Vandaag schrijft Carlo Strijk in de NRC dat we, om de Zwarte Pieten-discussie op te lossen, terug moeten naar de Nederlandse taal, want: 'Alles wat zwart is, heeft een negatieve connotatie in de taal die wij - van klusjesman tot premier - gebruiken zonder erg in te hebben.'
Ik denk dat er inderdaad een indrukwekkende lijst is samen te stellen van het gebruik van het woord 'zwart' en samenstellingen met 'zwart' die een negatieve connotatie hebben. Strijk geeft enige voorbeelden, van 'iemand zwart maken' tot en met 'een zwarte bladzijde in het boek der geschiedenis'. Ik voeg er, uit Frankrijk geïmporteerd - 'zwarte zaterdag' aan toe, en verder 'op zwart zaad zitten'.
Maar ik zou zeggen: niet alles, wel veel van wat we zwart noemen, noemen we zo vanwege die specifieke negatieve connotatie, die we daarmee dan ook bedoelen over te brengen; dat is dan niet helemaal zonder dat we er erg in hebben. Je kunt een waardeloze klotedag nou eenmaal niet zonder misverstand een heldergele dag noemen. Dat ligt niet aan het woord 'zwart'. Dat kan er niks aan doen. Het ligt aan wat wij ermee doen, dacht ik.
Er is immers ook wel wat zwarts te noemen wat niets met negativiteit te maken heeft. Zoals mijn favoriete potlood, dat gitzwart is, en mijn agenda (iedereen weet nu van welk merk die is). Zoals ook het lampenzwart in mijn schilderskist, naast het loodwit en het Van Dijck-bruin. Of de ELO waarmee ik werk, Blackboard; dat is heel wat anders - niet slechter, en ook niet beter - dan het whiteboard dat ook in veel collegezalen aanwezig is.
Het lijkt me ook niet verstandig (en evenmin mogelijk) om 'rood' te herijken omdat het heel vaak met bloed, verwonding, verminking, slachting en dood in verband wordt gebracht. Ik heb althans die associaties nooit als ik voor het verkeerslicht sta te wachten tot het op groen springt (mijn vader, die kleurenblind was, ook niet; het zit in de familie, dat niet-associëren). Ook denk ik dan niet aan liefde. Althans niet door dat bovenste licht. Ook niet in de Hardebollenstraat (of op de Wallen, voor niet-Utrechters).
Wat me wel verstandig lijkt, is om - als je even niet zonder het onderscheid kunt en het dus wilt benoemen - iemand 'gekleurd' te noemen, in plaats van botweg 'zwart' nu eenmaal duidelijk is geworden dat erheen veel mensen zijn die niet 'zwart' genoemd wensen te worden. Het is trouwens maar zelden dat ik iemand zie die echt zwart is (serieus, de krantenman van de afgelopen maanden, die is echt bijna zwart, maar dat boeit niet: hij bezorgt de krant, met zijn brommer, niet met zijn huidskleur). Dus die aanduiding klopt niet, als het al van belang is om iemands huidskleur te vermelden. En noem iemand zoals ik dan ook niet wit, want dat ben ik niet, en ik ben ook niet blank, letterlijk noch figuurlijk, ik ben grotendeels vooral een soort van licht-rose, waarschijnlijk, maar niet ongekleurd. Ik zou me trouwens - denk ik - rot schrikken als ik opeens zou worden aangeduid als 'een blanke neerlandicus'.
Het belastende van woorden ligt denk ik niet aan de woorden zelf, maar aan de manier waarop en de intentie waarmee ze gebruikt worden (ik, naïeve suikermuil, heb werkelijk nooit aan iets anders dan dunne chocolade en een mond vol onbenoembaar zoet, wit schuim gedacht bij het woord 'negerzoen'; inmiddels weet ik wel beter, maar nu snoep ik niet meer). Lang geleden, toen mijn kinderen klein waren en ze nog niet mochten vloeken en ook geen schuttingtaal of namen van ernstige kwalen mochten gebruiken als ze boos waren (nu mogen ze het wel, maar doen ze het niet), krulde het behang thuis van de muren als er weer eens eentje woedend op de ander vanuit zijn of haar tenen riep: 'JIJ bent ZELF een SSSCHCHCHRROEVENDRAAIER!' 'Ach joh, DOPPENDOOS! ZADELRUIKER!! SLEEPDEKEN!!!' was dan de repliek. Wat een intonatie en modulatie kwam daar bij kijken, geweldig, en lichaamstaal ook.
Strijk stelt voor om aan de basis van de taal te schaven. Dat lijkt me net zo efficiënt als proberen het fileprobleem op te lossen door meer wegen aan te leggen: niet de wegen zijn het probleem, maar de weggebruikers. Het zou wel eens beter, en realistischer, kunnen zijn om aan de taalgebruikers te schaven. Ik noem dat: beschaven. En met een beetje goede wil gebeurt dat al, en nog wel met behulp van die oude, niet bijgeschaafde, rijke, gevariëerde Nederlandse taal, namelijk door middel van dialogen, zoals de huidige sinterklaas-z'n-mederwerkers-discussie; uitwisseling van - en respect voor - ideeën, gedachten, gevoelens, gevoeligheden, en inzichten, over elkaars blinde vlekken bijvoorbeeld (ik heb de mijne vast weer over het hoofd gezien).