[...] een vaag plan dat al een tijdje door je hoofd sluimert.
Dit staat op pagina weet-ik-veel (noteerde de gedesoriƫnteerde e-reader-lezer) van Welkom in het rijk der zieken, de roman van Hanna Bervoets (Uitgeverij Pluim, 2019) die me, onder de invloed van de positieve recensies en van Bervoets' gesprek in Zomergasten, toch een beetje tegenviel (maar daar gaat het hier niet over). Het citaat staat op de eerste pagina van hoofdstuk 2: 'Naar het centrum', voor wie het na wil zoeken.
Ik vind het een mooie neologistische uitdrukking. 'Sluimeren' betekent, volgens mij, gewoonlijk iets als: half wakker, half slapend of half on/bewust zijn. Maar hier gebruikt Bervoets het woord figuurlijk; het leidt tot een concretisering, een personificatie van het 'plan'. Dat wordt zo een plan dat wel in essentie of in aanleg al is gevormd in iemands gedachten, maar dat nog niet ontwikkeld en uitgewerkt is, en daardoor, stel ik mij voor, nog niet klaar is voor uitvoering.
Het Woordenboek der Nederlandsche taal steunt mijn betekenishypothese, want 'thans' betekent het woord (dat een frequentativum is van het mij onbekende 'sluimen') volgens dat gezagdragend naslagwerk 'bepaaldelijk': 'licht of zacht slapen', en in figuurlijk gebruik: 'tijdelijk buiten werking zijn; niet werkzaam zijn'.
Maar 'sluimeren' is hier (ook) ingezet als een handelingswerkwoord. Dat komt, denk ik, vooral door dat 'door'. Stel je voor dat er had gestaan:
[...] een vaag plan dat al een tijdje in je hoofd sluimert.
Dat was minder beeldend; het plan zou dan maar een beetje duf liggen te sudderen. Door 'door' lijkt het juist niet stil te liggen. Je kunt de formulering van Bervoets zien als een alternatief voor een – eveneens figuurlijke – uitdrukking als: 'er speelt een gedachte door mijn hoofd' of iets dergelijks, waar je achteraan kunt zeggen of denken: 'maar ik krijg 'm nog niet goed te pakken' – 'spelen' in de zin van: 'Zich bezighouden met een dartel of bedrijvig vermaak, waarbij een zekere wedijver of de verbeelding betrokken is', zoals het WNT dat noemt.
Zo'n nog dartel, dolend plan, stel ik mij voor, is volgens het denkende subject nog niet rijp, nog niet volwassen en nog niet uitvoerbaar; het 'speelt' – om het met een andere metafoor op basis van hetzelfde werkwoord te zeggen – nog maar 'op de achtergrond', niet voluit op het 'hoofdtoneel', maar het is toch ook weer niet zo afwezig dat het niet voortdurend 'de kop opsteekt'.
Waar zouden we zijn zonder figuurlijk taalgebruik?
Pas nu, tot hier gekomen, zie ik dat 'vaag' in het Bervoets-citaat eigenlijk overbodig is.
P.S.
Een dag later. Ik herlees IJstijd (inkt op papier, De Bezige Bij 2014) van Maartje Wortel: 'Het moet een zin zijn die vaak door zijn hoofd spookt.' (p. 31) Iets als de zin van Bervoets, maar toch anders; en 'vaak' is hier misschien wel overbodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten