vrijdag, juli 13, 2007

Spelevaren

... is niet alleen de titel van de verzamelbundel met essays van Harry G.M. Prick, ook die van een gedicht van C. Honigh, opgenomen in diens eerste bundel, Mijne lente; liederen (Amsterdam, Jan D. Brouwer, 1873). Omdat het een zo oud boekje is, zal ik het gedicht hier even overschrijven:

Mijn bootje schommelde op de baren,
Zacht voortgestuwd door d'avondwind,
Die suisde door de zijden haren
Van 't naast mij neergezeten kind.
Het nauwlijks merkbaar golfgewiegel
Weerkaatste heel het sterrenheir;
Zóó in der oogen held'ren spiegel
Las ik haar liefde, rein en teer.

Door 't geurig koeltje ver gedragen
Zweefde over 't water lied en lach;
Maar geen, die 't geestig, guitig plagen,
Geen, die ons minnekozen zag.
Haar handjes rustten in de mijnen,
Mijn lippen dikwijls op haar mond,
Wiens kussen alles mij verdwijnen
En 't dag deed zijn in d' avonstond.

o Weelde! in de armen onzer lieven,
Bij sterrenglans of zonnegloed,
Zoo zorg'loos, zalig steeds te klieven
Des levens wonderbaren vloed.
Gezegend, die 't mij deed ervaren,
Gezegend, allerliefste gij -
Snel vlieden ook des levens baren,
Ik klaag niet, zoo gij reist met mij.

Allemaal onzin, natuurlijk. Niks avondwind; 4 PK, tweetakt in de middag. Weinig minnekozen; onze 16,75 jarige zoon zat nuchter aan 't roer aan de cola, wij aan een biertje. Maar welaan, Dieuwke, die slotregel, daar sluit ik me wel van harte bij aan.

So far for literature. Je raadt het al: we hebben vandaag weer eens flink wat Utrechtse baren gekliefd met onze Groniger platbodem (in mijn geest, maar nog niet de facto of realiter gedoopt: Trabeau). Het ging zo voortvarend, dat we de Vaartsche Rijn zijn afgezakt totaan het Merwedekanaal dat we vervolgens doorgleden om uiteindelijk na de Muntbrug rechtsaf door de Leidse Vaart (of hoe heet die sloot) te kruisen totaan...


Molenpark, Utrecht, 13 juli 2007, 15.47 u.

... maar ja, onaangekondigd; Geurt en Ellis waren zo te zien niet thuis. Welgemoed omgekeerd, bovenstaand kiekje gemaakt, en afgemeerd bij de Munt, want Berend wist daar bezienswaardige munten in het plaveisel. En hoppa, de hele reis weer terug. Mooi als dat stadje toch is vanaf het water. En wat een tandwaterende andere bootjes, nee: scheepjes er ook nog varen in de Stichtse wateren, of liggen... Een Nooitgedacht, een IJsvogel... Nu ja, gezellig een eenvoudig tankje mengsmering leeggestookt en na wat bijtanken tegenover het Stadsarchief verdergekacheld (iets beschaafder dan die Spykercoureur) onder de de Bilste Grift overhuivende platanen naar de thuishaven. Alles ganz Biedermeier.

Geen opmerkingen: