit Cemeteries: Survivorship Bias' en het laatste 'Why You Shouldn't Read the News: News Illusion'. Het is een betrekkelijk bloedeloze, met persoonlijke ervarinkjes uit het zakenleven gelardeerde opsomming van normaal-menselijke onachtzaamheden, conceptuele misvatttingen, cognitieve onzuiverheden. Maar het zijn er zo veel en ze worden met zo veel aplomb opgedist en anekdotisch afgeserveerd dat uiteindelijk het totale gehalte vormende inhoud van het boek dat der tegelwijsheden niet overstijgt: voor elke gelegenheid is er wel een te vinden, en ook een met een tegenovergestelde strekking.

Voor zover het gaat over het tegengaan van handelen op grond van de hierboven genoemde soorten miskleunen, heeft het boek wel iets te zeggen over nadenken, maar verder heeft het helemaal niets uitstaande met de schone kunst van het zuiver(e) denken. Denken is een activiteit; Dobelli grossiert in quasi wijze one liners, nou ja, het boekenequivalent ervan: three pagers. Ik had eerst hoofdstuk 4 moeten lezen: 'If Fifty Million People Say Something Foolish, It Is Still Foolish: Social Proof'. Veel dieper reikt het allemaal niet. Of ik had me, nog goedkoper, moeten herinneren wat mijn oudste broer zo'n veertig jaar geleden met dikke viltstift op het behang had geschreven: "Denkt aleer gij doende zijt, en doende, denkt dan nog / und wer nicht denkt, dem wird's geschenkt, er hat es ohne Sorgen" (een heerlijke contaminatie van Gezelle en een lichte bewerking van Goethe, maar dat wist ik toen nog niet). Had ik niet mijn shoppende, maar mijn professionele brein mijn vroolijke boekenbegeerte laten leiden, dan had ik eerst deze recensie gelezen in The Guardian: 'This column will change your life', en een paar euro's gespaard.

Nagekomen mededeling: een bijdrage van Carel Peeters aan Vrij Nederland heeft me daadwerkelijk een paar euro's doen sparen. Filosoferen is, net als denken, kennelijk toch niet zo makkelijk, als het behalve helder ook nog goed moet zijn.

dinsdag, maart 03, 2015

Coïncidentia

Vandaag liep ik anders dan gebruikelijk, namelijk door de voordeur, het Utrechts geesteswetenschappelijk onderwijsgebouw Drift 23 binnen. Dan kom je, na de deur, door voorheen de hal en daar hangen portretten van UU-prominenten aan de wand. Dat portaal is onbruik geraakt sinds de voordeur alleen nog nooduitgang is (nee, ik ga dit niet uit kunnen leggen). Dus: wie ziet die prominenten nog? En onder hen mijn good old leermeester prof. dr. A.L. Sötemann (1920-2002), auteur van De structuur van Max Havelaar; bijdrage tot het onderzoek naar de interpretatie en evaluatie van de roman (1966).

Vandaag las ik eindelijk 'Against Interpretation' (1964) van Susan Sontag (1933-2004), eigenlijk vooral als aanloopje naar 'On Style' (1965).

Vandaag zag ik dat de muur achter het portret van Sötemann een forse scheur vertoont.