maandag, januari 13, 2020

Dier en metafoor

Het is vaste prik: als ik iets lees over metaforen, raak ik verstrikt in ver- of betogen waar ik me zo snel mogelijk weer uit wil losmaken omdat ik er kop noch kont aan kan ontdekken, "of zoo" (dat laatste is een disclaimer die Gerrit Achterberg uit angst voor de censuur veel gebruikte in brieven die hij vanuit het gevang of gesticht schreef aan mensen in de gewone wereld – "Wat niet goed is, is niet geschreven" is een andere).

Vandaag, bijvoorbeeld, las ik dit, in een hoofdstuk over de 'comparision theory' met betrekking tot metaforen:
'Feature transfer' means that the B-term [ook wel: vehicle] adds a feature to the A-term [ook wel: tenor] that was not pre-existent in the A-term set. In 'the boy is a rat', the features 'nasty' and 'sneaky' are taken from the B-term and added to the A-term set, so that the A-term ('boy') is also qualified by the features 'nasty' and 'sneaky'.
Dit staat op p. 14 van het proefschrift Metaphor and the Brain: Behavioral and Psychophysiological Research into Literary Metaphor Processing van J.F Hoorn (1997). Ik vraag me af hoe die rat ooit aan zijn kenmerken is gekomen, als ze dat al zijn.

Toen mijn neef nog een neefje was, had hij een heel lief en mooi en slim huisdiertje, dat een rat bleek te zijn. Een groot soort muis. En tot mijn genoegen zie ik in de papieren kantoor-Van Dale (1984) staan dat zo'n beest inderdaad een 'knaagdier' is, 'van de familie van de muizen'. Wat nou: snood en geniepig???

Daar komt bij dat ik voor 'nasty' en 'sneaky' in de Cambridge Dictionary alleen maar betekenissen vind die betrekking lijken te hebben op mensen c.q. typisch menselijke eigenschappen; daar is niks  specifiek rattigs aan te ontdekken. Hoe kan zo'n beest dan in een metafoor semantisch-overdrachtelijk functioneel zijn?

En ik heb ook nooit begrepen wat er dom is aan een koe (of, zoals mijn moeder altijd zei: het achtereind van een varken), wat er slim is aan een uil, gehaaid aan een neet, moedig aan een leeuw, sluw aan een vos.

Met andere woorden: de hierboven aangehaalde uitleg van de zogeheten betekenisoverdracht lijkt me niet een beetje, maar heel erg simplistisch en onvolledig, en daarom niet goed.

'De Bree zijn denken was hoekig en norsch.' Duid daar de betekenis(kenmerken)overdracht liever maar eens in aan.


De volgende dag:

Dat slakken traag zijn, lijkt me duidelijk, zelfs dat mieren ijverig zijn, of althans lijken, want ook daar komt wel wat duiding, zo niet: framing, bij kijken; een onbevooroordeeld amateur-waarnemer zou hun bewegingen ook als chaotisch kunnen zien.

Die ijverige mieren kwam ik vanochtend tegen in Schilf (2007) van Juli Zeh. Daarin begeeft zich commissaris Schilf bij zijn onderzoek op een gegeven moment in een varenrijk bos, en:
Ein spiralförmiger Ton schraubt sich in seine Gehörgänge. Da kommen die Mücken [...].
Hoe beeldrijk deze beschrijving, hoe gewaagd of vreemd om een geluid voor te stellen als iets materieels, en dat dan ook nog handelend optreedt (hoewel ik nog nooit goed in mijn eigen gehoorgangen gekeken heb, denk ik toch dat die best een beetje gedraaid zijn; goed gevonden, dus, dat schroeven.

Schilf wordt belaagd door de beestjes, en dan komt een vlinderaar hem tegemoet, die belerend een vinger opsteekt:
"Das sind die Ratten unter den Hexapoden. – Sechsfüßler", ergänzt er, weil Schilf nichts sagt.
Zijn die muggen in dat bos ook 'snood' en 'geniepig', of mogen de ratten hier een andere kwaliteit overdragen op de muggen, iets als 'uitschot' of 'irritant en moeilijk te bestrijden ongedierte'?

Geen opmerkingen: