Afgaande op het gebruik van depreciërende of zodanig bedoelde concepten als 'het clubje antiracismeactivisten', 'de culturele wereld', 'de huidige generatie activisten', 'de kernstukken van de intersectionele Catechismus' en 'de postmoderne, welhaast religieuze overtuiging', behoort de zich als 'neerlandicus en journalist' afficherende columnist Elma Drayer zelf tot wat zij, met het schuim van haar verontwaardiging op de lippen, 'de structuurdenkers' noemt.
Woorden als 'weer' en 'opnieuw', en vooral het (ik durf het bijna niet te zeggen) vrijwel systematisch gebruik van op niets gebaseerde, quasi-kwantitatieve generalisaties 'Veruit de meeste', en niet te vergeten de op nog minder feitelijkheden gebaseerde veronderstellingen met betrekking tot wat anderen van mening zouden kunnen zijn ('Het zal op de geadresseerden geen indruk maken', bijvoorbeeld) maken duidelijk dat La Drayer tot op het bot versysteemd is, met daarbij de kanttekening dat het een bijzonder idiosyncratisch systeem is met Drayer als bleekwit middelpunt, een melkweg zonder andere sterren.
Dat alleen zou reden zijn haar een bijscholingscursus aan te bevelen, maar daar komt nog bij dat veel van de door haar geproduceerde zinnen getuigen van een zo grote logische brokkeligheid ('Want heel begrijpelijk hoor [...]. Maar [...]') dat ik me af ga vragen wanneer dat dan wel was, dat ze haar diploma behaalde. Zo schrijft ze tussen haakjes: 'Tip: scan een tekst op termen als "structureel", "systeem" en "institutioneel", tien tegen één dat je iemand treft die het gedachtengoed is toegedaan.'
Dat 'tien tegen één' getuigt van de systematiek van het noodlot, de loterij of de roulettetafel, niet van zelfs maar het begin van een vorm van gedegen onderzoek (ja ja, het is maar een column, maar dat genre heeft ook z'n grenzen van betamelijkheid en grondeloosheid). Iets dergelijks geldt voor 'scannen', wat volgens de dikke Van Dale van alles kan betekenen maar door Drayer overdrachtelijk wordt gebruikt in de zin van 'snel nakijken, diagonaal lezen'. Het woordenboek, waarin de woorden structureel', 'systeem' en 'institutioneel' ook voorkomen – dit wellicht tot Drayers eenvoudig te wekken verbazing – geeft er ironisch genoeg als voorbeeldzin bij: 'de krant scannen', iets wat ik onder invloed van het aftandse proza dat door Drayer wordt geproduceerd, geneigd ben in toenemende mate te doen, ware het niet dat er in dezelfde krant het overheerlijk antidotum is van de uitmuntende columns van Sheila Sitalsing.
Maar wat ik wilde zeggen? Dit: als je een tekst zo scant, kom je niemand tegen, ongeacht wat Drayer ervan denkt. Bijscholing zou haar om nog een reden goed doen: de 'huidige generatie' neerlandici en de neerlandici die thans in opleiding zijn, hebben heel wat meer kaas gegeten van distant reading dan Drayer pretendeert in huis te hebben. Dat blijkt onder meer uit onderzoek dat Saskia Pieterse met anderen heeft gedaan naar diversiteit van personages in Nederlandse romans. Maar: ik weet eigenlijk niet of ik haar wel als voorbeeld mag noemen. Zij is mijn collega, dus is kan bevooroordeeld zijn. Daarbij behoor ik tot een andere generatie dan zij (beleefdheid verhindert me hier met leeftijden voor de dag te komen), en ik weet zeker dat ik tot een andere generatie behoor dan de studenten die nu aan de UU en elders Nederlands studeren en rijkelijk voorzien worden van elementaire en nadere kennis op het gebied van de digitale humaniora.
Overigens is het mij niet duidelijk waarom mijn collega in dezelfde krant waarin Drayer haar eigen single maar blijft pluggen, eerst werd aangeduid als wat ze qua professie daadwerkelijk is en in welke hoedanigheid ze ook schreef: universitair docent moderne Nederlandse letterkunde, maar door Drayer neer of weg wordt gezet als 'Utrechtse letterkundedocent'. De specifieke aanduiding van het vakgebied van mijn collega is van belang in het licht van het onderwerp dat zij in haar heldere artikel bespreekt: ze refereert aan de geschiedenis van moderne Nederlandse letterkunde (die, zoals Drayer zich misschien nog herinnert, diep in de negentiende eeuw begint) om de visie te schetsen die zij heeft op een hedendaags en deels letterkundig onderwerp, dat ik hier maar even kort door de bocht noem: de zaak Gorman-Rijneveld. Daarbij teken ik aan dat de letterkundige van vandaag eigenlijk al lang een taal- en cultuurkundige is: wie nu Nederlands studeert, volgt de opleiding Nederlandse taal en cultuur.
Tot slot: hoe dol is het om een wetenschapper te verwijten de regelmatigheden te onderzoeken die schuilgaan onder de oppervlakte van het alledaagse, de patronen na te trekken en bloot te leggen die in de wereld verborgen kunnen zijn, met andere woorden: de werkelijkheid te duiden. De neerlandicus, voor alle duidelijkheid, richt zich vooral op het Nederlands, met name op het communicatieve en culturele aspect van dat stuk werkelijkheid. En geloof het of niet: daar zitten allerlei patronen in.
Hoe dom is het de wetenschapper te verwijten te werken met systematiek, met methoden, in disciplinaire kaders (let op het meervoud). Dat je dit anno 2021 nog moet uitleggen. Dan hebben we nog wel meer dan een heuveltje te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten