zondag, oktober 07, 2012

Litkritkrit

Op de site van VPRO-Boeken las ik een - instemming opwekkende - kritische kanttekening bij het oprukkende gedoe met sterren en bollen of wat voor grafische middelen dan ook in literatuurkritiek. Het stuk heeft de mooie titel 'Vallende sterren' en handelt schijnbaar over deze literatuurkritische exponent van de alles egaliserende, versimpelende en debieliserende beeld'cultuur', alom penetrant onder aanvoering wellicht van dat superdomme duimpje van Smoelboek.

Anton de Goede schrijft: '[Arjan] Peters vindt het boek van Oek [de Jong] langdradig en vol met herhalingen. Mag Peters vinden. Maar wat zegt het werkelijk over de kwaliteit van Pier en oceaan?'

Arjan had (of de krant had namens hem) de recensie van De Jongs tweedekker gemarkeerd met een magere 'waardering' van twee sterren. Het maximum is vijf, het minimum is kennelijk één ster want nooit nog zag ik een afbraakrecensie getooid met nul sterren. En ik denk, als je me het sub rosa onder vier ogen entre nous zou vragen, dat Peters in zijn kopij elk deel van de roman één sterretje heeft gegeven, maar dat ze dat op de zetterij van de Volkskrant niet begrepen hebben.

Opmerkelijk vind ik De Goede's - hopelijk niet zo bedoelde - quasi superieure formulering 'Mag Peters vinden.' Alsof De Goede - wellicht op grond van zijn omineuze naam - oordelen mag en kan over wat er zoal in den lande wordt geoordeeld in de literatuurkritiek.

Maar vooral valt me op dat De Goede doet alsof Peters als opsteller van de recensie een quantité négligeable is, doordat hij zowel Peters' oordeel in woorden als diens oordeel in dyscalculiebestendige kleutertekentjes volledig negeert en alsnog vraagt naar de werkelijke kwaliteit van De Jongs roman. Alsof de kwaliteit van een roman er met een pincetje uit te pulken is: 'Kijk, hier, dit boek is dus niet eens half goed.' Alsof er een absolute, intersubjectieve maatstaf is waarmee dat vrij geprepareerde kwaliteitsvezeltje gemeten kan worden: 'Kijk, het komt maar nèt tot de twee.' Alsof er geen kranten (meervoud) zijn met critici (meervoud) die elk voor zich visie op een roman geven, en niet de visie, elk in een artikel waarin hij/zij dat boek beschrijft en met argumenten en smaak beoordeelt. Alsof, tot slot, Peters of welke recensent dan ook, van de ratten besnuffeld is. Wie meer dan een enkele recensie van Peters of van welke recensent dan ook las, weet toch ongeveer wel wat zijn/haar voorkeuren zijn en wat niet. Waarom zou je anders die krant nog blijven lezen? (antwoord zonder logica: omdat er toch ook nog andere kranten, weekbladen, maandschriften en nog meer websites vol literatuurkritiek zijn die je ernaast leest, en radioprogramma's die je ernaast of er dwars doorheen hoort en waar je mee kunt instemmen of niet).

Dat stuk van De Goede is geen echte beschouwing van de literatuurkritiek, het is maar een warmmakertje voor een uitzending van VPRO Boeken met Oek de Jong als gast, maar toch vind ik het hooguit één sterretje waard, eens te meer omdat het de suggestie wekt dat in een gesprek met De Jong wèl de kwaliteit van zijn roman aan het licht zou komen.

Geen opmerkingen: