zaterdag, december 12, 2020

Motto's overbruggen eeuwen

Zo leerzaam, een oude cursus met een verfriste, of in ieder geval veranderde, inhoud. Zeker waar het een overzicht betreft van de Moderne Nederlandse (lees: Nederlandstalige) Letterkunde.

Al een tijd prijkt op onze literatuurlijst het eerste hoofdstuk van Zelfportret als legkaart van Hella Haasse (1955). Een indrukwekkend hoofdstuk, vind ik, met een piepkleine Natureingang die mythische proporties althans mogelijkheden heeft; een stel buitelende kinderen die aanleiding zijn voor een overpeinzing van het eigen zijn van de vertelster; en een echtgenoot die zodra hij genoemd is alweer (en waarschijnlijk voorgoed) uit beeld verdwijnt.

Omdat we in de betreffende cursus alleen het eerste hoofdstuk lezen (en hopen dat dat wel uitnodigt tot verder lezen), was ik tot nu toe voorbijgegaan aan het motto, dat weliswaar voor het eerste hoofdstuk staat (en in de DBNL-versie ook erboven), maar betrekking heeft op het gehele boek, mede gelet op de prachtige titel. Het motto is ontleend aan sir Thomas Browne (1605-1682):

The world that I regard is myself; it is the microcosm of my own frame

that I cast mine eye on; for the other, I use it but like my globe, and turn

it round sometimes for my recreation.

Samen zeggen deze twee tekst-elementen veel over de problematiek van zelf, wereld en identiteit die in dit boek wordt behandeld. Meer ga ik er niet over zeggen; je moet studenten niet het gras voor de voeten wegmaaien, immers.

Dit jaar staat voor het eerst ook Hugo Claus' De geruchten (1996) op de literatuurlijst van deze eerste-jaarscursus Letterkunde Nederlands II: Moderne Tijd. Lang is het geleden dat ik dat voor het eerst las. En ook bij deze roman bleef ik bij het herlezen nu wèl braaf even hangen bij het motto; dit is ontleend aan andere oude Engelsman, John Donne (1572-1631):
'Tis all in pieces, all coherence gone;
All just supply and all relation.
Op een dag als vandaag vind ik het mooi om te zien dat al die eeuwen die er tussen Moderne Nederlandse en Vroegmoderne Engelse teksten liggen overbrugd worden door motto's.

Een dag later constateer ik dat ik veel langzamer door De geruchten geraak dan met het oog op het naderende college handig is, terwijl ik me wederom verbaas over de opbouw van deze roman en over de ongelooflijke en naar ik vrees tijdloze wreedheden waarover daarin wordt verteld tussen al het volkomen of gespeeld onnozele geroddel door. Nochtans blader ik ter afwisseling en ontspanning nieuwsgierig door een nieuw boek, Suppose a Sentence van Brian Dillon, dat ik oningezien heb aangeschaft omdat iemand, laat ik haar Sophie Kok noemen, me erover tipte naar aanleiding van mijn opmerkingen over First You Write a Sentence. Wat schetst mijn verbazing die de kop opsteekt als ik in de inhoudsopgave van dat door Fitzcarraldo Editions prachtig uitgegeven boek achtereenvolgens een essay van vijf en een halve bladzijde lang zie aangekondigd over een zin van John Donne en een ander dat drie bladzijden vult over een zin van Sir Thomas Browne, twee lieden wier naam ik de afgelopen decennia nog nooit binnen een en dezelfde context had gelezen.

Geen opmerkingen: